Thema 2 Traumatologie (houdings- en bewegingsapparaat) Flashcards

1
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup (6)

A

Flexie
Extensie
Abductie
Adductie
Exorotatie
Endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: flexie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-120 graden
M. iliopsoas, M. rectus femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: abductie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-60 graden, M Tensor fasciae latae en M. gluteus medius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: adductie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden, MM Adductor longus, brevis en magnus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: extensie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-15 graden, M gluteus maximus en hamstrings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: exorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-45 graden, M Piriformis en M Sartorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bewegingsmogelijkheden van de heup: endorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden, gecombineerde beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volgorde gewrichtsonderzoek heup (6)

A

Inspectie
Actief bewegingsonderzoek
Passief bewegingsonderzoek
Weerstandstesten
Palpatie
Specifieke testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inspectie heup: actief =

A

Looppatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inspectie heup: passief =
Staand: (2)
Liggend: (2)

A

Staand: stand bekken, beenlengte
Liggend: stand, huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een … been en …rotatiestand van de voet na een trauma zijn een sterke aanwijzing voor een fractuur van de …

A

Een verkort been en exorotatiestand van de voet na een trauma zijn een sterke aanwijzing voor een fractuur van de collum femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Weerstandstesten heup (6)

A

Flexie
Abductie
Adductie
Extensie
Exorotatie
Endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar wijst een capsulair patroon op?

A

Een capsulair patroon betekent dat er mogelijk een intra-articulaire afwijking aanwezig is, vooral coxartrose of artritis of irritatie van het kapsel door overbelasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In het heupgewricht is bij een capsulair patroon vooral de … beperkt. … en … zijn per definitie niet of nauwelijks beperkt. Elke bewegingsbeperking in de heup waarbij de beperkte … niet voorop staat, valt onder de noemer niet-capsulair patroon.

A

In het heupgewricht is bij een capsulair patroon vooral de endorotatie beperkt. Exorotatie en adductie zijn per definitie niet of nauwelijks beperkt. Elke bewegingsbeperking in de heup waarbij de beperkte endorotatie niet voorop staat, valt onder de noemer niet-capsulair patroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de proef van Trendelenburg (abductorentest)?

A

Vraag patiënt om rechtop op één been te gaan staan gedurende circa 30 seconden. Als de contralaterale heup begint uit te zakken, spreken we van een positieve proef van Trendelenburg. Dit duidt op verzwakking van de m. gluteus medius (heupabductor), waardoor de patiënt de aangedane heup niet kan stabiliseren en het bekken aan de contralaterale kant naar beneden zakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie (4)

A

Flexie
Extensie
Exorotatie
Endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: flexie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-135 graden, M. gastrocnemicus en m. plantaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: extensie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-5 graden, M quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: exorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden (bij 90graden flexie), m biceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bewegingsmogelijkheden van de knie: endorotatie. Hoeveel graden is mogelijk? Welke spier(en) zijn betrokken?

A

0-30 graden (bij 90graden flexie), m sartorius, m gracilis, m semimenbranosus en m semitenditnosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de stand van Bonnet? (knie)

A

De stand waarin het volume van het kniegewricht het grootst is: 20-30 graden flexie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Volgorde gewrichtsonderzoek knie (6)

A

Inspectie
Actief bewegingsonderzoek
Passief bewegingsonderzoek
Weerstandstesten
Palpatie
Specifieke testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Inspectie knie, je kijkt naar: (4)

A

Looppatroon
Nulstand
Zwelling
Littekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bewegingsonderzoek knie actief (2)

A

Flexie
Extensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Weerstandstesten knie (2)

A

Flexie
Extensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bevinding: slotklachten bij knie. Waarschijnlijke diagnose?

A

Los bot- of kraakbeenfragment (osteochondritis dissecans) of meniscusscheur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bevinding: alleen actieve flexie- en extensiebeperking bij knie. Waarschijnlijke diagnose?

