thema 11 zintuigen Flashcards

1
Q

1 adequate prikkel

A

prikkel waarvoor een zintuigcel speciaal gevoelig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

1 drempelwaarde

A

de zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

1 gewenning

A

wanneer een zintuigcel langere tijd dezelfde prikkels ontvangt, worden er minder impulsen afgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

1 motivatie

A

met aandacht waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 drukzintuig

A

ligt in de huid; zintuigcellen reageren op druk op de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 evenwichtszintuig

A

evenwichtsorgaan ligt in het oor; reageert op zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 gehoorzintuig

A

ligt in de oren; zintuigcellen reageren op geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 gezichtszintuig

A

ligt in de ogen; zintuigcellen reageren op licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 koudezintuig

A

zintuigcellen liggen in de huid; reageren op temperaturen lager dan 37 °C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2 pijnpunt

A

vrij uiteinde van gevoelszenuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 reukzintuig

A

zintuigcellen in de neus; reageren op geur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 smaakzintuig

A

smaakknopjes op de tong; reageren op zoet, zout, zuur, bitter en umami

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 tastzintuig

A

tastknopjes liggen in de huid; reageren op lichte aanraking van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 warmtezintuig

A

zintuigcellen liggen in de huid; reageren op temperaturen hoger dan 35 °C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 blinde vlek

A

hier verlaat de oogzenuw het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 gele vlek

A

met dit deel van het netvlies zie je het scherpst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

3 glasachtig lichaam

A

helpt het netvlies op zijn plaats te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

3 harde oogvlies

A

buitenste, beschermende laag van het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

3 hoornvlies

A

doorzichtig deel van het harde oogvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

3 iris

A

(regenboogvlies) gekleurde deel van het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

3 lens

A

buigt, samen met het hoornvlies, de lichtstralen af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

3 netvlies

A

hierin liggen de zintuigcellen

23
Q

3 oogspieren

A

hiermee beweeg je de ogen

24
Q

3 oogzenuw

A

geleidt impulsen van de zintuigcellen in het netvlies naar de hersenen

25
3 pupil
opening in de iris
26
3 traanbuis
voert traanvocht af naar de neusholte
27
3 traanklier
maakt traanvocht
28
3 vaatvlies
bevat veel vloedvaten voor de aanvoer van voedingsstoffen en zuurstof
29
3 wenkbrauwen
beschermen het oog tegen zweetdruppels en ander vocht
30
3 wimpers
beschermen het oog tegen vuil en fel licht
31
4 accommoderen
het aanpassen van de sterkte van de ooglens
32
4 kringspieren
lopen rondom de pupil; deze spieren maken de pupil kleiner
33
4 lengtespieren
lopen van de pupil naar de buitenrand van de iris; deze spieren maken de pupil groter
34
4 pupilreflex
het automatisch samentrekken van spieren in de iris bij fel licht
35
5 kegeltjes
zintuigcellen voor de waarneming van kleur; geven uitsluitend impulsen af als er veel licht is
36
5 staafjes
zintuigcellen voor de waarneming van zwart-wit; geven ook impulsen af als er weinig licht is
37
6 aambeeld
geeft geluidstrillingen door van de hamer naar de stijdbeugel
38
6 buis van Eustachius
verbindt de keelholte met de ruimte achter het trommelvlies
39
6 evenwichtsorgaan
geeft informatie door over de stand van je hoofd
40
6 gehoorbeentjes
geven geluidstrillingen door naar het venster
41
6 gehoorgang
verbinding tussen de oorschelp en het trommelvlies
42
6 gehoorzenuw
geleidt impulsen naar de hersenen
43
6 hamer
ontvangt de geluidstrillingen van het trommelvlies
44
6 oorschelp
uitwendig deel van het oor; vangt geluidstrillingen op
45
6 slakkenhuis
bevat de zintuigcellen van het gehoorzintuig
46
6 stijgbeugel
geeft geluidstrillingen op en geeft ze door aan de gehoorbeentjes
47
6 trommelholte
(middenoor) hierin liggen de gehoorbeentjes
48
6 trommelvlies
vangt geluidstrillingen op en geeft ze door aan de gehoorbeentjes
49
6 venster
vlies in het slakkenhuis
50
7 bijziend
als je alleen dichtbij scherp kunt zien
51
7 cilinder
aanpassing in een brillengals; zorgt ervoor dat lichtstralen in de ene richting sterker afbuigen dan in de andere richting
52
7 ouderdomsverziendheid
accommoderen gaat moeilijker, waardoor de ooglens niet bol genoeg wordt
53
7 verziend
als je alleen veraf scherp kunt zien