Thema 5 Kindergeneeskunde Flashcards

1
Q

Farmacokinetiek

A

Wat doet het lichaam met het medicijn (ADME)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verandering farmacokinetiek baby/kind: absorptie

A

Met name bij neonaten / zuigelingen vertraagd (maaglediging/melk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verandering farmacokinetiek baby/kind: distributie

A

Tot 9mnd gestaagd meer vet, daarna meer water (invloed op verdelingsvolume). Bij meer vet en lipofiel medicijn langer in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verandering farmacokinetiek baby/kind: metabolisme

A

Bij neonaten en jonge kinderen vertraagd,
Kinderen 1-10 vaak sneller metaboisme tov volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verandering farmacokinetiek baby/kind: excretie

A

Nierfunctie neemt toe met de leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(Hetero-)anamnese kind (10)

A
  1. Hoofdklacht - presentatie
  2. Tractus anamnese
  3. Graviditeit/partus/neonatale periode
    — Bijzonderheden tijdens zwangerschap
    — Zwangerschapsduur
    — Geboortegewicht
    — Apgarscore
    — Hoe langer geleden, hoe minder uitgebreid
  4. Voeding
    — Hoe veel, hoe vaak, wat?
  5. Vroegere ziekten
  6. Groei, ontwikkeling en gedrag
  7. Familieanamnese
  8. Medicatie
  9. Vaccinatiestatus
  10. Omgeving: infectieziekten thuis, opvang, school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Symptomen kind bij dyspnoe (5)

A

Prominente buikademhaling
Intrekkingen
Neusvleugelen
Kreunen
Opgetrokken schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil kind vs volwassene mbt dehydratie

A

Fontanel, eerder gedehydreerd
Sluiten voorste fontanel: 1-2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verschil volwassene vs kind mbt circulatie

A

Andere (hogere) hartfrequentie, leeftijdsafhankelijk
Auscultatie hart, midaxillair en rug (wel souffle hart, geen souffle rug en midaxillair kans groter dat het een onschuldige souffle is)
Juiste bloeddrukmanchet
Pulsatie liezen (bv bij aortastenose (coactatio aortae))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil volwassene vs kind mbt pulmonaal

A

Andere (hogere) AF, leeftijdsafhankelijk
Verscherpt/bronchiaal ademgeruis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aandachtspunten bij kind mbt KNO

A

goed drukken met spatel
vinger tussen otoscoop en oor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gastro-oesofageale reflux (GOR) =

A

Terugvloed van maaginhoud in de slokdarm met of zonder regurgitatie en spugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Symptomen gastro-oesofageale reflux (GOR) (kind) (9)

A

Regurgitatie/spugen
Algemene prikkelbaarheid/huilen
Overstrekken rug
Voedingsproblemen
Gewichtsverlies of onvoldoende groei
Hemateesis en melena (tabakssliertjes)
Dysfagie
Epigastrisce of retrosternale pijn
Zuurbranden/pyrosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Therapie gastro-oesofageale reflux (GOR) kind (5)

A

Normaliseer voedingspatroon (volume en frequentie)
Overweeg indikken voeding
Overweeg linker laterale zijligging
Overweeg trial met medicatie (zuurremmers of prokineticum) met name bij oudere kinderen of hypo allergene voeding bij alarmsymptomen
Evt fundoplicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pathofysiologie diarree (kind) (6)

A

Osmotisch (koolhydraatmalabsorptie, bv lactose intolerantie)
Secretoir (cholera)
Hypermotiliteit (stress, medicatie)
Te weinig oppervlakte dunne darm (short bowel)
Beschadiging darmvlokken
— Inflammatoir (rotavirus, Giardia)
— Immunologisch (IBD, coeliakie)
Mengbeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belangrijkste oorzaak ziekenhuisopnames bij kinderen

A

Acute gastro-enteritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verwekkers acute gastro enteritis (3)

A

Viraal
Bacterieel
Parasitair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel compenseer je in vocht bij een kind met diarree / spugen?

A

Per keer diarree 10 ml/kg (max 250ml) compenseren in vocht
Per keer spugen 2 ml/kg compenseren in vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Chronische diarree definitie =

A

Dun, meer dan 3x per dag en langer dan 2 weken aanhoudend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Pathofysiologie chronische diarree kind (7)

A

Nutritioneel (peuterdiarree)
Infectieus: parasitair
Immunologisch: coeliakie, IBDmalabsorptie (lactase deficientie, cholestase)
Exocriene pancreasinsufficientie
Motiliteit (overloopdiarree, M Hirschprung)
Hormonaal (hyperthyreoidie,, tumor)
Overig: medicatie, pediatric condition falsification (PCF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Symptomen peuterdiarree (4)
Oorzaak? (4)

A

Frequentie 4-10 keer per dag
Vaak onverteerde voedingsresten
Geen nachtelijke diarree
Normale groei

Oorzaak: afwijkende darmmotiliteit door dieet
— Te weinig vet -> 35-40% van de energie inname
— Te weinig vezels -> meer bruin brood
— Te veel vocht -> max 1200-1500 ml/dag
— Te veel vruchtensap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Coeliakie =

A

Auto-immuunziekte
Ongecontroleerde ontstekingsreactie
Verstoring mucosa dunne darm / enteropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Symptomen IBD kind (5)

A

Diarree/buikpijn
Rectaal bloedverlies
Groei vertraging / gewichtsverlies
Perianale symptomen
Extra-intestinale manifestaties (artralgie, huidklachten, uveitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Astma =

A

Astma = aanvalsgewijs, reversibele bronchusobstructie obv verhoogde gevoeligheid voor allergische of niet-allergische prikkels. Chronische ontsteking van de luchtwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe stel je de diagnose astma?

A

Gebaseerd op kliniek en reactie op medicatie

Spirometrie ondersteunend
> of gelijk aan 12% = astma (bij gelijke techniek voor en na luchtwegverwijding)
<12% sluit astma niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Voorbeelden triggers astma (9)

A

Virale infecties
Allergie
Inspanning
Rook
Hitte
Smog
Vochtig weer/mist
Groter temperatuursovergangen
Stress/emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Dyspneu aanwijzingen bij kinderen (6)

A

Intrekkingen
- In jugulo
- Subcostaal
- Intercostaal
- Sternaal
- Neusvleugelen

Prominente buikademhaling

Tachypoe

Gedrag/praten

Auscultatie: verlengd expirium, piepen. Cave stille thorax en li-re verschil!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Salbutamol =

A

Luchtwegverwijder (SABA), werkt 3-4 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Atrovent =

A

Deels luchtwegverwijder, deels slijmoplosser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

ICS =

A

Ontstekingsremmer (inhalatie corticosteroiden), voor symptoombestrijding maar ook om proberen te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Aanwijzingen die diagnose astma waarschijnlijker maken (6)
Aanwijzingen die diagnose astma minder waarschijnlijk maken (8)

A

Waarschijnlijker:
- Een of meer van de volgende kenmerken: piepen (kernsymptoom), hoesten, kortademigheid of benauwdheid, vooral als deze klachten:
—> vaak voorkomen en terugkeren
—> het slapen bemoeilijken of onderbreken
—> optreden in reactie op inspanning of andere prikkels (bv blootstelling aan allergenen, sigarettenrook, koude of vochtige lucht, of emoties zoals de slappe lach)
- VG met atopische aandoening
- (Positieve) 1e gr familieanamnese van atopische aandoening/astma
- Piepend verlengd expirium over >longvelden
- Duidelijke verbetering van klachten of longfunctie na SABA
- indien bepaald: aangetoond specifiek IgE tegen inhalatieallergenen

Minder waarschijnlijk:
- <5 jaar: uitsluitend klachten ten tijde van verkoudheid of BLWI, niet daarbuiten
- Alleen hoesten zonder piepen of kortademigheid
- Langer durende productieve hoest in anamnese
- Klachten van duizeligheid, lichtheid in het hoofd, tintelingen in handen, voeten en rond mond
- Bij herhaling normaal LO ten tijde van klachten
- Geen respons op proefbehandeling
- Klinische verschijnselen die passen bij een andere diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Verandering farmacodynamiek bij kinderen
Gevoeliger: (2)
Minder gevoelig: (1)
Invloed op groei: (1)
Bot en kraakbeen: (1)
Cave: atypische reacties zoals bij (1)

