Thema 6.2 Flashcards
1
Q
activeren
A
to activate
2
Q
baanbrekend
A
groundbreaking
3
Q
bevorderen
A
promote
4
Q
bevordelijk
A
favorable
5
Q
de artikel
A
the article
6
Q
de cognitie
A
the cognition
7
Q
de driftweer
A
the driving force
8
Q
de drukpers
A
printing press
9
Q
de empathie
A
empathy
10
Q
de lol
A
the fun
11
Q
de nieuwsgierigheid
A
the curiousty
12
Q
de non-fictie
A
non fiction
13
Q
de uitgeverij
A
the publisher
14
Q
de verbeelding
A
the imagination
15
Q
de vondst
A
the find
16
Q
empirish
A
empirical
17
Q
fysiek
A
psychic
18
Q
geletterd
A
literate
19
Q
het personage
A
the character
20
Q
het schrift
A
the writing
21
Q
het stripverhaal
A
the comic story
22
Q
het vermogen
A
the ability
23
Q
het welzijn
A
the wellbeing
24
Q
nadrukkelijk
A
empathically
25
oftewel
or rather
26
omzetten
convert
27
optellen
to add up
28
prikkelen
to set over the edge
29
uitbringen
publish / to bring out
30
uitgesproken
pronounced / distinct
31
uitwijzen
to edject
32
zorgwekkend
worrying
