Thema 1 - Coordineren En Netwerken Flashcards

1
Q

Uit welke 4 stappen bestaat methodisch en planmatig werken?

A
  1. Beginsituatie vaststellen
  2. Doelen stellen
  3. Plan maken en uitvoeren
  4. Evalueren en begeleiding bijstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe stel je de beginsituatie vast (4)?

A
  1. Eerste indruk (en onderbuikgevoel): waarnemen
  2. Intakegesprek met ouders: vragen stellen voor compleet beeld
  3. Andere professionals raadplegen (met toestemming ouders)
  4. Gericht observeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar kun je gericht op observeren als je de beginsituatie wilt vaststellen (4)?

A
  1. Welbevinden
  2. Betrokkenheid
  3. Functioneren in de groep
  4. Ontwikkeling op verschillende gebieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je het beste doelen stellen binnen de methodische werkwijze?

A
  • respect voor zijn autonomie: samen (kind/ouders) doelen stellen
  • ontwikkelingsgebied vaststellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke ontwikkelingsgebieden kun je onderscheiden bij het stellen aan doelen bij een methodische werkwijze?

A
  • sociaal-emotioneel gebied
  • motorische vaardigheden
  • ontwikkelen van zelfstandigheid
  • zelfredzaamheid
  • creativiteit
  • taal of spel
  • specifieke ondersteuningsbehoefte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar moet je rekening mee houden bij het opstellen aan een plan?

A

doelen, acties of interventies formuleren en wat er nodig is om een doel te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar staat de STARTT-methode voor?

A

S.ituatie: hoe zag de situatie eruit?
T.aak: welke taak had je?
A.ctie: wat heb je gedaan?
R.esultaat: wat was het gevolg van jouw actie?
R.eflectie: was het resultaat van je actie het gewenste resultaat?
T.ransfer: zou je dit de volgende keer weer zo doen? Zo nee, wat en hoe anders en waarom?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belangrijk bij methodisch en planmatig werken?

A
  • dat iedere betrokkene weet wat zijn rol is

- hoe de procedures verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat SMART voor?

A
S.pecifiek
M.eetbaar
A.cceptabel
R.ealistisch
T.ijdsgebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je informatie verzamelen (3)?

A
  1. Luisteren
  2. Vragen stellen
  3. Rapporteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar staan de letter PDCA voor in het PDCA-model?

A

P.lan: kijk naar de huidige werkzaamheden en ontwerp een verbeterplan met doelstelling
D.o: voer de verbetering/activiteit uit
C.heck: kijk terug en evalueer
A.ct: stel bij aan de hand van de gevonden resultaten bij “check”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie heeft het PDCA-model bedacht?

A

Deming, het wordt ook wel de Deming-cirkel genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke belangrijke vraag moet je altijd stellen aan kinderen/ouders?

A

Wat verwachten (kind en) ouders en professionals van jou/jullie? En kunnen jullie aan deze verwachtingen voldoen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kun je doen als er twijfel is of er aan de verwachtingen (ouders en/of organisatie) getwijfeld wordt?

A

Proefperiode en een evaluatiemoment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de zorgplicht rollend uit de Wet op passend onderwijs?

A

Op het moment dat een kind wordt aangemeld ,wordt er naar het ondersteuningsprofiel van een school gekeken waarin staat welke extra begeleiding iedere school te bieden heeft. Als een school waar het kind is aangemeld dit niet kan bieden, dan is de school verplicht (zorgplicht) om in zijn samenverwerkingsverband uit te zoeken welke school dit wel kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer gaat een kind naar speciaal onderwijs?

A
  • de problematiek is te zwaar voor het reguliere onderwijs
  • uitgebreide tests of ze de ondersteuning van het speciaal onderwijs wel echt nodig hebben
  • indicatie aanvragen door ouders voor 1 cluster
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wordt de opvang opgevangen binnen speciaal onderwijs?

A

Er is een gespecialiseerde (buitenschoolse) opvang

  • thuissituatie te ontlasten
  • werken aan het verbeteren van sociale vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 4 clusters binnen het speciaal onderwijs?

A

1: visuele beperking
2: doof of slechthorend
3: lichamelijke beperking, ZML (zeer moeilijk lerende kinderen)
4: ZMOK (zeer moeilijk opvoedbare kinderen) en gedragsstoornissen als ADHD, PDD-NOS, ODD, CD, autisme, hechtingsproblematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voor wie is de Passende Kinderopvang?