A

Gevoeliger: antihistaminica, sympathicomimetica
Minder gevoelig: parasympathicolytica
Invloed op groei: corticosteroiden (inhalatie, cutaan of systemisch)
Bot en kraakbeen: antibiotica (fluorchinolonen en tetracyclines)
Cave: atypische reacties zoals bij benzodiazepines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Bij medicatie
1% =
5% =

A

1% = 1 gram / 100 ml
= 10 mg / ml

5% = 5000mg / 100 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Symptomen parasitair kind (6)

A

Slijm / bloed, diarree
Algehele malaise
Misselijkheid/braken
Mensen in omgeving
Vakantie/tropen
Vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Symptomen IBD kind (7)

A

Rectaal bloedverlies / slijm, chronische diarree
Algehele malaise
Koorts
Vermoeidheid
Buikpijn
Gewrichtspijn
Huiduitslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Symptomen lactose intolerantie kind (5)

A

Buikpijn
Bolle buik
Diarree
Flatulentie
Misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Symptomen koe melk allergie kind (9)

A

Slijm
Algehele malaise
Misselijkheid/braken
Huilen
Urticaria
Piepen
Huiduitslag/eczeem
Diarree
Buikpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Symptomen obstipatie kind (8)

A

Olifantendrol
Ophoudgedrag / uitstelgedrag
Gedragsproblemen
Misselijkheid/braken
Bolle buik
Buikpijn
Overloopdiarree
Verminderde eetlust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Symptomen coeliakie kind (6)

A

Chronische diarree
Algehele malaise
Bolle buik
Platte billen
Vermoeidheid
Gewichtsverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Immatuur

A

AD tot 24 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Prematuur

A

AD tot 37 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

A terme

A

AD 37-42 weken

43
Q

Serotien

A

AD >42 weken

44
Q

Dysmatuur

A

Laag geboortegewicht (gewicht voor de AD < p2/P3 (dus bij P2 = 2% van de geboren kinderen heeft een lager geboortegewicht)

45
Q

Macrosoom

A

Hoog geboortegewicht

46
Q

Neonaat leeftijd

A

<28 dagen

47
Q

Zuigeling leeftijd

A

28 dagen - 1 jaar

48
Q

Kinderen < … weken hebben nog geen surfactant aangemaakt

A

32-34 weken

49
Q

Caput succedaneum bij een neonaat kan ontstaan na …

A

vacuumextractie of langdurig in baringskanaal gezeten. Is vocht en trekt vrij snel weg

50
Q

Primitieve reflexen neonaat (4)

A

Ademen
Knipperen
Pupillen
Slikken

51
Q

Neonatale reflexen (7)

A

Zoekreflex (met vinger bij wang, kind draait naar je toe)
Zuigreflex
Grijpreflex (handjes)
Babinski (6-8 maanden aanwezig)
Moro (schrikreflex)
Loopreflex
Tonische nekreflex

52
Q

Love fomo

A

Mandy bij apgar les

(Bron = Nancy)

53
Q

Extreem prematuur

A

AD <27 weken

54
Q

Oorzaken prematuriteit (11)

A

Polyhydramnion
Placenta praevia
HELLP/pre eclampsie
Abruptio placentae
Placenta insufficientie
Cervix insufficientie
PPROM (vroegtijdig breken van de vliezen)
Maternale infectie
Aangeboren afwijkingen
Meerlingenzwangerschap
Maternale ziekten

55
Q

Uiterlijke kenmerken prematuur (9)

A

Relatief groot hoofd tov rest lichaam
Schedelomtrek groter dan schouderomtrek
Verminderde stevigheid thoraxwand
Glazige huid, roder van kleur
Minder subcutaan vet
Lanugobeharing
Hypotoon, lage spierkracht
Testes nog niet ingedaald (<32 weken)
Labia minora schaamlippen prominent aanwezig

56
Q

Klinische problemen neonaat (8)

A

IRDS
IVH (intra ventriculaire bloeding in brein)
Hyperbilirubinemie
Hypoglykemie
Hypotensie/PDA (patent ductus arteriosis)
Hypothermie
Voedingsproblemen
Infecties

57
Q

IRDS (chat gpt)

A

IRDS (Infant Respiratory Distress Syndrome), ook bekend als Neonatale Respiratoire Distress Syndrome (NRDS), is een ademhalingsaandoening die voornamelijk voorkomt bij premature neonaten. Hier is een gedetailleerde uitleg:

Definitie
IRDS is een aandoening die optreedt als gevolg van onvoldoende productie van surfactant in de longen van pasgeborenen. Surfactant is een stof die helpt de oppervlaktespanning in de longblaasjes (alveoli) te verminderen, waardoor deze open blijven tijdens de ademhaling.

