Thema 3 - Een Dagprogramm Maken Flashcards

1
Q

Geef 3 voordelen en 2 nadelen van een verticale groep op een kinderdagverblijf

A

Voordelen:
- kleintjes kunnen van de groten leren
- mogelijkheid om steeds met groepjes leeftijdsgenootjes apart te spelen
- kinderen met een beperking kunnen makkelijker meedoen in een gevarieerd programma dat geschikt is voor alle ontw.niveaus
Nadelen:
- geen enkel moment dat de groep slaapt en jij andere taken kan doen
- tegemoet komen aan de behoeften van alle kinderen tegelijkertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel dagdelen gaan kinderen naar de (VVE) peutergroep?

A

3-4 dagdelen per week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is er extra op een VVE peutergroep?

A

Naast de gewone programmaonderdelen zijn er nog extra momenten waarop je met max drie kinderen een gesprekje kunt voeren of een boekje kunt lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef 2 voordelen en 1 nadeel van een horizontale groep op een kinderdagverblijf

A

Voordelen:
- kinderen ontmoeten leeftijdsgenoten met eenzelfde ontw.niveau
- eerder duidelijk als een kind in zijn ontw vertraagd is
Nadelen:
- kinderen kunnen soms te veel met elkaar vergeleken worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe begroet je de kinderen op de groep?

A

Aandacht voor het kind en kijken of het kind contact met je wilt maken, dan richt je je tot de ouder en vraagt of er bijzonderheden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe regel je het afscheid nemen op de groep?

A

Ouders kunnen het moeilijk hebben, als het kind emotioneel is, blijf je zelf rustig en met aandacht bij het kind, liefdevol vasthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt afscheid nemen in verschillende leeftijdsfases?

A

7 mnd - 3 jaar: wennen en afscheid het moeilijkst
Dreumesen >1j: scriptkennis(volgorde gebeurtenissen herkennen)
Vanaf 2 j: foto’s van thuis gebruiken als troost of contact bij afwezigheid
Peuters vanaf 3 j: vriendschappen worden belangrijker en begrijpen waar ouders zijn (fantasiespel mama/papa bellen)
Kleuters: weten ouders ergens anders zijn, vermoeidheid speelt rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je de overgang voor kind van ouder naar gpm vergemakkelijken? (3)

A
  1. Opbouwen van een vertrouwde relatie met de ouders
  2. Opbouwen van een vertrouwde relatie met het kind
  3. Opbouwen van vertrouwde relatie met andere kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werk je aan het opbouwen van een vertrouwde relatie met de ouders? (5)

A
  • uitwisselen van informatie over de groep en de thuissituatie
  • geef ouders en kind de tijd om te wennen aan nieuwe omgeving
  • geef ruimte om gevoelens te uiten en te delen
  • een afscheidsritueel, welke kort, duidelijk en steeds op dezelfde manier kan gebeuren
  • ouders betrekken bij het kind in de groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je ouders en kind de tijd geven om te wennen aan de nieuwe omgeving?

A
  • samen een activiteit in de groep doen
  • vragen, uitleggen en benoemen
  • dagritme, rituelen en markers in de ruimte benoemen
  • veilige dingen van thuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kun je werken aan het opbouwen van een vertrouwde relatie met het kind? (4)

A
  • sensitieve responsiviteit
  • respect voor de autonomie
  • praten, uitleggen en luisteren
  • grenzen stellen en rituelen maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is sensitieve responsiviteit?

A

Sensitief (gevoelig) voor de signalen die kinderen laten zien en je doet datgene wat goed is om te doen; je let op wat het kind doet, waar het naar kijkt en je vraagt jezelf af wat het kind duidelijk wil maken met zijn gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe toon je respect voor de autonomie van een kind?

A

Je respecteert dat een kind ruimte nodig heeft en geeft die ruimte ook (past het tempo aan aan die van het kind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan het kind leren door het opbouwen van een vertrouwde relatie met het kind, de ouders en andere kinderen? (4)

A
  1. Kijk ik mag er zijn: basis voor zelfvertrouwen
  2. Leren van het dagelijks afscheid nemen van ouders: anderen vertrouwen en zich daar fijn voelen
  3. Leren begroeten en dagelijks afscheid nemen van de groep
  4. Overgang naar een andere groep of basisschool
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het belang van het goede voorbeeld?

A
  • waarden en normen (organisatie)
  • democratische waarden en normen (inspraak hebben op het niveau dat bij ze past)
  • gewoonten: duidelijkheid
  • afspraken (en regels): normen die je vastlegt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de voordelen van dagritmekaarten?

A
  • aangeven welke activiteit je bent door weghalen van afgelopen activiteiten of plaatsen van wasknijper bij huidige activiteit
  • geeft overzicht en houvast
  • leren vooruitkijken en terugkijken
17
Q

Wat is een IKC?

