Thema 2 Traumatologie (houdings- en bewegingsapparaat) Flashcards

1
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup (6)

A

Flexie
Extensie
Abductie
Adductie
Exorotatie
Endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: flexie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-120 graden
M. iliopsoas, M. rectus femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: abductie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-60 graden, M Tensor fasciae latae en M. gluteus medius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: adductie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden, MM Adductor longus, brevis en magnus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: extensie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-15 graden, M gluteus maximus en hamstrings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: exorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-45 graden, M Piriformis en M Sartorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: endorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden, gecombineerde beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volgorde gewrichtsonderzoek heup (6)

A

Inspectie
Actief bewegingsonderzoek
Passief bewegingsonderzoek
Weerstandstesten
Palpatie
Specifieke testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inspectie heup: actief =

A

Looppatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inspectie heup: passief =
Staand: (2)
Liggend: (2)

A

Staand: stand bekken, beenlengte
Liggend: stand, huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een … been en …rotatiestand van de voet na een trauma zijn een sterke aanwijzing voor een fractuur van de …

A

Een verkort been en exorotatiestand van de voet na een trauma zijn een sterke aanwijzing voor een fractuur van de collum femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Weerstandstesten heup (6)

A

Flexie
Abductie
Adductie
Extensie
Exorotatie
Endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar wijst een capsulair patroon op?

A

Een capsulair patroon betekent dat er mogelijk een intra-articulaire afwijking aanwezig is, vooral coxartrose of artritis of irritatie van het kapsel door overbelasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In het heupgewricht is bij een capsulair patroon vooral de … beperkt. … en … zijn per definitie niet of nauwelijks beperkt. Elke bewegingsbeperking in de heup waarbij de beperkte … niet voorop staat, valt onder de noemer niet-capsulair patroon.

A

In het heupgewricht is bij een capsulair patroon vooral de endorotatie beperkt. Exorotatie en adductie zijn per definitie niet of nauwelijks beperkt. Elke bewegingsbeperking in de heup waarbij de beperkte endorotatie niet voorop staat, valt onder de noemer niet-capsulair patroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de proef van Trendelenburg (abductorentest)?

A

Vraag patiënt om rechtop op één been te gaan staan gedurende circa 30 seconden. Als de contralaterale heup begint uit te zakken, spreken we van een positieve proef van Trendelenburg. Dit duidt op verzwakking van de m. gluteus medius (heupabductor), waardoor de patiënt de aangedane heup niet kan stabiliseren en het bekken aan de contralaterale kant naar beneden zakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie (4)

A

Flexie
Extensie
Exorotatie
Endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: flexie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-135 graden, M. gastrocnemicus en m. plantaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: extensie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-5 graden, M quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: exorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden (bij 90graden flexie), m biceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: endorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden (bij 90graden flexie), m sartorius, m gracilis, m semimenbranosus en m semitenditnosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de stand van Bonnet? (knie)

A

De stand waarin het volume van het kniegewricht het grootst is: 20-30 graden flexie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Volgorde gewrichtsonderzoek knie (6)

A

Inspectie
Actief bewegingsonderzoek
Passief bewegingsonderzoek
Weerstandstesten
Palpatie
Specifieke testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Inspectie knie, je kijkt naar: (4)

A

Looppatroon
Nulstand
Zwelling
Littekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bewegingsonderzoek knie actief (2)

A

Flexie
Extensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Weerstandstesten knie (2)
Flexie Extensie
26
Bevinding: slotklachten bij knie. Waarschijnlijke diagnose?
Los bot- of kraakbeenfragment (osteochondritis dissecans) of meniscusscheur
27
Bevinding: alleen actieve flexie- en extensiebeperking bij knie. Waarschijnlijke diagnose?
Extra-articulair probleem: pees of spier
28
Bevinding: actieve en passieve flexie- en extensiebeperking bij knie. Waarschijnlijke diagnose?
intra-articulair probleem zoals artrose of artritis
29
Bevinding: flexie meer beperkt dan extensie bij knie. Waarschijnlijke diagnose?
capsulair bewegingspatroon: artrose of artritis
30
Bevinding: extensie meer beperkt dan flexie bij knie. Waarschijnlijke diagnose?
corpus liberum, degeneratieve meniscusafwijking of hydrops
31
Bevinding: pijn en crepitaties bij passief bewegen bij knie. Waarschijnlijke diagnose?
aanwijzing voor meniscusletsel of artrose
32
Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet (4)
Dorsaalflexie Plantairflexie Varus Valgus
33
Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: dorsaalflexie. Hoeveel graden is mogelijk?
0-20 graden
34
Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: plantairflexie. Hoeveel graden is mogelijk?
0-50 graden
35
Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: varus. Hoeveel graden is mogelijk?
0-5 graden
36
Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: valgus. Hoeveel graden is mogelijk?
0-5 graden
37
Volgorde gewrichtsonderzoek enkel en voet (6)
Inspectie Actief bewegingsonderzoek Passief bewegingsonderzoek Weerstandstesten Palpatie Specifieke testen
38
Inspectie enkel en voet: actief (2)
Looppatroon/afwikkeling Belasting voet
39
Inspectie enkel en voet: passief (5)
Huid/nagels Standsafwijking/voetgewelf Achillespees Callusvorming Contouren
40
Bewegingsonderzoek enkel en voet actief (2)
Dorsaalflexie Plantairflexie
41
Specifieke testen enkel en voet (4)
Dorsaalflexie Plantairflexie Inversie Eversie
42
(Stabiliteits)tests van de enkel (3)
Voorschuiflade test Achillespeestest (Thompson-test) Test voor platvoet (Hubscher-test)
43
Voorschuiflade test enkel: uitvoering bij verdenking op ruptuur van de ... (lig talofibulare anterius). Hoe werkt deze test?
Uitvoering bij verdenking op ruptuur van de laterale enkelbanden (lig talofibulare anterius) Vraag patiënt om met gestrekt been te gaan zitten, met enkel en voet over de rand van de bank. Fixeer met de contralaterale hand met boven het bovenste spronggewricht. Omvat met de onderzoekershand plantair de calcaneus en beweeg met een lichte plantairflexiestand van het bovenste spronggewricht de cancaneus naar ventraal. Als er meer beweging is aan de laterale kant, is een ruptuur van het ligament waarschijnlijk.
44
Hoe werkt de achillespeestest (Thompson-test)?
Patiënt in buikligging, bij knijpen in kuit zal de voet in plantairflexie bewegen
45
Test voor platvoet wordt ook wel de ... genoemd
Hubscher-test
46
Ottawa Ankle Rules: röntgendiagnostiek is enkel geïndiceerd wanneer er sprake is van pijn in de … of in de … en daarenboven een van volgende symptomen: (5)
Ottawa Ankle Rules: röntgendiagnostiek is enkel geïndiceerd wanneer er sprake is van pijn in de malleoli of in de middenvoet en daarenboven een van volgende symptomen: * Onvermogen de enkel te belasten (vier stappen te doen); en * Pijn bij palpatie van de distale 6 cm van de posterieure zijde van het scheenbeen of de knobbel van de binnen enkel (mediale malleolus); * Pijn bij palpatie van de distale 6 cm van de posterieure zijde van het kuitbeen of het uiteinde van de buitenste enkelknobbel (laterale malleolus); * Pijn bij palpatie van de basis van het voetwortelbeentje v.d. kleine teen (basis MT-5); * Pijn bij palpatie van het os naviculare.
47
Weefseltypen (4)
Epitheelweefsel Bind- en steunweefsel Spierweefsel Zenuwweefsel
48
Primaire functies steun- en bindweefsel (5)
Steun Opslag Afweer Herstel Transport
49
Vanuit waar wordt bindweefsel embryologisch opgebouwd?
Mesoderm
50
Bindweefseltypen (3)
Losmazig bindweefsel Straf (ongeordend) bindweefsel Straf (geordend) bindweefsel
51
Functies kraakbeen (4)
Steun Verbinding Lagering Groei
52
Soorten kraakbeen (3)
Hyalien kraakbeen Elastisch kraakbeen Vezelig kraakbeen
53
Spierweefsel: spiertypen (3)
Skeletspier Hartspier Gladde spier
54
Groei en regeneratie spierweefsel: spiercellen groeien met name door … (vergroting, bijv trainen).
Hypertrofie
55
Stabilisatie gewricht door: (6)
Gewrichtskapsel Ligamenten Accessoire structuren Botten Pezen Spieren
56
ROM
Range of motion Bewegingsmogelijkheid
57
Soorten synoviale gewrichten (5)
Glijgewricht Scharniergewricht Zadelgewricht Rolgewricht Kogelgewricht
58
Cellen vormen samen met de ... en ... weefsels
Cellen vormen samen met de ECM en interstitiele vloeistof weefsels
59
Bindweefsel is ...weefsel, ... en ...weefsel
Bindweefsel is beenweefsel, bloed en vetweefsel
60
Bindweefselcellen: algemeen, kraakbeen en botten. Dit zijn:
Algemeen: fibroblast Kraakbeen: chondroblast Botten: osteoblast
61
Bindweefselcellen: vaste cellen =
-blasten, bouwen extracellulaire matrix op door productie grondsubstantie
62
Bindweefselcellen: vrije cellen =
naar mate van stimuli binnentreden weefsel, bv plasmacellen, lymfocyten, andere afweercellen
63
Extracellulaire matrix (ECM) bevat: (3)
Grondsubstantie Vezels Weefselvloeistof
64
Grondsubstantie bestaat uit ... en ...
proteoglycanen en glycoproteinen
65
... zijn schadelijk voor de grondsubstantie omdat ze dit afbreken
streptokokken
66
Soorten vezels in ECM (2)
collageen ellastine
67
Collageen is trekvast/veerkracht? ... is essentieel om collageen aan te kunnen maken
Trekvast Vitamine C
68
Ellastine is trekvast/veerkracht?
Veerkracht
69
Bindweefseltypen (3)
Losmazig bindweefsel Staf (ongeordend) bindweefsel Straf (geordend) bindweefsel
70
Losmazig bindweefsel - zit bijv in ... ruimte - bevat weinig ... waardoor weinig weerstand tegen ... - kan goed ... (reactief weefsel)
- zit bijv in subcutane ruimte - bevat weinig vezels waardoor weinig weerstand tegen trekkrachten - kan goed herstellen (reactief weefsel)
71
Straf (ongeordend) bindweefsel - Bevat meer ... -> beter bestand tegen ... - Zit bijv in ... en ...
- Bevat meer collageenvezels -> beter bestand tegen trekkrachten en is trekvaster - Zit bijv in pezen en rondom kapsels van organen
72
Straf (geordend) bindweefsel - Zeer trekvast, maar alleen in ... - Zit bijv in ... - Minder ruimte voor ... en ... dan in losmazig weefsel (want minder ruimte vanwege meer vezelcellen)
- Zeer trekvast, maar alleen in 1 of 2 richtingen (richting waarin de vezels lopen) - Zit bijv in pezen - Minder ruimte voor bloedvaten en lymfe dan in losmazig weefsel (want minder ruimte vanwege meer vezelcellen)
73
Herstelfases bindweefsel (3)
Ontstekingsfase - trekt vrije cellen aan Proliferatiefase - vorming granulatieweefsel door cellen Littekenfase (weinig veerkracht in litteken)
74
Perichondrium =
Is omliggende kraakbeen: kapsel van bindweefsel dat kraakbeen omsluit, heeft bloedvaten.
75
... bevat geen perichondrium, dus voeding moet vanaf een andere plek. Hierdoor langer herstel, bijvoorbeeld bij ...
Gewrichtsoppervlak bevat geen perichondrium, dus voeding moet vanaf een andere plek. Hierdoor langer herstel, bijvoorbeeld bij osteoartrose.
76
Soorten kraakbeen (3)
Hyalien kraakbeen Elastisch kraakbeen Vezelig kraakbeen
77
Hyalien kraakbeen: bestaat uit ..., zit tussen de uiteinde van de ... en ...; als deklaag op botoppervlakken bij ..., versteviging larynx, ... en bronchiën, vormt deel van ...
Hyalien kraakbeen: bestaat uit collageen type 2, zit tussen de uiteinde van de ribben en sternum; als deklaag op botoppervlakken bij synoviale gewrichten, versteviging larynx, trachea en bronchiën, vormt deel van neustussenschot.
78
Elastisch kraakbeen: bevat relatief veel elastische vezels. Zit onder andere in: ..., ..., ..., wigvormig kraakbeen larynx. Functies: biedt stevigheid, maar laat ... toe zonder beschadiging en ... Wordt omgeven door rijk ...
Elastisch kraakbeen: bevat relatief veel elastische vezels oorschelp van het uitwendige oor, epiglottis, gehoorgang, wigvormig kraakbeen larynx. Functies: biedt stevigheid, maar laat vervorming toe zonder beschadiging en keert naar zijn oorspronkelijk vorm terug. Wordt omgeven door rijk perichondrium.
79
Bloemkooloren = regeneratie van ...
elastisch kraakbeen
80
Vezelig kraakbeen: bevat meer vezels, voornamelijk .... Is meer trekvast. Zit op plekken waar je relatief veel trek- en duwkrachten hebt. Zit bijvoorbeeld bij kussentjes binnen ...; tussen ... van bekken; ...
Vezelig kraakbeen: bevat meer vezels, voornamelijk collageen type 1. Is meer trekvast. Zit op plekken waar je relatief veel trek- en duwkrachten hebt. Zit bijvoorbeeld bij kussentjes binnen kniegewricht; tussen schaambeenderen van bekken; tussenwervelschijven.
81
Eigenschap kraakbeen wordt voornamelijk bepaald door bouw van ...
extracelullulaire kraakbeenmatrix
82
Behalve op gewrichtsvlakken zijn ... en ... kraakbeen omgeven door perichondrium
Hyalien Elastisch
83
Elastisch kraakbeen heeft relatief veel ...
elastische vezels
84
Dwarsgestreepte skeletspiervezel is omgeven door ... (endomysium), vervolgens door ... en daarna door ... (om spierbundel, loopt door in pezen)
Dwarsgestreepte skeletspiervezel, omgeven door lamina basalis (endomysium) - perimysium - epimysium (om spierbundel, loopt door in pezen)
85
Dikkere myosinefilamenten en dunnere actinefilamenten die gerangschikt zijn, vormen samen een ... -> naast elkaar = ...
Dikkere myosinefilamenten en dunnere actinefilamenten die gerangschikt zijn, vormen samen een sarcomeer -> naast elkaar = myofibril
86
Bij spiercontractie schuiven de ... over het ... heen
Bij contractie schuiven de actine filamenten over het myosinefilament heen
87
... / myoneurale verbinding: waar axon bij spiervezel komt. Bevat neurotransmitters in blaasjes (= ...).
Motorische eindplaat / myoneurale verbinding: waar axon bij spiervezel komt. Bevat neurotransmitters in blaasjes (acetylcholine).
88
Motorische eenheid =
alle spiervezels die door 1 axon worden geinnerveerd.
89
Diarthrosis (synoviaal gewricht) =
Vrijbewegende gewrichten
90
Spiervezels baseren hun contractie op het langs elkaar glijden van filamenten bestaande uit ... en ...
actine en myosine
91
parallelle myofibrillen vullen het sarcoplasma van de ...
spiervezel
92
Gewrichtskapsel om gewricht bestaat uit: ... + ... (gaat over in periost). Kapsel omvat het gewricht maar niet het articulerende oppervlak, dit is juist ... kraakbeen.
Gewrichtskapsel om gewricht bestaat uit: synoviaal membraan + fibreus kapsel (fibreus kapsel gaat over in periost). Kapsel omvat het gewricht maar niet het articulerende oppervlak, dit is juist hyaline kraakbeen.
93
Functies synoviaalvloeistof (3)
Lubricatie Nutrientdistributie Schokabsorptie
94
Lubricatie =
vochtig houden van gewricht, door druk
95
Nutrientdistributie =
vanwege geen perichondrium wordt het kraakbeen gevoed door synoviaalvloeistof, bevat wat meer voedingsstoffen
96
Accessoire structuren (4)
Meniscus Fat pad Ligamenten Bursa
97
Meniscus =