De belangrijkste oorzaak van IRDS is prematuriteit. De longen van premature baby’s zijn vaak niet volledig ontwikkeld en kunnen niet genoeg surfactant produceren. Dit leidt tot collaps van de alveoli en verminderde gasuitwisseling. Andere risicofactoren zijn onder andere:
- Maternale diabetes
- Tweeling- of meerlingzwangerschap
- Keizersnede zonder arbeid
- Geschiedenis van IRDS in vorige zwangerschappen

Symptomen van IRDS verschijnen meestal kort na de geboorte en kunnen omvatten:
- Snelle ademhaling (tachypneu)
- Grommen tijdens het uitademen
- Neusvleugelen
- Cyanose (blauwachtige verkleuring van de huid)
- Intercostale en substernale intrekkingen (inzinking van de borstwand)

Diagnostiek
De diagnose IRDS wordt gesteld op basis van klinische bevindingen en ondersteunende onderzoeken:
- Klinische beoordeling: Observatie van ademhalingsmoeilijkheden en typische symptomen.
- Röntgenfoto van de borst: Kenmerkend beeld met fijne reticulaire (netvormige) en granulaire patronen, vaak beschreven als een “grondglas” uiterlijk.
- Bloedgasanalyse: Kan hypoxemie (laag zuurstofgehalte) en acidose (lage pH) laten zien.

Behandeling
De behandeling van IRDS is gericht op het ondersteunen van de ademhaling en het bevorderen van de productie of toediening van surfactant:
- Zuurstoftherapie: Om het zuurstofgehalte in het bloed te verhogen.
- CPAP (Continuous Positive Airway Pressure): Helpt de luchtwegen open te houden door constante luchtdruk te leveren.
- Mechanische ventilatie: Bij ernstige gevallen kan beademing noodzakelijk zijn.
- Surfactanttherapie: Exogeen surfactant wordt direct in de longen van de pasgeborene toegediend om de oppervlaktespanning te verminderen en de ademhaling te verbeteren.

Prognose
De prognose van IRDS is verbeterd met de vooruitgang in neonatale zorg en de beschikbaarheid van surfactanttherapie. Vroegtijdige en adequate behandeling kan complicaties verminderen en de overleving verbeteren. Echter, ernstige gevallen kunnen leiden tot langdurige ademhalingsproblemen en andere complicaties zoals bronchopulmonale dysplasie (BPD).

Preventie
Preventieve maatregelen omvatten:
- Toediening van corticosteroïden aan de moeder: Bij dreigende vroeggeboorte, om de rijping van de longen van de foetus te versnellen.
- Adequate prenatale zorg: Om prematuriteit en geassocieerde risicofactoren te verminderen.

IRDS blijft een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit bij premature neonaten, maar met tijdige en passende interventies kunnen de uitkomsten aanzienlijk worden verbeterd.

(Chat gpt)

58
Q

Neonatale hyperbilirubinemie (chat gpt)

A

Neonatale hyperbilirubinemie is een aandoening waarbij een pasgeborene een verhoogd niveau van bilirubine in het bloed heeft, wat kan leiden tot geelzucht (icterus). Bilirubine is een geel pigment dat vrijkomt bij de afbraak van rode bloedcellen. Bij pasgeborenen is dit vaak fysiologisch, maar het kan pathologisch worden als de bilirubinespiegel te hoog stijgt.

