Thema 7 - Flashcards

1
Q

Wat is beleid?

A

Het aangeven van de richting en de middelen waarmee men gestelde organisatiedoelen wil gaan realiseren binnen de gestelde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een missie?

A

Datgene wat de organisatie naar buiten wil uitdragen, waarvoor de mensen uit de organisatie staan, wat hun identiteit en waarden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een visie?

A

Een algemene voorstelling van de toekomst van een organisatie, waarvoor de mensen uit de organisatie gaan, wat hun toekomstdroom is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De visie van een kinderopvang bestaat uit drie delen en de vier pedagogische basisdoelen uit de wet kinderopvang. Welke drie delen zijn dit?

A
  1. Mensbeeld
  2. Kindbeeld
  3. Wat je van medewerkers mag verwachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kernwaarden?

A

De waarden die binnen de organisatie het belangrijkst gevonden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een pedagogisch werkplan?

A

Hoe zaken op de locatie ingevuld worden met betrekking tot een centraal pedagogisch beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een top-down en een bottom-up beleid?

A

Top-down: het pedagogisch beleid is geformuleerd door beleidsmedewerkers op het hoofdkantoor, de grote lijn
Bottom-up: de invulling van het pedagogisch werkplan per locatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een strategisch plan/beleid?

A

Hoe de in de visie gestelde inzichten bereikt gaan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is duurzaam ondernemen?

A

Bewust omgaan met energie, water en grondstoffen, natuurlijke en gifvrije producten inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)?

A

Bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging maken tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is duurzaamheid?

A

Ontwikkelingen die aansluiten op de behoeften van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met welke vier wetten heeft de kinderopvang en de jeugdzorg te maken?

A
  1. Wet kinderopvang
  2. Wet OKE (ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie)
  3. Jeugdwet
  4. Wet passend onderwijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar staat de wet kinderopvang voor?

A

De financiering en een aantal wettelijke kwaliteitseisen die door de GGD worden gecontroleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat de wet OKE voor?

A

Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie: de voor- en vroegschoolse educatie in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en voorscholen en wordt ook door de GGD gecontroleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar staat de jeugdwet voor?

A

Alle preventie, ondersteuning, hulp en zorg voor kinderen, jongeren en hun ouders en verzorgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar staat de wet passend onderwijs voor?

A

Scholen hebben een zorgplicht; dit is afgesproken om ervoor te zorgen dat alle kinderen ondersteuning krijgen die ze nodig hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke vier beleidsvragen kennen wij?

A
  1. Agenda vorming
  2. Voorbereiding
  3. Vaststelling
  4. Uitvoering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Omschrijf de beleidsfase agendavorming

A

Een aantal onderwerpen waarvoor nieuw beleid gemaakt moet worden of bestaand beleid aangepast moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Omschrijf de beleidsfase voorbereiding

A

Op basis van wetgeving of de reden voor nieuw beleid, ga je informatie verzamelen (brainstormbijeenkomst) en schrijf je een conceptbeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Omschrijf de beleidsfase vaststelling

A

Wanneer, wie, wat moet gaan doen. Een duidelijk smart uitgewerkt plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Omschrijf de beleidsfase uitvoering

A

De eerste stappen om nieuw beleid uit te voeren, uitleg taken en waarom

22
Q

Uit welke twee fasen bestaat de beleidsfase uitvoering?

A
  1. Handhaving

2. Evaluatie

23
Q

Wat is kwaliteit?

A

Het kunnen voldoen aan de uitgesproken en vanzelfsprekende verwachtingen van ouders, jongeren, kinderen, medewerkers en andere betrokkenen

24
Q

Wat is kwaliteitszorgsysteem?

A

Het onder controle hebben van alle informatie, en dit goed organiseren en bewaken

25
Q

Wat zijn werkprocessen?

A

Alle handelingen en activiteiten die tot iets leiden: resultaat, een product of een dienst

26
Q

Wat zijn procedures?

A

Alle regels, werkwijzen en voorschriften voor de werkprocessen, welke zijn te herleiden tot wetten, richtlijnen en protocollen

27
Q

De GGD houdt toezicht op de kwaliteit van kinderopvangorganisaties. Wat controleert de GGD-inspecteur?

A
  • De pedagogische praktijk
  • Beroepskracht-kindratio
  • Groepsgrootte
  • Beroepskwalificaties
  • Verklaringen omtrent het gedrag (VOG’s)
28
Q

De zeven indicatoren waar door de GGD opgelet wordt zijn:

A
  • Naleving beroepskracht-kindratio en groepsgrootte
  • Pedagogisch beleid en praktijk
  • Veiligheid en gezondheid in de praktijk
  • Klachten en/of signalen en hun afhandeling
  • Personeelsverloop en personeel: VOG‘s en diploma’s controle
  • Interne kwaliteitsbeleid
  • Handhaving en naleving
29
Q

Uit welke 4 stappen bestaat de kwaliteitcyclus/Deming-cirkel?

A
  1. Plan: plan maken
  2. Doel: plan uitvoeren
  3. Check: resultaat uitvoering bekijken overeenkomt met het plan
  4. Act Aanpassingen en verbeteringen doorvoeren als nodig
30
Q

Welke twee instellingen kunnen een kinderopvangorganisatie certificeren?

A

HKZ (harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de zorgsector)

INK

31
Q

Welke drie processen worden door de HKZ gecontroleerd?