A

Extra-articulair probleem: pees of spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bevinding: actieve en passieve flexie- en extensiebeperking bij knie. Waarschijnlijke diagnose?

A

intra-articulair probleem zoals artrose of artritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bevinding: flexie meer beperkt dan extensie bij knie. Waarschijnlijke diagnose?

A

capsulair bewegingspatroon: artrose of artritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bevinding: extensie meer beperkt dan flexie bij knie. Waarschijnlijke diagnose?

A

corpus liberum, degeneratieve meniscusafwijking of hydrops

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Bevinding: pijn en crepitaties bij passief bewegen bij knie. Waarschijnlijke diagnose?

A

aanwijzing voor meniscusletsel of artrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet (4)

A

Dorsaalflexie
Plantairflexie
Varus
Valgus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: dorsaalflexie. Hoeveel graden is mogelijk?

A

0-20 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: plantairflexie. Hoeveel graden is mogelijk?

A

0-50 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: varus. Hoeveel graden is mogelijk?

A

0-5 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bewegingsmogelijkheden van de enkel/voet: valgus. Hoeveel graden is mogelijk?

A

0-5 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Volgorde gewrichtsonderzoek enkel en voet (6)

A

Inspectie
Actief bewegingsonderzoek
Passief bewegingsonderzoek
Weerstandstesten
Palpatie
Specifieke testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Inspectie enkel en voet: actief (2)

A

Looppatroon/afwikkeling
Belasting voet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Inspectie enkel en voet: passief (5)

A

Huid/nagels
Standsafwijking/voetgewelf
Achillespees
Callusvorming
Contouren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Bewegingsonderzoek enkel en voet actief (2)

A

Dorsaalflexie
Plantairflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Specifieke testen enkel en voet (4)

A

Dorsaalflexie
Plantairflexie
Inversie
Eversie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

(Stabiliteits)tests van de enkel (3)

A

Voorschuiflade test
Achillespeestest (Thompson-test)
Test voor platvoet (Hubscher-test)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Voorschuiflade test enkel: uitvoering bij verdenking op ruptuur van de … (lig talofibulare anterius). Hoe werkt deze test?

A

Uitvoering bij verdenking op ruptuur van de laterale enkelbanden (lig talofibulare anterius)
Vraag patiënt om met gestrekt been te gaan zitten, met enkel en voet over de rand van de bank. Fixeer met de contralaterale hand met boven het bovenste spronggewricht. Omvat met de onderzoekershand plantair de calcaneus en beweeg met een lichte plantairflexiestand van het bovenste spronggewricht de cancaneus naar ventraal. Als er meer beweging is aan de laterale kant, is een ruptuur van het ligament waarschijnlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe werkt de achillespeestest (Thompson-test)?

A

Patiënt in buikligging, bij knijpen in kuit zal de voet in plantairflexie bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Test voor platvoet wordt ook wel de … genoemd

A

Hubscher-test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Ottawa Ankle Rules: röntgendiagnostiek is enkel geïndiceerd wanneer er sprake is van pijn in de … of in de … en daarenboven een van volgende symptomen: (5)

A

Ottawa Ankle Rules: röntgendiagnostiek is enkel geïndiceerd wanneer er sprake is van pijn in de malleoli of in de middenvoet en daarenboven een van volgende symptomen:
* Onvermogen de enkel te belasten (vier stappen te doen); en
* Pijn bij palpatie van de distale 6 cm van de posterieure zijde van het scheenbeen of de knobbel van de binnen enkel (mediale malleolus);
* Pijn bij palpatie van de distale 6 cm van de posterieure zijde van het kuitbeen of het uiteinde van de buitenste enkelknobbel (laterale malleolus);
* Pijn bij palpatie van de basis van het voetwortelbeentje v.d. kleine teen (basis MT-5);
* Pijn bij palpatie van het os naviculare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Weefseltypen (4)

A

Epitheelweefsel
Bind- en steunweefsel
Spierweefsel
Zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Primaire functies steun- en bindweefsel (5)

A

Steun
Opslag
Afweer
Herstel
Transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Vanuit waar wordt bindweefsel embryologisch opgebouwd?

