Thema 8 Flashcards

Hoofdstuk 11 en 12

1
Q

prosociaal gedrag

A

elke handeling die is gericht op het welzijn of het welbevinden van een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

altruïsme

A

het verrichten van een handeling ten gunste van een ander zonder daar zelf enig belang of voordeel bij te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verwantschapsselectie

A

het idee dat altruïstisch gedrag gericht op genetische verwanten door natuurlijke selectie wordt begunstigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wederkerigheidsnorm

A

de verwachting dat het helpen van anderen de kans vergroot dat zijn ons in de toekomst zullen helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

empathie-altruïsmehypothese

A

het idee dat wanneer we empathie voelen voor iemand, we die persoon puur om altruïstische redenen proberen te helpen, ongeacht of dat ons iets oplevert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

altruïstische persoonlijkheid

A

de eigenschappen die ervoor zorgen dat een individu anderen helpt in een groot aantal verschillende situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

urban overload-hypothese

A

de theorie dat mensen die in steen wonen voortduren overspoeld worden door prikkels en dat ze zich in zichzelf terugtrekken om te voorkomen dat ze erdoor overweldigd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

omstandereffect

A

hoe groter het aantal omstanders dat getuige is van een noodgeval, hoe kleiner de kans dat een van hen het slachtoffer te hulp komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pluralistische onwetendheid

A

mensen denken dat anderen een situatie op een bepaalde manier interpreteren, terwijl ze dit helemaal niet doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

spreiding van verantwoordelijkheid

A

het verschijnsel waarbij het verantwoordelijkheidsgevoel van elke omstander afneemt naarmate het aantal getuigen toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

instrumentele agressie

A

agressie als middel om een ander doel te bereiken dan iemand pijn doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

frustratie-agressietheorie

A

het idee dat frustratie (de perceptie dat je wordt gedwarsboomd bij het bereiken van een doel) de kans op een agressieve respons verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

weapons-effect

A

de toename van agressie louter en alleen door de aanwezigheid van een vuurwapen of ander wapen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

catharsis

A

het idee dat stoom afblazen (door een agressieve daad te verrichten, anderen agressie te zien uiten of te fantaseren over agressie) opgebouwde agressieve energie ontlaadt en daardoor de kans op meer agressief gedrag verkleint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly