9.2 Flashcards
van een idee afstappen = niet meer bezig met een plan
afstappen
ticking off
afvinken
base on
baseren
= funderen op
arguing
but in an argumentation way.
betogen
= beargumenteren
assumption
aaname
= de veronderstelling
evaluation
de evaluatie
the advice
de raad
= het advies
een heel sclechte prestatie (performance)
wanprestatie
representation
weergave
defensive
attitude
degensief
understanding
doorhebben
the criterion
het criterium
the signal
het signaal
the opposite
het tegendeel
precept
a rule that says someone should or not do something
het voorschrift
the sight
het zicht
objective
objectief
substantiating
giving reasons to prove ones’ statements
onderbouwen
underestimate
onderschatten
c
constructive
opbouwend
frank
openhartig
noticing
opmerken
enumerating
one after another
opsommen
appearing
to make a certain impression
overkomen
