Thema 3 Centrale cerebrale stoornissen Flashcards

1
Q

Liquor: …% in en om hersenen, …% in ruggenmerg
Totaal volume volwassenen: …mL
Totaal volume kinderen: … mL
Per dag tot … maal ververst

A

Liquor: 75% in en om hersenen, 25% in ruggenmerg
Totaal volume volwassenen: 140mL
Totaal volume kinderen: 50 mL
Per dag tot 4 maal ververst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Resorptie liquor via

A

Arachnoidale villi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Indicaties liquoronderzoek (5)

A

Infectie / ontsteking
SAB
Metastasen
Encephalopathieen
Liquor lekkage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Liquor afname volwassenen, max?

A

30 mL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Complicaties liquorpunctie (3)

A

Hoofdpijn door liquorhypotensie
Bloeding
Infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe weet je of er bloed bij je liquor zit door bv een SAB of dat het komt door bloedbijmenging bij aanprikken?

A

Bloedbijmenging door aanprikken bloedvaten: liqor wordt steeds helderder tijdens de punctie, eerste is meest bloederig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschillen liquor en plasma bij:
Albumine
Glucose
Totaal eiwit
IgG
Lactaat
Elektrolyten
Osmolaritt
Calcium

A

Albumine hoger in plasma dan in liquor
Glucose hoger in plasma dan in liquor (60-70%)
Totaal eiwit hoger in plasma dan in liquor
IgG hoger in plasma dan in liquor
Lactaat vergelijkbaar
Elektrolyten vergelijkbaar
Osmolariteit vergelijkbaar
Calcium (helft gebonden aan albumine) hoger in plasma dan in liquor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Laboratoriumdiagnostiek in liquor (8)

A

Aspect en bloedpigmenten
Cellen, aantal en differentiatie
Glucose
Lactaat
Totaal eiwit
Albumine
Immuunglobulines
Specifieke eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

SAB: bloedpigmenten in liquor aantoonbaar na …

A

10-12 uur na de bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Liquor: cellen (leuko’s/ery’s)
Normaalwaarde?
Verhoogd bij? (5)

A

Normaal: leuko’s <5 per uL
Geen erythrocyten

Cellen verhoogd bij:
Traumatische punctie
Verlies bloed hersen barriere
Bloeding
Ontstekingsprocessen, MS en virale/bacteriele infecties
Tumorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe maak je in liquor verschil tussen virale en bacteriele infectie?

A

Viraal
- verhoogd celaantal (<300/uL)
- Mn mononucleaire lymfocyten
- Normaal glucose en lactaat
- Normaal tot licht verhoogd eiwit
- Soms IgG banden in spectrum

Bacterieel
- Verhoogd celaantal (>1000/uL)
- Mn polynucleaire leucocyten
- Verlaagd glucose en verhoogd lactaat
- Verhoogd totaal eiwit
- Geen IgG banden in spectrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Liquor: glucose
Normaal liquor/bloed ratio?

Betekenis hoog?
Betekenis laag?

A

Concentratie liquor sterk afhankelijk van serumconcentratie
Ratio liquor/bloed: 0.65
Hoog: geen diagnostische betekenis
Laag: eerst uitsluiten hypoglycaemie. Bacteriele meningitis (verbruik door bacterien, remming transport over bloed-hersen barriere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lactaat in liquor verhoogd bij: (3)

A

Bacteriele infectie, niet/nauwelijks bij virale infectie
Cerebrale hypoxie
CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Liquor: eiwit
Normaalwaarde?
Verhoogd bij?

A

concentratie in liquor 0,5% van serum

Eiwit verhoogd:
- Verstoorde bloed-hersen barriere
—> Infecties, tumoren, hersenbloeding
- Verhoogde synthese immuunglobulinen
—> Totaal eiwit concentratie niet altijd verhoogd
—> Inflammatoire processen met CNS lokalisatie (MS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Amyloid beta eiwit, tau en P-tau in liquor: diagnostiek van …

A

Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan je zien in liquor bij MS? (2)

A

Verhoogde IgG-index
Oligoclonale IgG banden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan je er achter komen of neusvocht liquor is?

