Thema 7 Flashcards
Hoofdstuk 13
de impliciete associatietest (IAT)
een test die onbewuste (impliciete) vooroordelen meet aan de hand van de snelheid waarmee mesen een gezicht kunnen koppelen aan een positief of negatief woord
institutionele discriminatie
praktijken waarbij minderheden legaal dan wel illegaal worden gediscrimineerd op de grond van etniciteit, sekse, cultuur, leeftijd, seksuele orientatie of andere kenmerken
normatief conformisme
de neiging om je aan te sluiten bij de mening van de groep om aan de verwachtingen van die groep te voldoen en geaccepteerd te worden
etnocentrisme
de overtuiging dat de eigen etnische groep, het eigen land of de eigen religie superieur is aan alle anderen
realistische conflicttheorie
het idee dat beperkte middelen leiden tot conflicten tussen groepen en uitmonden in sterkere vooroordelen en meer discriminatie
contacthypothese
veronderstelling dat vooroordelen afnemen als er sprake is van gelijkwaardig contact tussen groepen, waarbij beide groepen gemeenschappelijke belangen en hetzelfde doel hebben