Thema 3 Flashcards

hoofdstuk 5 en 6

1
Q

onafhankelijk zelfbeeld

A

Manier om zichzelf te definieren in termen van de eigen interne gedachten, gevoelens en handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderling afhankelijk zelfbeeld

A

Manier om zichzelf te definieren in termen van de relaties met anderen mensen; erkennen dat het eigen gedrag dikwijls bepaald wordt door de gedachten, gevoelens en handelingen van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

introspectie

A

proces waarbij mensen naar binnen kijken en hun eigen gedachten, gevoelens en motieven onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelfbewustzijntheorie

A

Idee dat wanneer mensen hun aandacht op zichzelf richten, ze hun gedrag evalueren en het vergelijken met hun innerlijke normen en waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

causale theorieen

A

theorieen over de oorzaken van eigen gevoelens en gedragingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelfperceptie theorie

A

Theorie die stelt dat wanneer onze attitudes en gevoelens onzeker of ambigu zijn, we onze conclusies daarover baseren op observaties van ons gedrag en de situatie waarin dat gedrag voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

overrechtvaardigingseffect

A

De neiging van mensen om de oorzaken van hun gedrag te zoeken in dwingende extrinsieke motivaties, waardoor ze de invloed van intrinsieke redenen onderschatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tweefactorentheorie van emotie

A

Het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zelfperceptieproces dat uit twee stappen bestaat en waarin mensen eerst fysiologische opwinding ervaren en daar vervolgens een geschikte verklaring voor zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Misattributie van opwinding

A

Proces waarbij mensen verkeerde conclusies trekken over de oorzaak van hun gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sociale afstemming

A

het proces waarin mensen attitudes van elkaar overnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ego-depletie

A

de staat waarbij de energiebron die nodig is voor zelfcontrole is uitgeput, waardoor het uitoefenen van zelfcontrole niet tot nauwelijks mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

impressiemanagement

A

poging van mensen om anderen over te halen om hen te zien zoals ze gezien willen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

narcisme

A

De combinatie van excessieve zelfgerichtheid en een gebrek aan empathie met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cognitieve dissonantie

A

drijfveer of onaangenaam gevoel van spanning dat wordt veroorzaakt door twee of meer onverenigbare cognities. Volgens latere definities wordt cognitieve dissonantie veroorzaakt door het feit dat men een handeling verricht, die in tegenspraak is met de gebruikelijke positieve opvatting van zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

impact bias

A

de neiging om de intensiteit en duur van onze reacties op toekomstige negatieve gebeurtenissen te overschatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

postdecision dissonance

A

dissonantie die optreedt nadat men een beslissing heeft genomen die over het algemeen wordt gereduceerd door de aantrekkelijkheid van het gekozen alternatief te vergroten en die van de verworpen alternatieven te verkleinen

17
Q

lowballing

A

gewetenloze strategie waarbij een verkoper een klant verleidt iets te kopen door een zeer lage prijs te bieden, vervolgens beweert dat het een vergissing was en dan de prijs verhoogt. Vaak stemt de klant alsnog in met de koop tegen die hogere prijs

18
Q

counter-attitudinal advocacy

A

redenering om de dissonantie op te heffen die ontstaat als je een mening verkondigt die in tegenspraak is met je eigen opvattingen of attitudes

19
Q

zelfoverreding

A

langdurige vorm van attitudeverandering die het gevolg is van zelfrechtvaardiging

20
Q

hypocrisie-inductie

A

Mensen bewust maken van de dissonantie tussen wat ze zeggen en wat ze doen, met als doel mensen aan te zetten tot verantwoordelijk gedrag

21
Q

Zelfverificatietheorie

A

idee dat mensen behoefte hebben om bevestiging te zoeken voor hun zelfconcepten, of die nu positief zijn of negatief. in sommige situaties kan die behoefte in conflict komen met het verlangen om een positief beeld van zichzelf in stand te houden

22
Q
A