A

Beta 2 transferrine (BTP) bepalen bij neusvocht en serum patient.

Liquor aanwezig indien [BTP] in aangeboden vocht >1.1 mg/L, afwezig <0.68 mg/L. Tussen deze waarden een ratiometing uitgevoerd met bijbehorend serum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Twee systemen voor doorbloeding hersenen, namelijk:

A

Achtzijde: a vertebralis 2x (20%)
Voorzijde: a carotis communis 2x (80%)
Systemen met elkaar verbonden: cirkel van Willis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Linker carotis communis ontspringt vanaf …
Rechter carotis communis ontspringt vanaf …

A

Linker carotis communis ontspringt direct vanuit aortaboog
Rechter ontspringt vanaf truncus brachiocephalicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Carotis communis splitst op in … (hersenen) en … (alles extern gelegen van de hersenen)

A

Communis springt op in carotis interna (hersenen) en carotis externa (alles extern gelegen van de hersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Carotis interna passeert …, eerste aftakking = …

A

Carotis interna passeert schedelbasis, eerste aftakking = arteria ophthalmica -> bij acute afsluiting ooginfarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Carotis interna splitst zich uiteindelijk in … en …

A

Carotis interna splitst zich later in arteria cerebri anterior en arteria cerebri media.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat wordt het vertebrobasilaire systeem?

A

Cerebellum
Hersenstam
Visuele cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De a vertebralis bdz takken af van … en lopen in … omhoog
Komt daarna samen en vormt de …
Aftakking … links/rechts die met name naar de occipitaalkwab gaat

A

Vertebralis 2x takken af van a subclavia, lopen in foramen transversale omhoog.
Komt daarna samen en vormt de arteria basilaris.
Aftakking ACP (arteria cerebri posterior) links/rechts die naar met name occipitaalkwab gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn lenticustriatale vaten en waar zitten ze?

A

Lenticulostriatale vaten zijn aftakkingen in proximale beloop van ACM en ACP. Voorzien met name de basale kernen, capsula interna, thalamus van bloed.

Aangedaan: bijvoorbeeld bewegingsstoornissen, paresen (afhankelijk van locatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Theoretisch heeft … van de mensen de cirkel van willis

A

1/3
Veel anatomische variaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Motoriek en sensibiliteit: met name door arteria …, voornamelijk motoriek hand en arm -> parese van de armen meer op voorgrond dan parese van de benen

Motoriek en sensibiliteit benen en voeten: deels door arteria …, ook grotendeels door arteria … -> parese benen meer op voorgrond dan parese van de armen

A

Motoriek en sensibiliteit: met name door a cerebri media, voornamelijk motoriek hand en arm -> parese van de armen meer op voorgrond dan parese van de benen

Motoriek en sensibiliteit benen en voeten: deels door a cerebri media, ook grotendeels door a cerebri anterior -> parese benen meer op voorgrond dan parese van de armen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Focale uitvalsverschijnselen a cerebri anterior (4)

A

halfzijdige zwakte of gevoelsstoornis (been > arm)
Soms gedragsstoornis
Zelden zwakte van het gelaat of de arm; dysartrie
Desorientatie of apathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Focale uitvalsverschijnselen a cerebri media (5)

A

halfzijdige zwakte of gevoelsstoornis
Afasie (dominant)
dysartrie
Soms ook hemianopsie
voorkeursstand van hoofd en ogen naar kant van infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Focale uitvalsverschijnselen a cerebri posterior (2)

A
  • homonieme uitval van het gezichtsveld
  • zelden halfzijdige zwakte of gevoelsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Oorzaak corticaal infarct is meestal …

A

Trombo-embolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Oorzaak lacunair infarct is meestal …

A

Door vervetting icm hypertensie (vaak ter hoogte van lentucostriatale vaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waterscheidingsinfarct meest voorkomende oorzaak …

A

Gevolg van hypoperfusie (te weinig instroom beide arterien) bv bij bloeddrukdaling bij shock of stimulatie baroreceptoren hals Kan ook bij stenose arteria carotis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Diep veneuze systeem:

Sinus … via sinus … -> drainage dieper gelegen structuren (basale kernen etc)
Sinus … brengt naar oppervlakkige systeem -> …

A

Sinus cavernosus via sinus rectus -> drainage dieper gelegen structuren (basale kernen etc)
Sinus rectus brengt naar oppervlakkige systeem -> vena jugularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Oppervlakkige veneuze systeem

Draineert cortex en daar net onder gelegen witte stof via sinus …, in weerszijden over in sinus … (sinus rectus komt er ook bij) en dan afvloed via ….