A
  1. Primaire proces: aanmelding, plaatsing, uitvoering, dienstverlening en evaluatie
  2. Sturende processen die betrekking hebben op de organisatie, het management en het personeelsbeleid
  3. Ondersteunende processen, als inkoop, Beheer, administratie
32
Q

Wat is het kwaliteitshandboek?

A

Alle procesbeschrijvingen, protocollen, werkinstructies, functie-omschrijvingen, observatie systemen, richtlijnen en beleidsstukken. Iedereen moet op de hoogte zijn als er een procedure, protocol of richtlijn is aangepast.

33
Q

Welke twee vormen van tevredenheid onderzoek kun je?

A

Klanttevredenheidonderzoek: vaststellen wat klanten verwachten en hoe tevreden en loyaal zijn
Medewerkerstevredenheid

34
Q

Welke twee klachtenprocedures kun je onderscheiden en hebben elkaar toch nodig?

A

Intern en extern

35
Q

Welke zes stappen neem je bij een interne klachten procedure?

A
  1. Voortraject klacht
  2. Klachtenformulier
  3. Klachten
  4. Reactie op klacht
  5. Schriftelijke reactie op de klacht
  6. Contact met ouders
36
Q

Welke externe klachtenprocedures ken je?

A

Het klachtenloket kinderopvang
De geschillencommissie
De overkoepelende oudercommissie

37
Q

Welke zes interactie vaardigheden kent het NCKO-model dat de kwaliteit van een pedagogisch medewerker beoordeeld?

A
  1. Sensitieve responsietivitijd
  2. Respect voor autonomie
  3. Structureren en grenzen stellen
  4. Praten en uitleggen
  5. Ontwikkelingsstimulering
  6. Begeleiden van interacties
38
Q

Welke drie interactievaardigheden blijkt het minst ontwikkeld te zijn?

A

Praten en uitleggen
Ontwikkelingsstimulering
Begeleiden van interacties

39
Q

Welke soorten kwaliteit ken je?

A

Medewerkers (medewerkerstevredenheidsonderzoek)
Ouders (klanttevredenheidonderzoek en klachtenprocedure)
Oudercommissie (klachten procedure en oudercommissie)
HKZ-certificeerder
Wetenschappers
GGD-inspecteur

40
Q

Dan is er ook nog kwaliteit voor het kind. Hoe meten we dat?

A

Kenmerken van welbevinden: Open, nieuwsgierig, levenslustig, tevreden en ontspannen
Betrokkenheid: alert, hoge concentratie, geboeid, hoge exploratiedrang en zich openstellen

41
Q

Geef vijf regels voor de administratie van een kindercentrum/gastouderbureau (getoond tijdens GGD inspectie)

A
  1. Een overzicht van alle werkzame beroepskrachten/gastouders
  2. Kopieën van alle afgegeven verklaringen omtrent het gedrag
  3. Een overzicht van alle ingeschreven kinderen
  4. Kopie van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
  5. Afschriften van alle schriftelijke overeenkomsten met ouders
42
Q

Noem vijf lijsten die goed beheerd moeten worden

A

Presentielijst, voedingslijst, inkooplijst, voorraadlijst en schoonmaaklijst

43
Q

Wat is archiveren?

A

Op systematische wijze opbergen van administratie

44
Q

Vier manieren om een archief te ordenen

A
  1. Op onderwerp
  2. Chronologisch
  3. Alfabetisch
  4. Numeriek: elke map krijgt een nummer
45
Q

Noem vijf rubrieken in een archief

A
  1. Bestuur en organisatie
  2. Beleid
  3. Financieel
  4. Personeel
  5. Huisvesting en organisatie
46
Q

Geef drie redenen waarom je documenten bewaard

A
  1. Je bent wettelijk verplicht een aantal stukken te bewaren
  2. Je hebt een aantal stukken die juridisch van waarde kunnen zijn
  3. Je hebt een aantal zaken die informatiewaarde hebben
47
Q

Geef vijf voorbeelden van gegevens die verboden zijn om te verzamelen vallende onder persoonsgegevens

A

Godsdienst of levensovertuiging, ras of etniciteit, politieke gezindheid, gezondheid en seksueel leven

48
Q

Welke vier eisen aan de verwerking van persoonsgegevens ken je?

A
  1. Alleen met een goede reden en toestemming
  2. Niet meer dan echt nodig is voor het doel waarvoor zijn verzameld
  3. Verzamelen niet langer dan nodig
    Niet iedereen kan zomaar in alle gegevens kijken
49
Q

Welke vier inkomstenbronnen heeft de kinderopvang?

A
  • Ouderbijdragen
  • Subsidies van gemeenten voor projecten of programma’s, als combinatiefunctionarissen
  • Subsidies BKK (bureau kwaliteit kinderopvang): opleidingen, trainingen en projecten ter verbetering van de kwaliteit
  • Andere diensten, als opleidingen, workshops, feestjes, boodschappen service of oppas aan huis
50
Q

Welke zes uitgavenposten heeft de kinderopvang?

A
  • Personeelskosten
  • Huisvesting
  • Afschrijvingskosten
  • Organisatie kosten
  • Kosten van activiteiten
  • Opleiding en ondersteuning
51
Q

Wat is begroten?

A

Van tevoren op een rij zetten welke kosten je mogelijk zal gaan maken

52
Q

Geef vier functies van een begroting

A
  1. Bewaken van inkomsten en uitgaven
  2. Financiën vergelijken over verschillende jaren
  3. Inzage in de financiën voor een raad van toezicht of aanvragen krediet
  4. budgetten toekennen aan verschillende afdelingen