De enterohepatische kringloop verwijst naar de circulatie van bilirubine tussen de lever en de darmen. Hier is een vereenvoudigde uitleg:

  1. Hemolyse: Afbraak van rode bloedcellen leidt tot de vorming van ongeconjugeerd bilirubine.
  2. Lever: De lever neemt ongeconjugeerd bilirubine op en zet het om in geconjugeerd bilirubine, dat wateroplosbaar is.
  3. Darm: Geconjugeerd bilirubine wordt uitgescheiden in de gal en komt in de darmen terecht. Hier kan het verder worden omgezet door darmbacteriën en uiteindelijk via de ontlasting worden uitgescheiden.
  4. Heropname: Een deel van het geconjugeerde bilirubine kan opnieuw worden opgenomen in de bloedbaan vanuit de darm en terugkeren naar de lever, vooral als de darmmotiliteit vertraagd is (zoals bij prematuren of bij bepaalde infecties).
  • Prematuriteit: Premature baby’s hebben een onderontwikkelde lever en darmfunctie, wat de uitscheiding van bilirubine bemoeilijkt.
  • Infecties: Infecties kunnen leiden tot verhoogde hemolyse en verminderde leverfunctie.
  • Hematomen: Geboorteverwondingen met grote bloeduitstortingen kunnen de afbraak van rode bloedcellen en daarmee de bilirubineproductie verhogen.

Vroege Opsporing
Vroege opsporing van hyperbilirubinemie is cruciaal om ernstige complicaties te voorkomen:
- Geelzucht: Geelverkleuring van de huid en sclerae.
- Sufheid: Verminderde alertheid en vermoeidheid.
- Slecht drinken: Problemen met borstvoeding of flesvoeding.

Kernicterus
Kernicterus is een ernstige complicatie van onbehandelde hyperbilirubinemie waarbij bilirubine zich ophoopt in de hersenen en schade veroorzaakt. Symptomen en gevolgen zijn onder andere:
- Slechthorendheid: Verlies van gehoor of doofheid.
- Motorische stoornissen: Bewegingsproblemen zoals chorea (onvrijwillige, snelle, onregelmatige bewegingen) en dystonie (spierstijfheid en abnormale houdingen).
- Ontwikkelingsachterstand: Vertraagde fysieke en mentale ontwikkeling.

Behandeling en Preventie
- Fototherapie: Gebruik van blauw licht om ongeconjugeerd bilirubine om te zetten in een wateroplosbare vorm die via de urine kan worden uitgescheiden.
- Uitwisselingstransfusie: Bij zeer hoge bilirubinespiegels kan een bloedtransfusie nodig zijn om de bilirubine snel te verlagen.
- Borstvoeding: Regelmatige voedingen helpen om de darmen te stimuleren en de uitscheiding van bilirubine te bevorderen.

Conclusie
Neonatale hyperbilirubinemie is meestal goed te behandelen als het vroeg wordt opgespoord en adequaat wordt beheerd. Het is belangrijk om prematuren, infecties, en hematomen te monitoren om ernstige complicaties zoals kernicterus te voorkomen. Vroege herkenning van symptomen en tijdige interventie zijn essentieel voor een goede uitkomst.

(Chat gpt)

59
Q

Oorzaken dysmaturiteit (5)

A

Intra-uteriene infecties
Placenta insufficientie
Meerlingenzwangerschap
Chromosomale afwijkingen
Ernstige congenitale afwijkingen

60
Q

Uiterlijke kenmerken dysmatuur (6)

A

Licht gewicht voor duur van de zwangerschap
Hoofd relatief groot in relatie tot magere lijf en extremiteiten
Ontbreken van subcutaan vet
Ruime huidplooien, droge huid
Gezicht geeft vaak oudere indruk
Alert en hongerige neonaten

61
Q

Klinische problemen dysmatuur (6)

A

NEC (necrotiserende enterocolitis - plaatje van baby met blauw buikje)
Ademhalingsproblemen/asfyxie
Hypothermie
Hypoglykemie
Voedingsproblemen
Infecties

62
Q

Serotiniteit
Oorzaken (6)

A

Geboren bij AD >42 weken

Oorzaken:
- Serotiniteit in de anamnese
- Genetische factoren
- Primigraviditeit
- Foetale afwijkingen
- Obesitas
- Termijndiscussie (wanneer was nou de laatste dag van menstruatie?)