A

Kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een ontwikkelingsgroep/observatiegroep?

A

Groep waarin kinderen worden begeleid waar nog niet helemaal duidelijk is wat de ondersteuningsbehoefte is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een logeeropvanghuis?

A

Een plek waar kinderen en jongeren opgevangen worden in het weekend en tijdens de vakantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is logeeropvang?

A

Kortdurend verblijf wanneer er sprake is van boven-gebruikelijke zorg, wat betekent dat ouders zwaarder belast worden in de zorg en opvoeding van hun kind dan dat zij worden bij de normale en gebruikelijke zorg, waarvan wordt verwacht dat ouders die aan hun kinderen bieden

23
Q

Wat is de rol van de gemeente bij een logeeropvanghuis?

A

Indicatie en vergoeding moet de gemeente toekennen en deze houdt rekening met het nut en de noodzaak hiervan

24
Q

Geef 3 voorbeelden aan toezicht bij het logeeropvanghuis

A
  1. Het bieden van fysieke zorg bij kinderen met een lichamelijke beperking
  2. Het verlenen van zorg op ongeregelde tijden en vaak voorkomend
  3. Het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen
25
Q

Aan welke doelen werk je binnen de logeeropvang?

A
  • het vergroten van sociale vaardigheden
  • zelfredzamer worden
  • ondersteunen in de ontwikkeling in het algemeen
26
Q

Wat is een zorgboerderij?

A

Mogelijkheid om vrije tijd door te brengen voor kinderen en jongeren die recht hebben op een indicatie daarvoor

27
Q

Wat zijn de 5 lagen in de Piramide van Maslow?

A
  1. Zelfrealisatie/zelfontplooiing
  2. Erkenning en waardering/behoefte aan persoonlijke prestaties, succes en gevoel van eigenwaarde
  3. Behoeften aan sociaal contact, liefde en erbij horen
  4. Behoefte aan veiligheid en zekerheid
  5. Lichamelijke behoeften:
28
Q

Welke gevoel hebben ouders nodig om hun kind achter te laten bij de opvang?

A

Ouders hebben het nodig om zich veilig te voelen en het gevoel dat ze hun kind met een gerust hart achter kunnen laten

29
Q

Welke 4 vragen zijn helpend om tot de formulering van een hulpvraag te kunnen komen?

A
  1. Wat is er anders als we straks een half jaar verder zijn (gewenste situatie)?
  2. Hoe ziet dat er precies uit?
  3. Wat is daarvoor nodig?
  4. Wie heeft de hulpvraag/het probleem helemaal niet?
30
Q

Waar staat SMART voor en welke vragen zijn gekoppeld aan de letters?

A
S.pecifiek: Wat?
M.eetbaar: Waaraan?
A.cceptabel: Waarom?
R.ealistisch: Welke?
T.ijdsgebonden: Wanneer?
31
Q

Hoe kun je elkaar leren kennen tijdens een intake voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie?

A
  • fijne sfeer tijdens het gesprek
  • regelmatig samenvatten
  • stel open vragen
  • informeer over de gang van zaken op je groep en binnen je organisatie
32
Q

Wat is een anamnese?

A

voorgeschiedenis

33
Q

Geef 6 voorbeelden van een observatievorm

A
  1. Interval observatie: observeren dmv turven
  2. Film observatie: observeren dmv video om in een (disciplinair) team te bespreken
  3. Foto observatie: foto’s vertellen het ontwikkelingsverhaal
  4. Beschrijvend observeren
  5. Gericht observeren met een observatielijst/-formulier
  6. Observatiediagnostiek: duidelijk krijgen wat er aan de hand is
34
Q

Welke observatievorm wordt toegepast in een jeugdzorginstelling?

A

Observatiediagnostiek

35
Q

Wat is het doel van de observatiediagnostiek?

A

Een duidelijk beeld te vormen van de ontwikkeling en het gedrag en eventueel gezinssysteem en inzicht in aard en oorzaken. Van de sociaal-emotionele gedragsproblematiek

36
Q

Wat is betrokkenheid?