A

Mesoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Bindweefseltypen (3)

A

Losmazig bindweefsel
Straf (ongeordend) bindweefsel
Straf (geordend) bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Functies kraakbeen (4)

A

Steun
Verbinding
Lagering
Groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Soorten kraakbeen (3)

A

Hyalien kraakbeen
Elastisch kraakbeen
Vezelig kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Spierweefsel: spiertypen (3)

A

Skeletspier
Hartspier
Gladde spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Groei en regeneratie spierweefsel: spiercellen groeien met name door … (vergroting, bijv trainen).

A

Hypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Stabilisatie gewricht door: (6)

A

Gewrichtskapsel
Ligamenten
Accessoire structuren
Botten
Pezen
Spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

ROM

A

Range of motion
Bewegingsmogelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Soorten synoviale gewrichten (5)

A

Glijgewricht
Scharniergewricht
Zadelgewricht
Rolgewricht
Kogelgewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Cellen vormen samen met de … en … weefsels

A

Cellen vormen samen met de ECM en interstitiele vloeistof weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Bindweefsel is …weefsel, … en …weefsel

A

Bindweefsel is beenweefsel, bloed en vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Bindweefselcellen: algemeen, kraakbeen en botten. Dit zijn:

A

Algemeen: fibroblast
Kraakbeen: chondroblast
Botten: osteoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Bindweefselcellen: vaste cellen =

A

-blasten, bouwen extracellulaire matrix op door productie grondsubstantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Bindweefselcellen: vrije cellen =

A

naar mate van stimuli binnentreden weefsel, bv plasmacellen, lymfocyten, andere afweercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Extracellulaire matrix (ECM) bevat: (3)

A

Grondsubstantie
Vezels
Weefselvloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Grondsubstantie bestaat uit … en …

A

proteoglycanen en glycoproteinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

… zijn schadelijk voor de grondsubstantie omdat ze dit afbreken

A

streptokokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Soorten vezels in ECM (2)

A

collageen
ellastine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Collageen is trekvast/veerkracht?
… is essentieel om collageen aan te kunnen maken

A

Trekvast
Vitamine C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Ellastine is trekvast/veerkracht?

A

Veerkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Bindweefseltypen (3)

A

Losmazig bindweefsel
Staf (ongeordend) bindweefsel
Straf (geordend) bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Losmazig bindweefsel
- zit bijv in … ruimte
- bevat weinig … waardoor weinig weerstand tegen …
- kan goed … (reactief weefsel)

A
  • zit bijv in subcutane ruimte
  • bevat weinig vezels waardoor weinig weerstand tegen trekkrachten
  • kan goed herstellen (reactief weefsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Straf (ongeordend) bindweefsel
- Bevat meer … -> beter bestand tegen …
- Zit bijv in … en …

A
  • Bevat meer collageenvezels -> beter bestand tegen trekkrachten en is trekvaster
  • Zit bijv in pezen en rondom kapsels van organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Straf (geordend) bindweefsel
- Zeer trekvast, maar alleen in …
- Zit bijv in …
- Minder ruimte voor … en … dan in losmazig weefsel (want minder ruimte vanwege meer vezelcellen)

A
  • Zeer trekvast, maar alleen in 1 of 2 richtingen (richting waarin de vezels lopen)
  • Zit bijv in pezen
  • Minder ruimte voor bloedvaten en lymfe dan in losmazig weefsel (want minder ruimte vanwege meer vezelcellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Herstelfases bindweefsel (3)

A

Ontstekingsfase - trekt vrije cellen aan
Proliferatiefase - vorming granulatieweefsel door cellen
Littekenfase (weinig veerkracht in litteken)

74
Q

Perichondrium =

A

Is omliggende kraakbeen: kapsel van bindweefsel dat kraakbeen omsluit, heeft bloedvaten.