A

Draineert cortex en daar net onder gelegen witte stof via sinus sagittalis superior, in weerszijden over in sinus transversus (sinus rectus komt er ook bij) en dan afvloed via vena jugularis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Cerebrale veneuze trombose zit vaak in de sinus …

A

Sagittalis superior (sinustrombose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Symptomen sinustrombose (3)

A

Hoofdpijn
Papiloedeem (verhoogde intracraniele druk)
Soms ook parese of andere focale uitvalsverschijnselen bij verhoogde intracraniele druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Risicofactoren sinustrombose (4)

A

Zelfde als voor risico trombose/stolling

OAC
Zwangerschap
Langdurige infectie
Maligniteiten

39
Q

Bloedvoorziening ruggenmerg

Bovenste gedeelte (cervicaal, bovenste thoracaal) door aftakkingen …
Overig door afsplitsingen van … en …

A

Bovenste gedeelte (cervicaal, bovenste thoracaal) door aftakkingen vertebralis
Overig door afsplitsingen van aorta en iliacaalvaten

40
Q

A spinalis medialis anterior voorziet groot gedeelte van … zijde ruggenmerg.

Bij obstructie van deze arterie (bij bv tumor) blijven de … bespaard.

A

A spinalis medialis anterior voorziet groot gedeelte van ventrale zijde ruggenmerg.

Bij obstructie van deze arterie (bij bv tumor) blijven de sensibele gnostische banen (achterstrengen) bespaard.

41
Q

Anostomose tussen vertebrobasilaire systeem en carotis systeem =

A

Arteria communicans posterior

42
Q

Impliciet vs expliciet (episodisch/semantisch) geheugen

A

Impliciet
niet bewust -> geheugen voor motorische handelingen

Expliciet
episodisch: autobiografische ophalen van perseoonlijke events (gestoord bij Alzheimer)
Semantisch: kennis avn voorwerpen en betekenissen van woorden (gestoord: niet in staat objecten te benoemen en de betekenis van woorden te benoemen)

43
Q

Praxis =

A

Praxis = mogelijkheid om complex motore handelingen uit te voeren, zoals bijvoorbeeld wasmachine aanzetten. Stoornis = apraxie

Bij apraxie mag handeling niet gestoord zijn door zwakte, ataxie, sensibele stoornis of algemene cognitieve stoornis.

44
Q

Limbisch systeem is voor

A

Emotieregulatie

45
Q

Formatio reticularis hersenstam is bepalend voor …

A

Arousal (‘wakkerheid’, activatietoestand centrale en autonome zenuwstelsel)

46
Q

Broca-afasie vs Wernicke-afasie vs dysarthrie

A

Broca-afasie (motore afasie) = niet vloeiend, weinig woorden, fonematische parafasieen (boek -> poek), taalbegrip goed en bewust van stoornis

Wernicke afasie (sensore afasie) = vloeiend, veel woorden, semantische parafasieen (rok -> broek), neologismen, taalbegrip gestoord en niet bewust van stoornis

Dysarthrie = de goede woorden wel kunnen vinden, maar onduidelijk uitspreken (omdat bijv mondspieren paretisch zijn)

In de praktijk is er vaak sprake van gemengde afasie, patient heeft dan kenmerken van zowel broca-afasie als wernicke afasie

47
Q

Afasie vs dysfagie

A

Broca helemaal aangedaan = afasie
Niet absoluut = dysfagie (foute woorden zeggen, af en toe nog wel woorden kunnen vinden)

Bovenstaande stond in mn aantekeningen maar vraag me wel af of het klopt?
Dysfagie is ook slikstoornis

48
Q

Hoeveel % van de CVA’s is herseninfarct en hoeveel hersenbloeding?

A

85% herseninfarct
15% hersenbloeding

49
Q

Functies liquor (3)

A

Ondersteuning en bescherming hersenen
Aanvoer voedingsstoffen
Afvoer afvalstoffen

50
Q

2 soorten bloedpigmenten mogelijk in liquor, namelijk:

A

Oxyhemoglobine
- uit erythrocyten
- 2 uur na bloeding, piek 24-48u, normalisatie 7-10dgn
- rood/oranje

Billirubine
- ontstaat door afbraak hemoglobine
- 10 uur na bloeding, piek 24u, normalisatie 2-4wkn
- geel

51
Q

Wat is het syndroom van Horner?

A
  • Miose (kleine pupil, door overheersing parasympathische innervatie N. oculomotorius)
  • Ptose (afhangen bovenste ooglid, verslapping musculus tarsalis)

Een ptose en miose ipsilateraal heet het syndroom van Horner. Ook kan er sprake zijn van ipsilaterale anhidrose (geen zweetsecretie) van het gelaat.

Oorzaak: uitval van de sympathische innervatie van het gelaat, meestal langs één kant

(Bron: Wikipedia)

52
Q

Waarom maak je een EEG? (8)

A

Ondersteunen diagnose epilepsie
Classificatie epilepsie
Lokalisatie epilepsiebron
Onderscheid tussen lokalisatiegebonden en gegeneraliseerde epilepsie
Helpt bij stellen syndroom diagnose
Prognostische betekenis
Vaststellen duur rijongeschiktheid
Soms inzicht ernst epilepsie of effect behandeling

53
Q

Wanneer maak je een EEG? (5)

A

Bij reeële verdenking op epilepsie en niet bij syncope
Ictaal EEG bij verdenking op psychogene niet-epileptische aanvallen
Bij kinderen en jong-volwassenen snel na de aanval
‘S ochtends bij verdenking op juveniele myoclonus epilepsie
Herhaal EEG wanneer 1e EEG normaal of onduidelijk en verdenking op epilepsie voldoende hoog; dan bij voorkeur SD-EEG

Geen EEG bij kinderen met koortsconvulsies

54
Q

Wat is de behandeling na een eerste insult?

A

Na eerste insult bij voorkeur afwachten, behalve als kans op volgende aanval groot is:
–> (Laat) symptomatische epilepsie (bv bij herseninfarct)
–> EEG epileptiforme afwijkingen

55
Q

Status epilepticus: wanneer grijp je medicamenteus in?

A

Aanvalsduur van langer dan 5 minuten
Bij patienten waarvan bekend dat aanvallen altijd lang duren, direct ingrijpen

56
Q

Stappenplan (4) medicamenteus ingrijpen bij status epilepticus

A
  1. Benzodiazepine
  2. Opladen met anti-epilepticum
  3. Of ander anti-epilepticum of verder verhogen benzodiazepine of starten met anestheticum
  4. Bij voortduren geen standaardprotocol beschikbaar
57
Q

Wat is epilepsiechirurgie en wanneer overweeg je dit?

A

Hersenoperatie met als doel postoperatieve aanvalsvrijheid
Te overwegen bij medicatieresistentie -> blijft aanvallen houden met 2 of 3 anti-epileptica in adequate dosering

58
Q

Wanneer overweeg je een ketogeen dieet bij epilepsie en wat is het?

A

= sterke beperking suiker en koolhydraten, alternatieve energiebron ketonlichamen

Bij therapieresistente epilepsie als chirurgie geen optie is

1e keus bij epilepsie tgv glut-1 deficientie syndroom of pyruvaatdehydrogenase deficientie

59
Q

Tonisch

A

Verkrampen

60
Q

Clonisch

A

Schokken

61
Q

Een oorzaak voor herseninfarct kan een dissectie zijn. Op welke locatie meest voorkomend?

A

Ter hoogte van bifurcatie ACC-ACI

62
Q

Klachten bij dissectie

A

hoofdpijn/nekpijn
Syndroom van Horner (hangend ooglid, kleine pupil)
Focale uitvalsverschijnselen

63
Q

Herseninfarct oorzaken (6)

A

Small vessel disease
Large vessel disease
Cardiaal (atriumfibrilleren, PFO)
Stollingsstoornissen (antifosfolipiden syndroom
Dissectie
Andere oorzaken

64
Q

Wanneer carotis operatie overwegen?

A

Carotis operatie overwegen bij stenose >50%

65
Q

Oorzaken hersenbloeding (6)

A

Aandoening kleine bloedvaten
-> cerebrale amyloid angiopathie (CAA)
-> arteriosclerosis
Aandoening grote bloedvaten
Vaatmalformatie
Trauma
Tumor
Stollingsstoornis

66
Q

Wanneer doe je beeldvorming bij epilepsie?

A

Beeldvorming bij iederen met epilepsie, behalve
- Specifieke epilepsievormen waarbij kans op vinden oorzakelijke laesie klein
- Epilepsie lang bestaand en goed onder controle

MRI sterk voorkeur boven CT (tenzij contra-indicaties MRI of acute situatie)

67
Q

Keuze therapie bij epilepsie

A

Voorkeur monotherapie

2e anti-epilepticum toevoegen wanneer 1e onvoldoende effect of teveel bijwerkingen

Wanneer 2e effectief, 1e weer uitsluipen

Wanneer 2e faalt bij insluipen, of 1e of 2e uitsluipen, afhankelijk van effect en bijwerkingen, daarna pas volgende insluipen

68
Q

Wanneer epilepsie medicatie spiegels bepalen?

A

Niet routinematig
Wanneer epilepsie moeilijk onder controle te krijgen
Bij interacties tgv polyfarmacie
Bij niet-lineaire kinetiek (fenytoine)
Bij relevante comedicatie (bijv CBM en acenocoumarol)

69
Q

> 50jr en fenytoine/fenobarbital/primidon/arbamazepine/valproaat -> cave ?

A

Osteoporose

Voldoende lichaamsbeweging, voldoende calcium en vitD intake, bepaal vitD en suppleer zo nodig

70
Q

Wanneer kies je voor n vagusstimuatie als behandeling voor epilepsie? En wat zijn de bijwerkingen (6)?

A

N. Vagusstimulatie -> stimulatie elektrode rond linker n vagus
Bij therapieresistente epilepsie bij patiënten waarbij epilepsiechirurgie geen optie is

Bijwerkingen
- Infectie
- Stembandparese
- Zwakte gelaatspieren links
- Heesheid
- Hoesten
- Paraesthesieen

71
Q

Welke 3 grote groepen zijn er bij de classificatie van aanvalstypen epilepsie?

A

Focaal begin
Gegeneraliseerd begin
Onbekend begin

72
Q

Noem de verschillende hersenkwabben + hun functie

A
  1. Frontale kwab: Gelegen aan de voorkant van de hersenen. Functies zijn onder andere planning, redeneren, probleemoplossing, controle van bewegingen, en persoonlijkheid.
  2. Pariëtale kwab: Gelegen aan de bovenkant van de hersenen, achter de frontale kwab. Functies omvatten verwerking van tastzin, ruimtelijke oriëntatie, en aandacht.
  3. Occipitale kwab: Gelegen aan de achterkant van de hersenen. Belangrijk voor visuele verwerking, zoals het interpreteren van visuele signalen en het herkennen van vormen en kleuren.
  4. Temporale kwab: Gelegen aan de zijkant van de hersenen, boven de oren. Belangrijk voor gehoor, taalbegrip, geheugen (inclusief het geheugen van feiten en gebeurtenissen), en emoties.

(Bron chat GPT)

73
Q

Wat zijn hogere cerebrale functies?

A

Complexe mentale processen die betrokken zijn bij hogere niveaus van denken, redeneren, probleemoplossing, taal, geheugen en emotie-regulatie. Voornamelijk gelokaliseerd in de cerebrale cortex.

Bron chat GPT

74
Q

Hoe verloopt de weg van het netvlies van het oog tot aan de visuele cortex in de occipitale kwab van de hersenen?

A
  1. Netvlies: Visuele informatie begint met de receptoren in het netvlies, zoals kegeltjes en staafjes, die lichtsignalen omzetten in neurale impulsen.
  2. Optische zenuwen: De neurale impulsen worden doorgegeven aan de optische zenuwen, die zich uitstrekken vanuit het netvlies van elk oog.
  3. Optische chiasma: Bij het optische chiasma kruisen de vezels van de binnenkant van elk oog. Hierdoor worden de impulsen van de linkerhelft van het gezichtsveld van beide ogen naar de rechterkant van de hersenen gestuurd, en vice versa.
  4. Optische traktus: Na het optische chiasma worden de neurale impulsen voortgezet als de optische traktus, die naar de thalamus en vervolgens naar de visuele cortex in de occipitale kwab leidt.
  5. Visuele cortex: De visuele cortex, met name de primaire visuele cortex of V1, ontvangt en verwerkt de visuele informatie, waardoor we bewuste visuele waarneming ervaren.

Bron chat GPT

75
Q

Netvliesbeschadiging kan leiden tot …

A

Blindheid in het getroffen gebied of tot vervorming van het zicht

Chat gpt

76
Q

Optische zenuwbeschadiging kan leiden tot

A

Verminderd zicht of blindheid van 1 oog

Chat gpt

77
Q

Beschadiging van het optische chiasma kan leiden tot

A

Bitemporale hemianopsie

78
Q

Beschadiging van de optische tractus kan leiden tot

A

Homonieme hemianopsie

79
Q

Beschadiging van de visuele cortex kan leiden tot

A

visuele agnosie, waarbij de persoon moeite heeft met het herkennen van objecten, of tot corticale blindheid, waarbij de persoon geen bewust visueel bewustzijn heeft, zelfs als de ogen normaal functioneren.

80
Q

DD transient loss of consciousness (TLOC) (8)

A

Vasovagale syncope
Cardiale syncope
Orthostatische hypotensie
Convulsieve aanvallen
Hypoglykemie
Hypoxie
Psychogene niet-epileptische aanvallen
Structurele hersenafwijkingen (tumor, CVA)

Bron chat GPT

81
Q

Wat is het verschil tussen de bloed-hersenbarriere en de bloed-liquorbarriere?

A
  1. Bloed-hersenbarrière (BBB):
    • De BBB is een complex systeem van bloedvaten en cellen dat de microvasculatuur van de hersenen omgeeft en controleert wat er vanuit de bloedbaan de hersenen kan binnendringen.
    • De belangrijkste componenten van de BBB zijn endotheelcellen die strak aan elkaar zijn gekoppeld door speciale eiwitten genaamd tight junctions, die voorkomen dat stoffen vrij door de celmembranen kunnen passeren.
    • De BBB laat selectief bepaalde moleculen en voedingsstoffen, zoals zuurstof, glucose en sommige hormonen, de hersenen binnen, terwijl het de doorgang van schadelijke stoffen, gifstoffen en grote moleculen beperkt.
    • De BBB speelt een cruciale rol bij het handhaven van de homeostase van de hersenen en beschermt tegen infecties, toxines en schadelijke stoffen die vanuit de bloedbaan zouden kunnen binnendringen.
  2. Bloed-liquorbarrière (BLB):
    • De BLB bevindt zich op de plaatsen waar de hersenen grenzen aan het cerebrospinale vocht (CSF), zoals in de plexus choroideus en de epitheliale cellen van de ventrikels van de hersenen.
    • Het functioneert op een vergelijkbare manier als de BBB, waarbij het de beweging van stoffen tussen het bloed en het cerebrospinale vocht reguleert.
    • De BLB is minder strikt dan de BBB en laat sommige stoffen gemakkelijker door, waardoor het de productie en het onderhoud van het CSF reguleert.

Bron chat GPT

82
Q

Waar wordt een LP meestal geprikt en waarom?

A

Tussen L3/L4 of L4/L5, omdat deze ruimtes vrij zijn van het ruggenmerg (stopt rond niveau L2)

83
Q

Wat is de MMSE en waar wordt op getest (6 onderdelen)?

A

De Mini-Mental State Examination (MMSE) is een gestandaardiseerde neuropsychologische test die wordt gebruikt om cognitieve functies te beoordelen, zoals geheugen, aandacht, taal, rekenvaardigheden en visueel-ruimtelijke vaardigheden. De MMSE is ontwikkeld als een screeningstool voor cognitieve stoornissen en wordt veel gebruikt in de klinische praktijk, vooral bij oudere volwassenen.

De MMSE bestaat uit een reeks vragen en taken die verschillende cognitieve domeinen testen. Deze omvatten onder meer:

  1. Oriëntatie: De patiënt wordt gevraagd naar de huidige datum, de plaats waar ze zich bevinden en de naam van de persoon die hen interviewt.
  2. Registratie: De patiënt wordt gevraagd om enkele eenvoudige items te onthouden die de onderzoeker opnoemt, zoals woorden of objecten.
  3. Aandacht en rekenvaardigheden: De patiënt wordt gevraagd om enkele simpele wiskundige taken uit te voeren, zoals het aftrekken van 7 van 100 en vervolgens nogmaals 7 aftrekken van het resultaat.
  4. Geheugen: De patiënt wordt gevraagd om de eerder genoemde items te herhalen die ze moesten onthouden (registratie), om het korte termijn geheugen te testen.
  5. Taal: De patiënt wordt gevraagd om bepaalde woorden te benoemen, zinnen na te zeggen en een eenvoudige schrijfopdracht uit te voeren.
  6. Visueel-ruimtelijke vaardigheden: De patiënt wordt gevraagd om enkele eenvoudige tekeningen te kopiëren of te interpreteren.

Bron chat GPT

84
Q

Cerebellair gangspoor

A

Dronkemansgang, bredbasisch slingerend
Geen verbetering door optische correctie
Te grote passen, breedbasisch

85
Q

Gangspoor bij probleem achterstrengen en perifere zenuwen

A

Te grote passen, breedbasisch
Licht slingerend
Verbetering door optische correctie

86
Q

Vestibulair gangspoor

A

Draaiduizelig, invloed van houdingsverandering
Wisselend of in aanvallen
Vallen of deviatie van het gangspoor naar 1 kant

87
Q

Extrapiramidaal gangspoor

A

Hypokinesie, regulatie van zwaartepunt gestoord
Moeilijk starten en stoppen, propulsie
Verminderde armswing
Hyperkinesie, regulatie door onwillekeurige bewegingen gestoord

88
Q

CMN stoornis gangspoor

A

De voet wordt niet goed afgewikkeld; de knie is ovstrekt
Patient loopt houterig en met circumductie
Hakken- en tenenloop is vaak niet mogelijk

89
Q

Pseudoneurologisch gangspoor

A

‘Clowneske’ demonstratie bij evenwichtsproeven
Onmiddelijk vallen bij sluiten van de ogen

90
Q

N abducens parese geeft … diplopie

A

Ongekruiste

91
Q

N occulomotorius parese geeft … diplopie

A

gekruiste

92
Q

Extrapiramidale stoornissen = voornamelijk …

A

Basale ganglia

93
Q

Wat is het:
Tandrad fenomeen
Knipmes fenomeen
Loden pijp fenomeen

A
  1. Tandradfenomeen: Dit verwijst naar een typisch symptoom waarbij spierspanning afwisselend toeneemt en afneemt tijdens passieve bewegingen van een gewricht, waardoor het voelt alsof het bewegen door een reeks tanden in een tandwiel gaat. Het wordt vaak gezien bij mensen met Parkinson.
  2. Knipmesfenomeen: Dit is een ander bewegingssymptoom bij Parkinson waarbij een plotselinge weerstand wordt gevoeld tijdens het passief bewegen van een gewricht, vergelijkbaar met het openen van een knipmes.
  3. Loden pijpfenomeen: Dit is een term die wordt gebruikt om de moeizame start en het traag worden van bewegingen te beschrijven, typisch bij het begin van het lopen bij mensen met Parkinson. Het voelt alsof de benen zwaar zijn, vergelijkbaar met het tillen van een loodzware pijp.

Bron chat gpt