stukje kraakbeen
98
Fat pad =
bindweefsel, zorgt voor vorm en steun en/of voeding
99
Ligamenten = vezelrijke type ..., straf ... -> ...gewaarborgd, kunnen binnen gewricht (...) of buiten (...)
vezelrijke type bindweefsel, straf geordend -> trekkracht gewaarborgd), kunnen binden gewricht (kruisbanden) of buiten (collateraalbanden)
100
Bursa =
met vocht gevuld zakje in het bindweefsel gelegen, gaat wrijving tegen en zit rondom pezen/spieren/ossale structuren
101
Wat voor gewricht is een elleboog?
Scharniergewricht
102
Wat voor gewricht is een knie?
scharniergewricht
103
Wat voor gewricht is een enkel?
scharniergewricht
104
Wat voor gewricht is de atlas/axis C1/C2?
rolgewricht
105
Wat voor gewricht is een heup?
kogelgewricht
106
Wat voor gewricht is een schouder?
kogelgewricht
107
Wat voor gewricht is een CMC-1?
zadelgewricht
108
Wat voor gewrichten zijn Acromioclaviculair, claviculosternaal, sacro-iliacaal, vertebrocostaal gewrichten?
Glijgewrichten
109
Synoviale gewrichten worden omgeven door een ..., bevatten ... kraakbeen, ...vloeistof en ... structuren
Synoviale gewrichten worden omgeven door een gewrichtskapsel, bevatten hyalien kraakbeen, sinoviaalvloeistof en accessoire structuren.
110
Primaire functies bot (6)
Steun Bescherming Beweging Bloedaanmaak Groei Reservoir (mineralen, zouten)
111
Bot is embryologisch afkomstig vanuit het …
Mesoderm
112
Organische opbouw van bot bestaat voor een groot deel uit … type …
Collageen type 1
113
Botcellen (3)
Osteoblasten Osteocyten Osteoclasten
114
Functie osteoblasten
Synthetiseren met name collageen type I
115
Ligging osteoblasten
Met name aan buitenzijde bot, net onder het periost
116
Functie osteocyten
Regulerende en signalerende functie (zijn ver gevorderde osteoblasten)
117
Ligging osteocyten
Met name in botmatrix (niet helemaal buiten, niet helemaal binnen)
118
Osteoclasten functie
Kunnen het bot afbreken, zijn vrij bewegende cellen
119
Ligging osteoclasten
Tegen de botrand aan, ‘eten’ stukjes botmatrix weg
120
Wat is de wet van Wolff?
Wanneer op het botweefsel krachten in verschillende richtingen worden uitgevoerd, zal dit blijvende gevolgen hebben voor de structuur van het bot.
121
Compacta =
Corticaal bot
122
Spongiosa =
Spongieus bot
123
Wet van Wolff: met name de structuur van de … zal veranderen door druk-/trekkrachten
Spongiosa
124
Spongieus bot ligt met name gelegen in de …,, corticaal bot met name in de …
Spongieus in epifyse Corticaal in diafyse
125
Tussen epifyse en diafyse =
Metafyse (groeischijven)
126
Epifysair schijven
Groeischijven Te vinden bij niet volgroeid bot, bij volgroeid bot heb je de epifysair lijn
127
Epifysair schijven zorgen voor groei in … richting
Lengte
128
… (soort vlies) ligt om het been, is verbonden et het corticale bot dmv … … hechten hier aan aan
Periost Vezels van Sharpey Pezen hechten aan in het periost
129
Chondrale botvorming gaat in 6 stappen:
1: Aanleg model, bestaat volledig uit hyaliene kraakbeen 2: Botmanchet vormt zich bij de schacht (kraakbeen verkalkt) 3: Vorming cortex (primair botvormingscentrum ontstaat in de diafyse) 4: Invasie vaatkluwen schacht en epifyse 5: Kraakbeen wordt vervangen door bot muv gewrichtskraakbeen en epifysaire schijven 6: Epifysaire schijven verbenen en vormen de epifysaire lijnen
130
Endost is … dan periost (enkele lagen cellen), bevat met name veel … voor …
Dunner Veel osteoblasten voor vorming nieuw bot
131
Endost en periost bevatten beide veel …
Bloedvaten
132
Een fractuur ontstaat wanneer
Belasting > belastbaarheid weefsel
133
Fractuursymptomen (4)
Algemene ontstekingsverschijnselen Afwijkende stand Crepitaties Asdrukpijn
134
Wat is belangrijk bij maken rontgenfoto bij verdenking fractuur?