A

Wanneer iemand zich intens op een activiteit concentreert en met echt belangstelling en een hoge mate van geboeidheid opgaat in die activiteit (activiteit heeft betekenis voor het kind)

37
Q

Welke ontwikkelingsgebieden kun je observeren als je beschrijvend observeert?

A
Spraak-taalontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Zelfredzaamheid 
Spelontwikkeling 
Motorische ontwikkeling 
Cognitieve ontwikkeling 
Ontluikende geletterdheid en -gecijferdheid
38
Q

Welke professionals of hulpverleners inschakelen bij het verzamelen aan gegevens?

A

Psycholoog, universitair psycholoog, gz-psycholoog, psychotherapeut of klinisch psycholoog, psychiater, orthopedagoog, revalidatiearts, gezinsvoogd, schoolarts, consultatiebureau-arts f cb-verpleegkundige, logopedist, fysiotherapeut, ambulant begeleider

39
Q

Wanneer ga je aan de slag met een individueel begeleidingsplan?

A

Als er andere professionals bij betrokken zijn

40
Q

Waaruit kan het multidisciplinair ZAT uit bestaan?

A

Schoolarts, consultatiebureauverpleegkundige, leidinggevende van de kinderopvang, intern begeleider of zorgcoördinator van school, medewerker van maatschappelijk werk, medewerker van Bureau Jeugdzorg, etc

41
Q

Wat zijn de 6 stappen in een begeleidingsplan?

A
  1. Beginsituatie
  2. Hulpvraag of probleemstelling
  3. Doel korte en lange termijn
  4. Aanpak en middelen (hoe)
  5. Plan uitvoeren
  6. terugkijken en plan bijstellen (begeleidingsplanbespreking)
42
Q

Waar let je op bij het uitvoeren van een begeleidingsplan?

A
  • bijhouden van alle afspraken
  • opschrijven hoe het gegaan is
  • conclusie trekken uit hoe het gegaan is
43
Q

Wat zijn valkuilen bij de uitvoering van een begeleidingsplan?

A
  • alleen kijken naar wat niet goed gaat

- te hoge eisen

44
Q

Benoem 3 gesprekstechnieken bij gesprekken

A
  1. Duidelijkheid
  2. Geen ongevraagd advies
  3. Actief luisteren: 1) woorden, 2) waarop en 3) lichaamstaal
45
Q

Waar staat LSD voor?

A

Luisteren, Samenvatten en Doorvragen

46
Q

Benoem 2 valkuilen in de communicatie

A
  1. Te veel invoelen

2. Te veel praten

47
Q

Hoe kun je te veel invoelen?

A
  • te veel gericht op de ander en eigen opvatting of gevoel vergeten
  • niet duidelijk wie uiteindelijk de beslissing neemt
  • jezelf te weinig laten zien en je eigen bijdrage niet genoeg laten zien
48
Q

Hoe kun je te veel praten?

A
  • iedere stilte opvullen
  • eigen ervaringen gaan vertellen
  • je denkt al te weten wat de ouder gaat zeggen
49
Q

Welke manieren ken je om effectiever te luisteren?

A
KOE: Kaken Op Elkaar
NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander
ANNA: Altijd Navragen, Nooit Aannemen
OMA: Oordelen/Meningen/Advies-achterwege laten
OEN: ben Open, Eerlijk en Nieuwsgierig 
DIK: Denk In Kansen
LSD: Luisteren Samenvatten Doorvragen
50
Q

Wat zijn de 7 stappen voor een slechtnieuwsgesprek?

A
  1. Bereid het gesprek goed voor
  2. Val met de deur in huis
  3. Geef hooguit een korte uitleg (niet te weerleggen)
  4. Laat de ander stoom afblazen (luister en bevestig)
  5. Toon medeleven (“het raakt je”)
  6. Haal argumenten en vat samen
  7. Bespreek vervolgacties en oplossingen
51
Q

Wat is een een-gezin-een-plan?

A

Verschillende hulpverleners werken samen met het gezin als een team, onder leiding van een persoon (zorgcoördinator) die de hulpverlening coördineert.

52
Q

Wat is een groepsplan in de kinderopvang?

A

Een plan waarbij je activiteiten hebt voor kind met en/of zonder begeleiding

53
Q

Wat doe je als je niet genoeg ‘in huis hebt’ om een kind of jongere te begeleiden?

A

Dan verwijs je door naar een andere organisatie