75
Q

… bevat geen perichondrium, dus voeding moet vanaf een andere plek. Hierdoor langer herstel, bijvoorbeeld bij …

A

Gewrichtsoppervlak bevat geen perichondrium, dus voeding moet vanaf een andere plek. Hierdoor langer herstel, bijvoorbeeld bij osteoartrose.

76
Q

Soorten kraakbeen (3)

A

Hyalien kraakbeen
Elastisch kraakbeen
Vezelig kraakbeen

77
Q

Hyalien kraakbeen: bestaat uit …, zit tussen de uiteinde van de … en …; als deklaag op botoppervlakken bij …, versteviging larynx, … en bronchiën, vormt deel van …

A

Hyalien kraakbeen: bestaat uit collageen type 2, zit tussen de uiteinde van de ribben en sternum; als deklaag op botoppervlakken bij synoviale gewrichten, versteviging larynx, trachea en bronchiën, vormt deel van neustussenschot.

78
Q

Elastisch kraakbeen: bevat relatief veel elastische vezels. Zit onder andere in: …, …, …, wigvormig kraakbeen larynx. Functies: biedt stevigheid, maar laat … toe zonder beschadiging en … Wordt omgeven door rijk …

A

Elastisch kraakbeen: bevat relatief veel elastische vezels oorschelp van het uitwendige oor, epiglottis, gehoorgang, wigvormig kraakbeen larynx. Functies: biedt stevigheid, maar laat vervorming toe zonder beschadiging en keert naar zijn oorspronkelijk vorm terug. Wordt omgeven door rijk perichondrium.

79
Q

Bloemkooloren = regeneratie van …

A

elastisch kraakbeen

80
Q

Vezelig kraakbeen: bevat meer vezels, voornamelijk …. Is meer trekvast. Zit op plekken waar je relatief veel trek- en duwkrachten hebt. Zit bijvoorbeeld bij kussentjes binnen …; tussen … van bekken; …

A

Vezelig kraakbeen: bevat meer vezels, voornamelijk collageen type 1. Is meer trekvast. Zit op plekken waar je relatief veel trek- en duwkrachten hebt. Zit bijvoorbeeld bij kussentjes binnen kniegewricht; tussen schaambeenderen van bekken; tussenwervelschijven.

81
Q

Eigenschap kraakbeen wordt voornamelijk bepaald door bouw van …

A

extracelullulaire kraakbeenmatrix

82
Q

Behalve op gewrichtsvlakken zijn … en … kraakbeen omgeven door perichondrium

A

Hyalien
Elastisch

83
Q

Elastisch kraakbeen heeft relatief veel …

A

elastische vezels

84
Q

Dwarsgestreepte skeletspiervezel is omgeven door … (endomysium), vervolgens door … en daarna door … (om spierbundel, loopt door in pezen)

A

Dwarsgestreepte skeletspiervezel, omgeven door lamina basalis (endomysium) - perimysium - epimysium (om spierbundel, loopt door in pezen)

85
Q

Dikkere myosinefilamenten en dunnere actinefilamenten die gerangschikt zijn, vormen samen een … -> naast elkaar = …

A

Dikkere myosinefilamenten en dunnere actinefilamenten die gerangschikt zijn, vormen samen een sarcomeer -> naast elkaar = myofibril

86
Q

Bij spiercontractie schuiven de … over het … heen

A

Bij contractie schuiven de actine filamenten over het myosinefilament heen

87
Q

… / myoneurale verbinding: waar axon bij spiervezel komt. Bevat neurotransmitters in blaasjes (= …).

A

Motorische eindplaat / myoneurale verbinding: waar axon bij spiervezel komt. Bevat neurotransmitters in blaasjes (acetylcholine).

88
Q

Motorische eenheid =

A

alle spiervezels die door 1 axon worden geinnerveerd.