63
Q

Uiterlijke kenmerken serotiniteit

A

Magere neonaat
Droge huid
Ontvelde huid
Lange nagels
Onrustig en hongerig
Weinig/geen vernix

64
Q

Klinische problemen serotiniteit (5)

A

Vaker kunstverlossing
Asfyxie (ernstig zuurstoftekort)
Schouderdystocie
Hypoglykemie
Meconiumaspiratie

65
Q

Macrosomie
Oorzaken (3)

A

Geboortegewicht >p90

Oorzaken:
- Genetische factoren
- Diabetes mellitus
- Obesitas

66
Q

Uiterlijke kenmerken macrosoom (3)

A

Macrosoom
Gedrongen nek
Bolle buik door hepatomegalie

67
Q

Klinische problemen macrosoom (7)

A

Clavicula fractuur
Erbse parese
Vaker kunstverlossing
Schouderdystocie
Asfyxie
Meconiumaspiratie
Hypoglykemie

68
Q

Risicofactoren IRDS (9)

A

Prematuriteit
Geboorte door sectio
DM moeder
Asfyxie
Shock moeder
Tweede kind van een tweeling
Hypothermie
Hypoglykemie
Vaker bij jongens (2x meer dan bij meisjes)

69
Q

Wetlung

A

Na snelle partus of sectio -> niet voldoende vocht kwijt geraakt (nog natte longen), waardoor soms respiratoir nog ondersteuning nodig. Kort na geboorte en verdwijnt na enkele uren tot dagen.

70
Q

Wie is de beste?

A

Anouk

(Bron = Anouk)

71
Q

Max temperatuur voor een baby (kruik, badjes etc)

A

40 graden

72
Q

Totale bloedvolume neonaat/baby

A

50 - 80 ml/kg lichaamsgewicht

Bloedafname: 1ml = 70ml bij volwassene

73
Q

Bij stressvolle afname kinderen kan verhoogd zijn: (2)

A

Factor 8
Leuko’s

74
Q

Regurgitatie

A

spontaan, onvrijwillig terugvloeien van voeding uit de maag tot in de mond

75
Q

Rumineren

A

het min of meer bewust naar boven halen van de maaginhoud door de wurgreflex te activeren

76
Q

GOR / GORZ

A

Gastro-oesofageale reflux (GOR) = terugvloed van maaginhoud in de slokdarm met of zonder regurgitatie en spugen

Refluxziekte (GORZ): als de reflux van maaginhoud leidt tot hinderlijke klachten en/of complicaties

77
Q

Normale vochtbehoefte

Prematuur
0-3 mnd
4-6 mnd
7-9 mnd
10-12 mnd
>1 jr <10kg
>1 jr 10-20kg
>1jr >20kg

A

Prematuur 150-180 ml/kg/dag na 1e levensweek
0-3 mnd 150 ml/kg/dag na 1e levensweek
4-6 mnd 130 ml/kg/dag
7-9 mnd 120 ml/kg/dag
10-12 mnd 110 ml/kg/dag
>1 jr <10kg 100 ml/kg/dag
>1 jr 10-20kg 1000 + 50 x (gewicht in kg - 10) ml/dag
>1jr >20kg 1500 + 20 x (gewicht in kg - 20) ml/dag

Voorbeeld uit powerpoint:
Loes 12kg, geschatte dehydratie 5%. Hoeveel vocht moet je komende 24u geven?
Tekort: 600 (5% van 12000ml)
Onderhoud: 1100 (1000+2x50)
Verliezen: bij diarree 120ml, bij spugen 24ml

78
Q

Alarmsymptomen chronische diarree (5)

A

Dehydratie, groeiachterstand, gewichtsverlies, nachtelijke diarree en bloed bij ontlasting

79
Q

Coeliakie klassieke trias

A

Klassieke trias:
- Chronische diarree
- Opgezette buik
- Afbuigende groei

Echter zeer variabele presentatie in praktijk
- Anorexie/braken
- Obstipatie/buikpijn
- Tandglazuurdefecten
- Neuropathie
- Infertiliteit
- Alopecia areata (kale plekken)

80
Q

IBD: crohn vs colitis ulcerosa

A

Crohn: van mond tot kont
Colitis ulcerosa: alleen dikke darm

81
Q

Wanneer obstipatie bij kind?
Symptomen (3)
Alarmsymptomen (4)