Moet altijd in 2 verschillende richtingen worden genomen vanwege overprojectie
135
Een veel gebruikte classificatie voor fracturen is de …
AO classificatie (deze hoef je niet uit je hoofd te kennen)
136
Pareerfractuur
Fractuurlijn in 1 richting
137
Penetrerende fractuur
Fractuurlijnen in verschillende richtingen (vb schotwonden)
138
Classificatie fracturen - ongevalsmechanisme: direct (2)
Pareerfractuur Penetrerend
139
Classificatie fracturen - ongevalsmechanisme: indirect (4)
Avulsiefractuur Compressiefractuur Angulatiefractuur Torsiefractuur
140
Avulsiefractuur
Verschillende krachten, vezels van Sharpey blijven in het bot gehecht en trek je het bot uit elkaar, mn op plekken waar krachtige pezen overgaan in het bot. Doordat de pees meer trekkracht kan verdragen, zal eerder een stuk bot afscheuren dan de pees.
141
Angulatiefractuur
Dwarse kracht, ene zijde trekkrachten, andere zijde drukkrachten
142
Torsiefractuur
Torderende krachtcomponent
143
Epifysiolyse =
Fractuur door epifysairschijf
144
Comminutieve fractuur =
Verbrijzeling (>2 botdelen)
145
Fractuurtje in de cortex =
Fissuur (volwassenen) Greenstick (kinderen) incomplete fractuur waarbij een buiging van het bot plaatsvindt (cortexonderbreking aan één zijde)
146
Classificatie - wekedelenletsel: - Gesloten (ongecompliceerde) fractuur - indeling van … - Open (gecompliceerde) fractuur = indeling van … (directe verbinding met buitenwereld)
Classificatie - wekedelenletsel (deze indeling niet uit je hoofd weten): - Gesloten (ongecompliceerde) fractuur - indeling van Muller - Open (gecompliceerde) fractuur = indeling van Gustilo (directe verbinding met buitenwereld)
147
Wat is het verschil tussen een stabiele en een instabiele fractuur?
Instabiele fractuur: botdelen moeten op hun plaats worden gehouden om te voorkomen dat de fractuur verergert Stabiele fractuur: met normale krachtinwerking zal de fractuur niet verergeren
148
Vormen van fractuurgenezing: direct (primair), ook wel … genoemd
Endostale botgenezing
149
Vormen van fractuurgenezing: indirect (secundair), ook wel … genoemd
Periostale botvorming
150
Endostale botgenezing
Direct (primaire botgenezing), botgenezing vanuit het bot zelf (ontstaat geen callus). Mbv fixeren dmv osteosynthese materiaal. Osteoclasten ruimen kapotte bot op, osteoblasten maken nieuwe botmatrix. Uiteindes groeien langzaam naar elkaar toe, daarna vascularisatie.
151
Periostale botvorming = 5 fases
Indirect (secundaire fractuurgenezing) Ontstaat een callus, bij geen 100% vaste verbinding (dus geen osteosynthese materiaal) 1e fase: ontstekingsfase, onstaat een hematoom 2e fase: collageenvezels slaan hier in neer, zachte callus (soort granulatieweefsel) - uren 3e fase: vascularisatie - dagen/week 4e fase: osteoblasten slaan extracellulaire matrix neer, harde callus (collageen type 1 en kalkzouten gaan verbinding met elkaar aan) - weken 5e fase: remodellering (oiv wet van Wolff) - maanden tot jaren
152
Complicaties fractuurgenezing door (4)
Onvoldoende immobilisatie Onvoldoende vascularisatie Onvoldoende repositie Infectie
153
Mal-union
Bot zit niet op de juiste hoek op elkaar
154
Delayed union
Botgenezing duurt langer dan je verwacht obv trauma
155
Non-union
Pseudoartrose: geen genezing van fractuur tenzij operatief ingrijpen
156
Non-union: hypertrofische pseudoartrose
Fractuur uiteinden verbreden, maar komen niet aan elkaar, gevolg van te weinig stabiliteit
157
Non-union: atrofische pseudoartrose
Sclerosering van fractuuruiteinden, gevolg van te weinig voeding
158
Doel fractuurbehandeling
Botgenezing zonder standafwijking met behoud van functie
159
Elke open fractuur is per definitie …
Gecontamineerd
160
Definitieve fractuurbehandeling, 2 opties:
Repositie (zetten) Immobilisatie (fixeren)
161
Conservatieve behandeling fractuur (2)
(Gips)spalk Tractie
162
Operatieve behandeling fractuur (2)
Externe fixateur Interne spalk
163
Tractie bij fractuurbehandeling = geen … fractuurgenezing Nadelen? (2)
Geen primaire fractuurgenezing Nadelen: ziekenhuisopname, langdurige bedrust
164
Bij een externe fixateur is er sprake van … botgenezing
Secundaire (geen sprake van absolute rigiditeit)
165
Nadelen externe fixateur (3)
Gewrichtsfunctiebeperking Infectierisico Gecompliceerde botgenezing (malunion/delayed union/non union)
166
Interne spalk (operatief) is sprake van … botgenezing. Risico’s? (3)
Primaire botgenezing (osteosynthesemateriaal, boren van corticaal naar corticaal). Risico’s: refractuur, corrosie, infectierisico
167
Voornaamste indicaties operatief ingrijpen fractuur (4)
Intra-arciculair met dislocatie Begeleidend vaat/zenuwletsel Gedislokeerde avulsie # Open #
168
Relatieve operatie indicaties fractuur (4)
Multipele # Segmentale # (op verschillende plaatsen van 1 bot) Pathologische # Metafysaire #
169
Fissuur (fracturen) =
Klein scheurtje in het bot, zonder verplaatsing van de fragmenten
170
Compressie fractuur
een botbreuk die voorkomt in bv een wervel, als deze nog niet gehard is. Deze breuk komt veel voor (voornamelijk bij vrouwen) ten gevolge van osteoporose. Het bot wordt bij een compressiefractuur als het ware in elkaar gedrukt.
171
Impressie fractuur
Breuk die ontstaat door indrukking (bij de schedelbotten)
172
Verschil opbouw corticaal bot vs spongieus bot
Corticaal bot kent een typische opbouw van osteonen die in de lengte richting van het bot verlopen. Spongieus bot bestaat uit een gebied met holten waartussen zich trabeculae bevinden.
173
De lengtegroei van de lange pijpbeenderen komt voort uit de ... botvorming onder aan de epifysaire schijf.
Enchondrale (= vanuit het kraakbeen)
174
Fracturen kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd, namelijk (6)
Anatomische locatie Richting van de fractuurlijn Mate van comminutie Ongevalsmechanisme Mate van begeleidend wekedelenletsel Mate van stabiliteit
175
Contusie =
Kneuzing Een beschadiging van onderhuids weefsel door stomp geweld, bijvoorbeeld door vallen of stoten, geen beschadiging van banden en pezen.
176
Distorsie =
Verstuiking Een gewrichtsletsel waarbij geen botbreuken zijn opgetreden maar wel een of meer banden, kapsels of ligamenten zijn gerekt, ingescheurd (partiële ruptuur) of doorgescheurd (ruptuur), echter niet in die mate dat er van ontwrichting sprake is, waarbij de vlakken van het gewricht niet meer stabiel tegen elkaar liggen.
177
Luxatie =
Ontwrichting of dislocatie Het uit de kom schieten van een gewricht.
178
Verschil intra-articulaire en extra-articulaire fracturen
Intra-articulaire fractuur = wanneer de fractuurlijn door het gewrichtsoppervlak van het bot loopt. Bij een intra-articulaire fractuur is het van groot belang dat de fractuurfragmenten nauwkeurig op elkaar aansluiten zodat weer een vlak en glad gewrichtsoppervlak wordt gecreëren. Indien dit niet mogelijk is kan dit leiden tot functiebeperking, pijnklachten en artrose (slijtage) van het gewricht). Fracturen in de nabijheid van een gewricht maar die niet door het gewrichtoppervlak lopen worden extra-articulaire fracturen genoemd. Symptomen zijn pijn, zwelling, functiebeperking en onvermogen tot belasten.
179
Kapselbandletsel is soms moeilijk te onderscheiden van enkelfractuur, vandaar de …
ottawa Ankle rules
180
Een infectie van bot of beenmerg
Osteomyelitis
181
Compartimentsyndroom =
Logesyndroom, een verstoring van bloedtoevoer door zwelling binnen een compartiment in het lichaam, waardoor acute medische zorg noodzakelijk wordt.