A

Integraal Kindcentrum waarbij de school, BSO en KDV samen als een organisatie fungeren

18
Q

Geef 5 voorbeelden van onderdelen uit het dagritme tijdens een BSO-dag

A
  1. Halen en afscheid nemen
  2. Huiswerk begeleiding
  3. Drinken en eten
  4. Binnenkomst
  5. Individuele aandacht
    - Groepsactiviteit
    - Opruimen
    - Persoonlijke verzorging
19
Q

Hoe biedt je meer uitdaging in het programma tijdens de vakanties binnen de BSO?

A

door georganiseerde activiteiten en het maken van uitstapjes

20
Q

Hoe kun je bijvoorbeeld waarden en normen overdragen?

A

kinderparticipatie (vereist samenwerking)

21
Q

Hoe kun je een dagprogramma uitvoeren bij de BSO?

A
  • elkaar aanvullen en inspireren: gebruik elkaars kracht en biedt ruimte voor ontwikkeling
  • draaiboek: doel activiteit, beginsituatie, vaardigheden, materialen, etc
  • profilering: werk aan de 4 pedagogische basisdoelen, duidelijk voor iedereen
  • speciale begeleidingsbehoefte: alle informatie, getekende formulieren en toestemming
22
Q

Wat wordt er met ritme beoogd (in een jeugdzorginstelling)?

A

met ritme wordt beoogden regelmaat, inzicht en overzicht te bieden aan kinderen en jeugdigen en jou en je collega’s

23
Q

Wat is belangrijk bij het bieden van regelmaat (in een jeugdzorginstelling)?

A

voor het bieden van regelmaat is het belangrijk dat ritme binnen een jeugdzorginstelling bestaat uit een bepaalde volgorde waarop iets plaatsvindt, tijd is ondergeschikt

24
Q

REGELMAAT (ritme)

Geef 5 voorbeelden van vaste, dagelijks terugkerende tijden in een ritme dat regelmaat beoogt

A
  1. Eettijden
  2. Takenlijsten
  3. Drinktijden
  4. Wek-/bedtijden
  5. Computertijden
25
Q

INZICHT (ritme)

Hoe worden de tijden gehandhaafd en ondersteund?

A

De vaste volgorde met tijdstippen worden gehandhaafd en kan niet van worden afgeweken
Ter ondersteuning kun je gebruik maken van een planbord en/of klapper

26
Q

OVERZICHT (ritme)

Hoe kun je een uitgewerkt en/of gevisualiseerd dagprogramma inzetten?

A

dit biedt rust en evenwicht in het dagelijks functioneren en geleidelijk van afgeweken om ze flexibeler te maken

27
Q

Wat zijn de 5 vragen van de geef-me-de-vijf-methode?

A
  1. Wat kan je doen?
  2. Waar kun je het doen?
  3. Met wie kan je dat doen?
  4. Hoe kun je dat doen?
  5. Wanneer kun je dat doen?
28
Q

Wat zijn de voordelen van een activiteitenaanbod in een jeugdzorginstelling?

A

dit zijn georganiseerde, begeleidde activiteiten in de vrije tijd

  • vooral prettig voor zij de moeite hebben met keuzes maken, plannen en organiseren, gevolgen overzien, verbeelding, sociale vaardigheden of communicatie
  • aansluiten op de belevingswereld, interesses en (on)mogelijkheden
29
Q

Welke 2 oplossingen kun je aandragen als de dag anders verloopt?

A
  • kortetermijnoplossing: je bent snel in goed overdenken en blijft rustig en handelt vervolgens wel
  • langetermijnoplossing: napraten met betrokkenen en terugkoppeling aan leidinggevende als deze op de hoogte moet zijn
30
Q

Welke methode kun je inzetten bij de langetermijnoplossing als de dag anders verloopt?

A
STARRT-methode:
S.ituatie
T.aak
A.ctie
R.esultaat
R.eflectie
T.ransfer
31
Q

Geef 4 voorbeelden van een verdrietige gebeurtenis dat de dag anders laat verlopen

A
  1. Ziekte van kind
  2. Langdurige ziekte
  3. Overlijden (huisdier, grootouder)
  4. Overlijden an kind uit de groep
32
Q

Hoe kun je ondersteunen als gpm bij scheiding van ouders?

A

Weet welke hulpverleningsinstanties door ouders geraadpleegd kunnen worden, als maatschappelijk werk

33
Q

Hoe kun je omgaan met gebeurtenissen op het nieuws waar kinderen mee geconfronteerd zijn?

A

Je kunt er afhankelijk van de leeftijd van de kinderen aandacht eraan besteden op de groep