89
Q

Diarthrosis (synoviaal gewricht) =

A

Vrijbewegende gewrichten

90
Q

Spiervezels baseren hun contractie op het langs elkaar glijden van filamenten bestaande uit … en …

A

actine en myosine

91
Q

parallelle myofibrillen vullen het sarcoplasma van de …

A

spiervezel

92
Q

Gewrichtskapsel om gewricht bestaat uit: … + … (gaat over in periost). Kapsel omvat het gewricht maar niet het articulerende oppervlak, dit is juist … kraakbeen.

A

Gewrichtskapsel om gewricht bestaat uit: synoviaal membraan + fibreus kapsel (fibreus kapsel gaat over in periost). Kapsel omvat het gewricht maar niet het articulerende oppervlak, dit is juist hyaline kraakbeen.

93
Q

Functies synoviaalvloeistof (3)

A

Lubricatie
Nutrientdistributie
Schokabsorptie

94
Q

Lubricatie =

A

vochtig houden van gewricht, door druk

95
Q

Nutrientdistributie =

A

vanwege geen perichondrium wordt het kraakbeen gevoed door synoviaalvloeistof, bevat wat meer voedingsstoffen

96
Q

Accessoire structuren (4)

A

Meniscus
Fat pad
Ligamenten
Bursa

97
Q

Meniscus =

A

stukje kraakbeen

98
Q

Fat pad =

A

bindweefsel, zorgt voor vorm en steun en/of voeding

99
Q

Ligamenten = vezelrijke type …, straf … -> …gewaarborgd, kunnen binnen gewricht (…) of buiten (…)

A

vezelrijke type bindweefsel, straf geordend -> trekkracht gewaarborgd), kunnen binden gewricht (kruisbanden) of buiten (collateraalbanden)

100
Q

Bursa =

A

met vocht gevuld zakje in het bindweefsel gelegen, gaat wrijving tegen en zit rondom pezen/spieren/ossale structuren

101
Q

Wat voor gewricht is een elleboog?

A

Scharniergewricht

102
Q

Wat voor gewricht is een knie?

A

scharniergewricht

103
Q

Wat voor gewricht is een enkel?

A

scharniergewricht

104
Q

Wat voor gewricht is de atlas/axis C1/C2?

A

rolgewricht

105
Q

Wat voor gewricht is een heup?

A

kogelgewricht

106
Q

Wat voor gewricht is een schouder?

A

kogelgewricht

107
Q

Wat voor gewricht is een CMC-1?

A

zadelgewricht

108
Q

Wat voor gewrichten zijn Acromioclaviculair, claviculosternaal, sacro-iliacaal, vertebrocostaal gewrichten?

A

Glijgewrichten

109
Q

Synoviale gewrichten worden omgeven door een …, bevatten … kraakbeen, …vloeistof en … structuren

A

Synoviale gewrichten worden omgeven door een gewrichtskapsel, bevatten hyalien kraakbeen, sinoviaalvloeistof en accessoire structuren.

110
Q

Primaire functies bot (6)

A

Steun
Bescherming
Beweging
Bloedaanmaak
Groei
Reservoir (mineralen, zouten)

111
Q

Bot is embryologisch afkomstig vanuit het …

A

Mesoderm

112
Q

Organische opbouw van bot bestaat voor een groot deel uit … type …

A

Collageen type 1

113
Q

Botcellen (3)

A

Osteoblasten
Osteocyten
Osteoclasten

114
Q

Functie osteoblasten

A

Synthetiseren met name collageen type I

115
Q

Ligging osteoblasten

A

Met name aan buitenzijde bot, net onder het periost

116
Q

Functie osteocyten

A

Regulerende en signalerende functie (zijn ver gevorderde osteoblasten)

117
Q

Ligging osteocyten

A

Met name in botmatrix (niet helemaal buiten, niet helemaal binnen)

118
Q

Osteoclasten functie

A

Kunnen het bot afbreken, zijn vrij bewegende cellen

119
Q

Ligging osteoclasten

A

Tegen de botrand aan, ‘eten’ stukjes botmatrix weg

120
Q

Wat is de wet van Wolff?