A

Def <3x/week, toegenomen consistentie
Anale pijn, buikpijn, schoolverzuim
Alarmsymptomen: bloed, koorts, gallig braken, groei

82
Q

Tijdens de zwangerschap neemt het plasmavolume toe met ongeveer 42%. Dit heeft gevolgen voor het verdelingsvolume. Door de toename in het plasmavolume … (daalt/stijgt) de plasmaconcentratie van … (hydrofiele/lipofiele) geneesmiddelen

A

Door de toename in het plasmavolume daalt de plasmaconcentratie van hydrofiele geneesmiddelen

83
Q

Tijdens de zwangerschap is de eliminatiesnelheid van geneesmiddelen … (vertraagd/versneld/gelijk aan die buiten de zwangerschap)

A

Versneld (doorbloeding van nieren veranderd, neemt 50-80% toe, met name in 1e trimester toename van GFR, met name effect op medicatie die afhankelijk zijn van de nieren).

84
Q

De absorptiesnelheid van systemische geneesmiddelen bij neonaten en jonge kinderen (zuigelingen) is … (vertraagd/versneld/gelijk aan die van volwassenen)

A

Vertraagd

Maaglediging is vertraagd
Peristaltiek is onregelmatig
PH in maag is verhoogd door continue buffering van melkproducten

85
Q

Gedurende de 1e levensperiode van een kind is het verdelingsvolume van hydrofiele stoffen (bv aminoglycosiden) vergroot. Juist of onjuist?

A

Juist

Pasgeborene bestaat tot 80% uit water, daalt tot 50% tot bij de volwassen leeftijd. Piek in body fat rond de 9 maanden (dus die hebben meer vet en minder water)

86
Q

Bij jonge ontwikkelende kinderen (NIET neonaten) is het metabolisme van sommige geneesmiddelen lager dan bij volwassenen. Juist of onjuist?

A

Onjuist

Activiteit metaboliserende enzymen neemt toe 1e weken en maanden, specifiek kinderen tussen 1-10 jaar hebben grotere metabole capaciteit dan volwassenen. Oorzaak onduidelijk, met name hoge enzym activiteit. In deze levensfase zijn dus soms hogere doseringen per kg lichaamsgewicht nodig.

87
Q

Neonaten hebben vaak meer geneesmiddel per kg lichaamsgewicht nodig. Juist of onjuist?

A

Onjuist

1e levensfase juist minder geneesmiddel/kg nodig.

88
Q

Welke geneesmiddelen passeren makkelijker de placenta? Lipofiel/hydrofiel of geen verschil?

A

Lipofiele geneesmiddelen

89
Q

Mw Jansen, 34jr, essentiele hypertensie wv enalapril 20mg 1dd1
Heeft weer (G2P2) een kinderwens. Kan enalapril tijdens de zwangerschap gecontinueerd worden?

A

Nee, dat moet gestopt worden, er zijn negatieve effecten op de foetus bekend.

ACE remmers hebben met name in 2e en 3e trimester effect op de nieren (van de foetus) + minder vruchtwater

Alternatief zou zijn labetalol, methyldopa (voorkeur) of evt nifedipine (echter beperkte ervaring)

ACE-remmers/ARB’s en diuretica zijn gecontraindiceerd!

90
Q

Is metoclopramide veilig tijdens de zwangerschap?

A

Ja

Bij hyperemesis gravidarum is emasefene wel het voorkeursmiddel
Na geboorte en lacterend is domperidon de voorkeur

91
Q

Welk anti-epilepticum is het meest veilig in de zwangerschap?

A

Lamotrigine (voorkeur, meeste ervaring mee)
Alternatief = levetiracetam

Valproinezuur is hele grote contra-indicatie!!

92
Q

Methode bloedafname kinderen

A
  • Venapunctie: De meest voorkomende methode waarbij een naald in een ader wordt ingebracht, meestal in de arm, om bloed te verkrijgen.
    • Voordelen: Geschikt voor een breed scala aan tests, zoals complete bloedtellingen, biochemische profielen, en serologie.
    • Nadelen: Kan pijnlijk zijn en angst veroorzaken bij kinderen.
  • Capillaire bloedafname: Een kleine prik in de vinger, hiel (bij zuigelingen), of oorlel om een druppel bloed te verkrijgen.
    • Voordelen: Minder invasief en minder pijnlijk dan venapunctie. Geschikt voor snelle tests zoals glucosemetingen.
    • Nadelen: Beperkte hoeveelheid bloed, waardoor niet alle tests mogelijk zijn.

