Thema 5 Vaatchirurgie en Cardiothoracale chirurgie Flashcards
Risicofactoren atherosclerose (12)
- Hypertensie
- Roken
- DM
- Overgewicht
- Leeftijd
- Positieve familieanamnese voor HVZ
- Hoog CRP
- Hoog triglyceride
- OSAS
- Stress
- Alcohol
- Hoog cholesterol en lipoproteines in het bloed
Claudicatio intermittens =
Bij claudicatio intermittens ontstaat pijn tijdens het lopen in de beenspieren (bil, dijbeen, kuit), die na rust binnen 10 minuten volledig verdwijnt en opnieuw optreedt bij inspanning.
Kritieke ischemie =
Bij kritieke ischemie zijn er pijnklachten aan voet of been in rust en/of trofische stoornissen en is de met een dopplerapparaat gemeten systolische enkeldruk lager dan 50 mmHg.
Fontaine classificatie, welke stadia bestaan er?
I
IIa
IIb
III
IV
Fontaine classificatie: stadium I
Asymptomatisch
Fontaine classificatie: stadium IIa
Claudicatio intermittens >200 meter lopen
Fontaine classificatie: stadium IIb
Claudicatio intermittens <200 meter lopen
Fontaine classificatie: stadium III
Pijn bij rust
Fontaine classificatie: stadium IV
Trofische letsels (beenulcera, kritieke ischemie van het been, gangreen)
Lichamelijk onderzoek + aanvullend onderzoek bij verdenking PAV (8)
Kleur/temperatuur
Pulsaties
Capillaire refill
Motoriek en sensibiliteit
Oedeem
Trofische stoornissen
Hef/hangproef: Test van Buerger
Enkel arm index (EAI)
Pulsaties controleren bij verdenking PAV: waar?
A. femoralis, A.poplitea, ADP (a. dorsalis pedis), ATP (a. tibialis posterior)
Wat zijn trofische stoornissen?
stoornissen in voeding en groei van de weefsels in het lichaam.
-> Schilferige dunne, vlekkerige, droge huid.
-> Verminderde turgor.
-> Geen haargroei.
-> Dikke, brokkelige nagels.
Wat is de hef/hangproef/Test van Buerger?
Dermale arteriolen en de haarvaten vernauwen niet meer in de aanwezigheid van verhoogde hydrostatische druk.
–> Bleekheid na optillen van de benen op 60 graden (blanching on elevation).
–> Roodheid bij afhangen (dependent rubor).
Wat is de EAI?
Normaalwaarden?
Enkel arm index: mate voor de arteriële bloeddoorstrooming in het been. Weergegeven als qoutiënt van de hoogst gemeten systolische bloeddruk aan de enkel en de arm.
- Normale index: 1
- Index < 0.9 = duidt op arteriële insufficiëntie van de beencirculatie.
- Index < 0.5 = ernstige obstructieve arterieel vaatlijden.
Enkel arm index: bij DM zijn als gevolg van … zeer hoge waarden mogelijk > 1.2. Door de verkalking is het bloedvat niet te comprimeren. In dat geval is de EAI niet … en kan beter een … worden gemeten.
Bij DM zijn als gevolg van mediaverkalking zeer hoge waarden mogelijk > 1.2. Door de verkalking is het bloedvat niet te comprimeren. In dat geval is de EAI niet betrouwbaar en kan beter een teendruk worden gemeten.
Wat is een looptest?
Gedurende lopen op de band EAI meting
PAV: wanneer chirurgisch ingrijpen?
Invaliderende claudicatieklachten (niet reagerend op looptraining)
Rustpijn/wondgenezingstoornissen
PTA =
percutane transluminale angioplastie = ballonnetje opblazen of stent
Endarteriëctomie =
verwijderen van atherosclerotische plaque (+ intima zodat er geen onregelmatigheid achter blijft)
* Liesdesobstructie: desobstructie AFC/origo AFS/ AFP
* Carotis endarteriectomie: desobstructie ACI
Covered Endovascular Reconstruction of the Aortic Bifurcation (CERAB) =
Endovasculair plaatsen van een broekprothese in de aortafiburcatie.
Symptomen arteriële afsluiting / acuut bedreigd been (5)
de vijf P’s:
Pain= hevige pijn
Pallor = bleekheid
Pulselessnes = geen perifere pulsaties
Paralysis = verlies van motorische functie
Paresthesia = verlies van sensorische functie
Wat is het verschil tussen antigenen en antistoffen?
Antigenen: suikergroepen/eiwitten waartegen antistoffen gericht kunnen zijn (bv spike van corona virus)
Antistoffen: antilichamen (bv IgG, IgM etc.) kunnen binden aan antigenen
Bloedgroepen, oppervlakte antigenen: (3)
- RBA (rode bloedcel antigenen)
- HLA (humane leukocyten antigenen)
- HPA (humane plaatjes antigenen)
Tegen bovenstaande kan je antistoffen ontwikkelen
Hoeveel antigenen zijn er? En hoeveel bloedgroepsystemen?
400 antigenen
30 bloedgroepsystemen
Wat zijn:
resus
Kell
Duffy
MNS
Kidd
ABO
Lewis
De meest klinisch relevante bloedgroepsystemen. Er kan dan worden gekeken: zijn er antistoffen aanwezig bij de patient?
Wat is het verschil tussen genotype vs fenotype?
Genotype = informatie aanwezig in DNA (genen)
Externe factoren bepalen hoe je ‘bouwplan’ (DNA) wordt uitgevoerd (bijv door voeding, zonlicht)
Fenotype = combinatie van genotype en externe factoren: hoe daadwerkelijk alles tot uiting komt
AB0 bloedgroep:
Fenotype 0 kan ontstaan uit genotype(s) …
00
AB0 bloedgroep:
Fenotype A kan ontstaan uit genotype(s) …
AA of A0
AB0 bloedgroep:
Fenotype B kan ontstaan uit genotype(s) …
BB of B0
AB0 bloedgroep:
Fenotype AB kan ontstaan uit genotype(s) …
AB
Wat gebeurt er wanneer je bloedgroep A en bloedgroep B bij elkaar doet?
Klontering (trombose/embolien)
Hemolyse (eiwit klontering in niertubuli -> acuut nierfalen)
Wat is het verschil tussen regulaire en irregulaire antistoffen?
Regulaire antistoffen = natuurlijk voorkomend (anti-A en anti-B)
Irregulaire antistoffen = alle overige antistoffen (na immunisatie)
Waar bestaat het Rhesus systeem uit?
CcEe-gen
—> 4 allelen
—> CE, Ce, cE, ce
D-gen
—> 2 allelen
—> D, d (= deletie, zit niks)
Kunnen een Rhesus D positieve moeder en een Rhesus D positieve vader een Rhesus D negatief kind krijgen?
Ja. Genotype D- x D- (of Dd x Dd) kan bij kind leiden tot dd.
Verschil Rhesus antigenen en Rhesus antistoffen
Rhesus antigenen: bij geboorte volledig ontwikkeld
Rhesus antistoffen: immuun-antistoffen (komen dus niet bij kind voor, behalve wanneer ze bij de moeder aanwezig zijn) -> IgG (soms natuurlijk voorkomend, anti-E)
Wat is het risico van de aanwezigheid van een irregulaire antistof?
Bij binden antistof aan rode bloedcel -> geeft signaal af aan lichaam -> cel wordt opgeruimd -> hemolyse in lever en milt
Klachten bij een hemolytische transfusiereactie (HTR) (5)
Rillingen
Koorts
Tachycardie
POB
Hemoglobinurie (+ urinestrip test voor ery’s)
Transfusiebeleid IC Hb… mmol/L of lager, bij ACS Hb … mmol/L of lager
Hb 4,3 mmol/L of lager, bij ACS Hb 5,0 mmol/L of lager
Indicaties trombocytentransfusie (4)
- Trombocytopenie
- Trombocytopathie
- Profylactisch <10 x10^9/L
- Therapeutisch
—> Trombocytopenie tgv beenmerginsufficientie of trombocytpathie en actieve bloeding of bijchirurgisch ingrijpen
—> Massaal bloedverlies en trombo’s <50 x10^9/L
Contra-indicatie trombocytentransfusie
TTP (trombotische trombocytopenische purpura, aandoening waarbij von Willebrandfactor knip enzym verstoord is, krijg je klonteringen)
Wat is omniplasma?
Substitutie van deficientie stollingsfactoren
Lagen van de thoraxwand (5) (van buiten naar binnen)
Dermis
Subcutis
Spieren en botten
Fascia endothoracica
Pleura parietalis
De intercostale ruimte bestaat uit 3 spieren:
Musculus intercostalis externus (inademingsspier)
Musculus intercostalis internus (uitademingsspier)
Musculus intercostalis intimus (uitademingsspier)
De musculus intercostalis externus is en in- of uitademingsspier?
Inademingsspier
De musculus intercostalis internus is en in- of uitademingsspier?
Uitademingsspier
De musculus intercostalis intimus is en in- of uitademingsspier?
Uitademingsspier
De musculus transversus thoracus is en in- of uitademingsspier?
Uitademingsspier
Welke spier gebruik je voor de inademing?
Musculus intercostalis externus
Cavitas pleuralis + mediastinum =
Thorax holte (cavitas thoracica)
Waar ligt de begrenzing van de cavitas thoracica (thoraxholte)?
Onderkant: ribben + Th12 wervel
Bovenkant: ring van 1e rib
Zijkant thoraxwand
De cavitas thoracica bestaat uit drie compartimenten, namelijk:
Cavitas pleuralis 2x
Mediastinum
Cavitas pleuralis bestaat uit pleura visceralis (longvlies) en pleura parietalis (borstvlies). Pleura parietalis kan op zijn beurt weer worden onderverdeeld in: (4)
Pleura costalis
Pleura mediastinalis
Pleura diaphramatica
Pleura cervicalis
Longvlies
Pleura visceralis
Borstvlies
Pleura parietalis
Recessus pleuralis =
Gebieden waar de long niet altijd is
Recessus costodiaphragmaticus (aan de onderkant)
Recessus costomediastinalis (mediale zijde long)
Mediastinum is onder te verdelen in mediastinum superius en mediastinum inferius. Mediastinum inferius is weer onder te verdelen in: (3)
Posterius (achter hart)
Medium (waar hart zit)
Aterius (voorkant hart)
Het mediastinum superius bevindt zich net boven de …
Aortaboog
Het mediastinum superius bevat:
- V. … met vv …
- …
- …
- …
- 2x N. … (naar diafragma)
- 2x N. Vagus met n. …
- Ductus … (lymfekliervat, ligt tussen oesophagus en wervelkolom in)
V. Cava superior met vv brachiocephalicae
Aorta (arcus aortae met 3 aftakkingen)
Trachea
oesophagus
2x N phrenicus (naar diafragma)
2x N. Vagus met n. Laryngeus recurrens
Ductus thoracicus (lymfekliervat, ligt tussen oesophagus en wervelkolom in)