A

Wanneer op het botweefsel krachten in verschillende richtingen worden uitgevoerd, zal dit blijvende gevolgen hebben voor de structuur van het bot.

121
Q

Compacta =

A

Corticaal bot

122
Q

Spongiosa =

A

Spongieus bot

123
Q

Wet van Wolff: met name de structuur van de … zal veranderen door druk-/trekkrachten

A

Spongiosa

124
Q

Spongieus bot ligt met name gelegen in de …,, corticaal bot met name in de …

A

Spongieus in epifyse
Corticaal in diafyse

125
Q

Tussen epifyse en diafyse =

A

Metafyse (groeischijven)

126
Q

Epifysair schijven

A

Groeischijven
Te vinden bij niet volgroeid bot, bij volgroeid bot heb je de epifysair lijn

127
Q

Epifysair schijven zorgen voor groei in … richting

A

Lengte

128
Q

… (soort vlies) ligt om het been, is verbonden et het corticale bot dmv …
… hechten hier aan aan

A

Periost
Vezels van Sharpey
Pezen hechten aan in het periost

129
Q

Chondrale botvorming gaat in 6 stappen:

A

1: Aanleg model, bestaat volledig uit hyaliene kraakbeen
2: Botmanchet vormt zich bij de schacht (kraakbeen verkalkt)
3: Vorming cortex (primair botvormingscentrum ontstaat in de diafyse)
4: Invasie vaatkluwen schacht en epifyse
5: Kraakbeen wordt vervangen door bot muv gewrichtskraakbeen en epifysaire schijven
6: Epifysaire schijven verbenen en vormen de epifysaire lijnen

130
Q

Endost is … dan periost (enkele lagen cellen), bevat met name veel … voor …

A

Dunner
Veel osteoblasten voor vorming nieuw bot

131
Q

Endost en periost bevatten beide veel …

A

Bloedvaten

132
Q

Een fractuur ontstaat wanneer

A

Belasting > belastbaarheid weefsel

133
Q

Fractuursymptomen (4)

A

Algemene ontstekingsverschijnselen
Afwijkende stand
Crepitaties
Asdrukpijn

134
Q

Wat is belangrijk bij maken rontgenfoto bij verdenking fractuur?

A

Moet altijd in 2 verschillende richtingen worden genomen vanwege overprojectie

135
Q

Een veel gebruikte classificatie voor fracturen is de …

A

AO classificatie (deze hoef je niet uit je hoofd te kennen)

136
Q

Pareerfractuur

A

Fractuurlijn in 1 richting

137
Q

Penetrerende fractuur

A

Fractuurlijnen in verschillende richtingen (vb schotwonden)

138
Q

Classificatie fracturen - ongevalsmechanisme: direct (2)

A

Pareerfractuur
Penetrerend

139
Q

Classificatie fracturen - ongevalsmechanisme: indirect (4)

A

Avulsiefractuur
Compressiefractuur
Angulatiefractuur
Torsiefractuur

140
Q

Avulsiefractuur

A

Verschillende krachten, vezels van Sharpey blijven in het bot gehecht en trek je het bot uit elkaar, mn op plekken waar krachtige pezen overgaan in het bot. Doordat de pees meer trekkracht kan verdragen, zal eerder een stuk bot afscheuren dan de pees.

141
Q

Angulatiefractuur

A

Dwarse kracht, ene zijde trekkrachten, andere zijde drukkrachten

142
Q

Torsiefractuur

A

Torderende krachtcomponent

143
Q

Epifysiolyse =

A

Fractuur door epifysairschijf

144
Q

Comminutieve fractuur =

A

Verbrijzeling (>2 botdelen)

145
Q

Fractuurtje in de cortex =

A

Fissuur (volwassenen)
Greenstick (kinderen)

incomplete fractuur waarbij een buiging van het bot plaatsvindt (cortexonderbreking aan één zijde)

146
Q

Classificatie - wekedelenletsel:
- Gesloten (ongecompliceerde) fractuur - indeling van …
- Open (gecompliceerde) fractuur = indeling van … (directe verbinding met buitenwereld)

A

Classificatie - wekedelenletsel (deze indeling niet uit je hoofd weten):
- Gesloten (ongecompliceerde) fractuur - indeling van Muller
- Open (gecompliceerde) fractuur = indeling van Gustilo (directe verbinding met buitenwereld)

147
Q

Wat is het verschil tussen een stabiele en een instabiele fractuur?

A

Instabiele fractuur: botdelen moeten op hun plaats worden gehouden om te voorkomen dat de fractuur verergert

Stabiele fractuur: met normale krachtinwerking zal de fractuur niet verergeren

148
Q

Vormen van fractuurgenezing: direct (primair), ook wel … genoemd

A

Endostale botgenezing

149
Q

Vormen van fractuurgenezing: indirect (secundair), ook wel … genoemd

A

Periostale botvorming

150
Q

Endostale botgenezing

A

Direct (primaire botgenezing), botgenezing vanuit het bot zelf (ontstaat geen callus). Mbv fixeren dmv osteosynthese materiaal.

Osteoclasten ruimen kapotte bot op, osteoblasten maken nieuwe botmatrix. Uiteindes groeien langzaam naar elkaar toe, daarna vascularisatie.

151
Q

Periostale botvorming =
5 fases

A

Indirect (secundaire fractuurgenezing)
Ontstaat een callus, bij geen 100% vaste verbinding (dus geen osteosynthese materiaal)

1e fase: ontstekingsfase, onstaat een hematoom
2e fase: collageenvezels slaan hier in neer, zachte callus (soort granulatieweefsel) - uren
3e fase: vascularisatie - dagen/week
4e fase: osteoblasten slaan extracellulaire matrix neer, harde callus (collageen type 1 en kalkzouten gaan verbinding met elkaar aan) - weken
5e fase: remodellering (oiv wet van Wolff) - maanden tot jaren

152
Q

Complicaties fractuurgenezing door (4)

A

Onvoldoende immobilisatie
Onvoldoende vascularisatie
Onvoldoende repositie
Infectie

153
Q

Mal-union

A

Bot zit niet op de juiste hoek op elkaar

154
Q

Delayed union

A

Botgenezing duurt langer dan je verwacht obv trauma

155
Q

Non-union

A

Pseudoartrose: geen genezing van fractuur tenzij operatief ingrijpen

156
Q

Non-union: hypertrofische pseudoartrose

A

Fractuur uiteinden verbreden, maar komen niet aan elkaar, gevolg van te weinig stabiliteit

157
Q

Non-union: atrofische pseudoartrose

A

Sclerosering van fractuuruiteinden, gevolg van te weinig voeding

158
Q

Doel fractuurbehandeling

A

Botgenezing zonder standafwijking met behoud van functie

159
Q

Elke open fractuur is per definitie …

A

Gecontamineerd

160
Q

Definitieve fractuurbehandeling, 2 opties:

A

Repositie (zetten)
Immobilisatie (fixeren)

161
Q

Conservatieve behandeling fractuur (2)

A

(Gips)spalk
Tractie

162
Q

Operatieve behandeling fractuur (2)

A

Externe fixateur
Interne spalk

163
Q

Tractie bij fractuurbehandeling = geen … fractuurgenezing
Nadelen? (2)

A

Geen primaire fractuurgenezing
Nadelen: ziekenhuisopname, langdurige bedrust

164
Q

Bij een externe fixateur is er sprake van … botgenezing

A

Secundaire (geen sprake van absolute rigiditeit)

165
Q

Nadelen externe fixateur (3)

A

Gewrichtsfunctiebeperking
Infectierisico
Gecompliceerde botgenezing (malunion/delayed union/non union)

166
Q

Interne spalk (operatief) is sprake van … botgenezing.
Risico’s? (3)

A

Primaire botgenezing (osteosynthesemateriaal, boren van corticaal naar corticaal).
Risico’s: refractuur, corrosie, infectierisico

167
Q

Voornaamste indicaties operatief ingrijpen fractuur (4)

A

Intra-arciculair met dislocatie
Begeleidend vaat/zenuwletsel
Gedislokeerde avulsie #
Open #

168
Q

Relatieve operatie indicaties fractuur (4)

A

Multipele #
Segmentale # (op verschillende plaatsen van 1 bot)
Pathologische #
Metafysaire #

169
Q

Fissuur (fracturen) =

A

Klein scheurtje in het bot, zonder verplaatsing van de fragmenten

170
Q

Compressie fractuur

A

een botbreuk die voorkomt in bv een wervel, als deze nog niet gehard is. Deze breuk komt veel voor (voornamelijk bij vrouwen) ten gevolge van osteoporose. Het bot wordt bij een compressiefractuur als het ware in elkaar gedrukt.

171
Q

Impressie fractuur

A

Breuk die ontstaat door indrukking (bij de schedelbotten)

172
Q

Verschil opbouw corticaal bot vs spongieus bot

A

Corticaal bot kent een typische opbouw van osteonen die in de lengte richting van het bot verlopen.

Spongieus bot bestaat uit een gebied met holten waartussen zich trabeculae bevinden.

173
Q

Delengtegroeivan de lange pijpbeenderen komt voort uit de … botvorming onder aan de epifysaire schijf.

A

Enchondrale (= vanuit het kraakbeen)

174
Q

Fracturen kunnen op verschillende manieren worden geclassificeerd, namelijk (6)

A

Anatomische locatie
Richting van de fractuurlijn
Mate van comminutie
Ongevalsmechanisme
Mate van begeleidend wekedelenletsel
Mate van stabiliteit

175
Q

Contusie =

A

Kneuzing

Een beschadiging van onderhuids weefsel door stomp geweld, bijvoorbeeld door vallen of stoten, geen beschadiging van banden en pezen.

176
Q

Distorsie =

A

Verstuiking

Eengewrichtsletselwaarbij geenbotbreukenzijn opgetreden maar wel een of meer banden, kapsels ofligamentenzijn gerekt, ingescheurd (partiële ruptuur) of doorgescheurd (ruptuur), echter niet in die mate dat er vanontwrichtingsprake is, waarbij de vlakken van het gewricht niet meer stabiel tegen elkaar liggen.

177
Q

Luxatie =

A

Ontwrichting of dislocatie

Het uit de kom schieten van eengewricht.

178
Q

Verschil intra-articulaire en extra-articulaire fracturen

A

Intra-articulaire fractuur = wanneer de fractuurlijn door het gewrichtsoppervlak van het bot loopt. Bij een intra-articulaire fractuur is het van groot belang dat de fractuurfragmenten nauwkeurig op elkaar aansluiten zodat weer een vlak en glad gewrichtsoppervlak wordt gecreëren. Indien dit niet mogelijk is kan dit leiden tot functiebeperking, pijnklachten en artrose (slijtage) van het gewricht).

Fracturen in de nabijheid van een gewricht maar die niet door het gewrichtoppervlak lopen worden extra-articulaire fracturen genoemd.

Symptomen zijn pijn, zwelling, functiebeperking en onvermogen tot belasten.

179
Q

Kapselbandletsel is soms moeilijk te onderscheiden van enkelfractuur, vandaar de …

A

ottawa Ankle rules

180
Q

Een infectie van bot of beenmerg

A

Osteomyelitis

181
Q

Compartimentsyndroom =

A

Logesyndroom, een verstoring van bloedtoevoer door zwelling binnen een compartiment in het lichaam, waardoor acute medische zorg noodzakelijk wordt.