(Chat gpt)

93
Q

Hoe handel je bij een acuut benauwd kind met ernstige astma-aanval? (Volgens chat gpt..)

A

Bij een ernstig benauwd kind met een astma-aanval moet snel worden gehandeld door:
1. Beoordelen van de ernst van de aanval.
2. Toedienen van zuurstof en inhalatiemedicatie (salbutamol en ipratropiumbromide).
3. Toedienen van systemische corticosteroïden.
4. Continu monitoren en evalueren van de respons op de behandeling.
5. Overwegen van aanvullende therapieën zoals magnesiumsulfaat of aminofylline bij niet-afdoende respons.
6. Overwegen van ICU-opname bij ernstige gevallen en zorgen voor veilig transport indien nodig.

(Chat gpt)

94
Q

Leg de begrippen allergische en een niet-allergische voedselovergevoeligheid uit (chat gpt)

A

Allergische Voedselovergevoeligheid
Definitie: Allergische voedselovergevoeligheid is een abnormale immuunrespons op een specifiek voedsel of voedselbestanddeel dat normaal gesproken onschadelijk is.
Mechanisme:
- IgE-gemedieerd: De meest voorkomende vorm waarbij het immuunsysteem immunoglobuline E (IgE) antilichamen aanmaakt tegen het voedselallergeen. Bij herhaalde blootstelling aan het allergeen, binden de IgE-antilichamen aan mastcellen en basofielen, wat leidt tot de afgifte van histamine en andere mediatoren die allergische symptomen veroorzaken.
- Niet-IgE-gemedieerd: In sommige gevallen betrokken T-cellen of andere immuuncellen in plaats van IgE, wat resulteert in vertraagde reacties zoals enteropathie (darmontsteking).
Symptomen:
- Direct: Huiduitslag (urticaria), zwelling (angio-oedeem), jeuk, ademhalingsproblemen, misselijkheid, braken, diarree, en in ernstige gevallen anafylaxie.
- Vertraagd: Gastro-intestinale klachten zoals buikpijn, diarree, of constipatie, en huidreacties zoals eczeem.
Diagnose:
- Anamnese en lichamelijk onderzoek.
- IgE-bloedtest: Meet specifieke IgE-antilichamen tegen bepaalde allergenen.
- Huidpriktest: Kleine hoeveelheden van potentiële allergenen worden in de huid gebracht om een lokale reactie te observeren.
- Voedseluitdaging: Gecontroleerde introductie van het verdachte voedsel onder medisch toezicht.
Behandeling:
- Voorkomen van blootstelling aan het allergeen.
- Medicatie: Antihistaminica voor milde reacties, en adrenaline (epinefrine) auto-injectoren voor anafylaxie.
- Desensibilisatie: In sommige gevallen kunnen gecontroleerde, geleidelijke blootstellingen aan het allergeen helpen om de tolerantie te verhogen.

Niet-Allergische Voedselovergevoeligheid
Definitie: Niet-allergische voedselovergevoeligheid, ook bekend als voedselintolerantie, is een reactie op een voedingsmiddel of voedselbestanddeel zonder betrokkenheid van het immuunsysteem.
Mechanismen:
- Enzymtekorten: Onvermogen om bepaalde stoffen af te breken, bijvoorbeeld lactase-deficiëntie bij lactose-intolerantie.
- Farmacologische reacties: Reacties op biogene aminen zoals histamine in voedsel.
- Chemische overgevoeligheid: Reacties op voedseladditieven zoals sulfieten, glutamaat, of kunstmatige kleurstoffen.
Symptomen:
- Gastro-intestinaal: Buikpijn, opgeblazen gevoel, gasvorming, diarree, en misselijkheid.
- Systemisch: Hoofdpijn, vermoeidheid, en malaise.
Diagnose:
- Anamnese en voedingsdagboek: Identificatie van patronen tussen voedselinname en symptomen.
- