Thema 5 Schizofrenie en agressie Flashcards

1
Q

Hallucinaties vs wanen

A

Hallucinaties: het ervaren van gewaarwordingen als zintuigelijke waarnemingen, terwijl er in feite geen externe prikkeling van het betrokken zintuig plaatsvindt. Ze zijn niet onderhevig aan de wil.

Wanen: stoornissen in de inhoud van het denken, bestaande uit persoonlijke, fundamentele overtuigingen die in strijd met de werkelijkheid en niet corrigeerbaar zijn, ondanks afdoende bewijs van het tegendeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 7 type wanen

A

Grootheidswanen (vb onsterfelijkheids- en paranormale wanen)
Betrekkingswanen (alles in je omgeving heeft betrekking op jou)
Paranoide wanen (benadelings-, vergiftigings-, achtervolgings- en ontrouwwanen)
Depresieve wanen (vbschuld, zonde, armoede)
Somatische wanen (vb hypochndrische en zwangerschapswanen)
Misidentificatiewanen (vb echtgenote vervangen door identieke bedrieger)
Beinvloedingswanen (vb wanen over gedachtebelemmering, iemand van buitenaf is jouw gedachte aan het sturen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

5 vormen hallucinaties

A

Akoestisch: al dan niet imperatief, vooral bij schizofrenie
Visueel
Olfactorisch (vb brand- of chemische lucht ruiken)
Gustatorisch (proeven/smaak)
Somatisch: onderscheiden in tactiel, kinesthetisch en seksueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 3 positieve symptomen schizofrenie

A

Wanen, hallucinaties en formele denkstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 3 negatieve symptomen schizofrenie

A

Sociaal terugtrekken, weinig emotie meer tonen en tot weinig activiteit komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke gebieden zijn (over)actief bij mensen die stemmen horen? (Op het moment dat ze stemmen horen)

A

Gebied van Broca en gebied van Wernicke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Psychotische stoornissen: 9 voorbeelden

A

Schizofrenie
Schizoaffectieve stoornis
Gedeelde psychose
Waanstoornis
Schizofreniforme stoornis
Kortdurende psychotische stoornis
Psychotische stoornis door somatische aandoening
Psychotische stoornis door een middel
Andere/ongespecificeerde gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pathogenese psychose

A

Nog niet in detail bekend, ontregeling van neurotransmitters (oa tijdelijke verhoging van dopamine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Schizofrenie DSM-V:

… (of meer) van de volgende 5 kenmerken, waarvan elk in een periode van … een significant deel van de tijd aanwezig is. Minstens 1 van deze moet 1, 2 of 3 zijn: (5 kenmerken)

Sociaal of beroepsmatig disfunctioneren (3)

A

Twee (of meer) van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van 1 maand een significant deel van de tijd aanwezig is (of korter indien succesvol behandeld). Minstens 1 van deze moet 1, 2 of 3 zijn:
1 Wanen
2 Hallucinaties
3 Onsamenhangende spraak (bijvoorbeeld frequent de draad kwijtraken of incoherentie)
4 Ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
5 Negatieve symptomen, dat wil zeggen vervlakking van het affect, gedachten- of spraakarmoede of apathie

Sociaal of beroepsmatig disfunctioneren
▪De symptomen zijn tenminste 6 maanden ononderbroken aanwezig (waarvan minimaal 1 maand cluster A)
▪Uitsluiting van schizoaffectieve of stemmingsstoornissen
▪Uitsluiting van gebruik van middelen of een somatische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Risicofactoren schizofrenie (7)

A

positieve familie-anamnese
Cannabis/drugsgebruik
Mannelijk geslacht
Stedelijke omgeving
Pre- en perinatale problemen
Migratie
Psychotrauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bio-psychosociale-model

A

biologische factoren + psychologische factoren + sociale factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling psychotische stoornissen: niet medicamenteus (3)

A

psycho-educatie
3 R’en: rust, reinheid en regelmaat
Psychotherapie (CGT, systeemtherapie, ACT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling psychotische stoornissen medicamenteus

A

Antipsychotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Duur van de voortgezette behandeling met antipsychotica na een psychotische episode

A

1 - 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Antipsychotica: indeling in twee groepen, namelijk:

A

Typisch (blokkeren van dopamine)
Oa haloperidol, zuclopentixol, penfluridol, sulperide, broomperidol

Atypisch (grijpt ook aan op andere transmitters)
Oa clozapine, quetiapine, aripiprazol, olanzapine, risperidon, amisulpride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen antipsychotica op de negatieve symptomen?

A

Negatieve symptomen worden niet beïnvloed (mogelijk bij clozapine wel) en kunnen zelfs verergeren, afhankelijk van de dosering

17
Q

Bijwerkingen antipsychotica (5) (GEEN VRAAG OVER ZEGT DE MENEER VAN COLLEGE PSYCHOSE)

A

Antidopaminerg - extrapiramidale bijwerkingen, hyperprolactinemie, MNS
Antinoradrenerg - (orthstatische) hypotensie, hypnosedatie
Antihistaminerg - hypnosedatie, gewichtstoename
Anticholinerg - diverse vegatatieve verschijnselen
Antiserotonerg - gewichtstoename, gunstig effect op slaap, seksuele bijwerkingen

18
Q

Schizofrenie vs schizofreniforme stoornis?

A

Zelfde criteria als schizofrenie, echter de verschijnselen bestaan minimaal 1 maand, maar korter dan 6 maanden

19
Q

Schizoaffectieve stoornis = …
Twee verschillende types
Behandeling?

A

▪Stemmingsstoornis (depressieve, manische of gemengde episode) tegelijkertijd met psychose
▪Stemmingsstoornis belangrijk deel van de tijd aanwezig, maar tenminste 2 weken psychose zonder stemmingscomponent
▪Bipolair en depressief type
▪Behandeling met antipsychotica, eventueel met stemmingsstabilisator (bipolair type) of antidepressivum (depressief type)

20
Q

Waanstoornis criteria (2)

A

▪Niet bizarre wanen, gedurende ten minste 1 maand
▪Functioneren niet beperkt en gedrag niet onmiskenbaar vreemd of bizar

21
Q

Wat wordt hieronder beschreven?

▪Slechts 1 van de volgende nodig:
▪wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, ernstig chaotisch of katatoon gedrag
▪Duur: minimaal 1 dag, maximaal 1 maand, waarna volledig herstel
▪Veelal na life-event
▪Geassocieerd met cluster A persoonlijkheidsstoornissen
▪Zo nodig kortdurende behandeling met antipsychotica

A

Kortdurende psychose

22
Q

Wat is een gedeelde psychotische stoornis?

A

▪Folie à deux: een waan die zich ontwikkelt bij een persoon in de context van een nauwe relatie met (een) ander(en) bij wie reeds een waan is vastgesteld
▪Waan heeft dezelfde inhoud als bij degene bij reeds een waan is vastgesteld
▪Na verbreken van deze relatie verdwijnt de waan

23
Q

Behandeling schizofrenie (5)

A

Antipsychotische medicatie (typisch vs atypisch)
Psychosociale interventies (psycho-educatie, CGT, gezins- en individuele therapie rehabilitatieprogramma’s)
Ondersteunende zorg en huisvesting
Zelfhulpgroepen en peer-ondersteuning
Ziekenhuisopname en crisisinterventie (in ernstige gevallen)

Bron chat gpt

24
Q

Wat is een persoonlijkheidsstoornis?
Noem de verschillende clusters]

A (3)
B (4)
C (3)

A

Een persoonlijkheidsstoornis is een psychische aandoening die wordt gekenmerkt door langdurige en diepgewortelde patronen van gedachten, emoties en gedrag die afwijken van de culturele normen en leiden tot problemen in het functioneren en de relaties van een persoon. Deze patronen zijn meestal star en onveranderlijk, en veroorzaken vaak aanzienlijk lijden of beperkingen in verschillende levensgebieden.
Er zijn verschillende soorten persoonlijkheidsstoornissen, verdeeld in drie clusters volgens de DSM-5:

  1. Cluster A - Excentrieke of vreemde persoonlijkheidsstoornissen:
    • Paranoïde persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door wantrouwen, achterdochtigheid jegens anderen, het interpreteren van onschuldige opmerkingen als bedreigend en het hebben van moeite met het vertrouwen van anderen.
    • Schizoïde persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door een gebrek aan interesse in sociale relaties, beperkt emotioneel expressief vermogen, eenzaamheid, weinig behoefte aan nauwe relaties en een voorkeur voor een solitair bestaan.
    • Schizotypische persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door excentriek gedrag, vreemde overtuigingen of magisch denken, ongewone perceptuele ervaringen, sociale angst en problemen met interpersoonlijke relaties.
  2. Cluster B - Dramatische, emotionele of grillige persoonlijkheidsstoornissen:
    • Borderline persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door instabiliteit in emoties, zelfbeeld en interpersoonlijke relaties, impulsiviteit, intense angst voor verlating en herhaaldelijk zelfbeschadigend gedrag.
    • Narcistische persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door een overdreven gevoel van eigenwaarde, behoefte aan bewondering, gebrek aan empathie voor anderen, grandioze fantasieën en gevoelens van superioriteit.
    • Histrionische persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door overdreven emotioneel en dramatisch gedrag, de behoefte om in het middelpunt van de aandacht te staan, oppervlakkige emoties, snel wisselende stemmingen en het gemakkelijk beïnvloedbaar zijn door anderen.
    • Antisociale persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door een gebrek aan respect voor de rechten van anderen, impulsiviteit, roekeloos gedrag, manipulatief gedrag, gebrek aan spijt of schuldgevoel en herhaaldelijk overtreden van de wet.
  3. Cluster C - Angstige of vermijdende persoonlijkheidsstoornissen:
    • Vermijdende persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door een overmatige angst voor afwijzing, verlegenheid, het vermijden van sociale situaties uit angst voor kritiek of afwijzing en een gevoel van ontoereikendheid.
    • Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door een overmatige afhankelijkheid van anderen, het vermijden van zelfstandigheid, moeite met het nemen van beslissingen, het vermijden van conflicten en een sterke behoefte aan geruststelling en steun van anderen.
    • Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis: Gekenmerkt door perfectionisme, ordelijkheid, inflexibiliteit, een sterke behoefte aan controle, preoccupatie met details, moeite met het delegeren van taken en rigide denkpatronen.

Bron chat gpt

25
Q

Overdracht / tegenoverdracht

A
  • Overdracht: Dit verwijst naar de onbewuste projectie van gevoelens, verlangens of ervaringen van de patiënt op de therapeut. Bijvoorbeeld, een patiënt met een borderline persoonlijkheidsstoornis kan de therapeut zien als een ouderfiguur en intense gevoelens van liefde of haat ontwikkelen, gebaseerd op hun eerdere ervaringen met autoriteitsfiguren.
    • Tegenoverdracht: Dit verwijst naar de onbewuste reacties en gevoelens van de therapeut jegens de patiënt, gebaseerd op hun eigen ervaringen, persoonlijkheid en overtuigingen. Bijvoorbeeld, een therapeut kan zich overweldigd, gefrustreerd of geïrriteerd voelen door een patiënt met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, wat de therapeutische relatie kan beïnvloeden.

Het herkennen en begrijpen van overdracht en tegenoverdracht is essentieel voor therapeuten bij het omgaan met de complexiteit van de behandelrelatie met patiënten met persoonlijkheidsstoornissen. Het kan helpen bij het identificeren van onderliggende dynamieken en het bevorderen van een effectieve therapeutische benadering die gericht is op het bevorderen van groei en herstel.

Bron chat gpt

26
Q

Mogelijke farmacologische behandelingen schizofrenie (4)

A

Antipsychotica (typisch/atypisch)
Stemmingsstabilisatoren (vb lithium)
Antidepressiva
Anxiolytica

27
Q

3 primaire overlevingsmechanismen

A

Vechten
Vluchten
Bevriezen

28
Q

3 soorten agressie

A

Frustratie agressie
Instrumentele agressie
Psychopathologische agressie

29
Q

Aanpak:

Verkeerde argumenten leveren nieuwe energie, wakkeren het conflict aan.
Betrekkingscommunicatie krijgt meer nadruk dan de inhoud; reageer op de boosheid.
Luister actief; probeer de werkelijke reden van de boosheid te achterhalen.
Geef ruimte voor emoties; spreek niet te snel tegen.

Bij welke agressie?

A

Frustratie agressie

30
Q

Aanpak:

Benoem zo concreet mogelijk welk gedrag ongewenst is
Geef aan dat je dat onprettig vindt
Stel een grens: ‘ik wil dat u daarmee stopt’*
Bied een keuze en handel daarop
Toon begrip als daarop nog emotie wordt geuit

Bij welke agressie?

A

Instrumentele agressie

31
Q

Aanpak:

Eigen veiligheid eerst; check vluchtwegen en roep indien mogelijk hulp in
Houd voldoende fysieke afstand
Maak op een rustige manier contact
Praat met een rustige stem
Voorkom dat de cliënt schrikt
Stel korte vragen; geef de ander de tijd om hierop te reageren
Bied structuur en wees duidelijk over de regels

Bij welke agressie?

A

Psychopathologische agressie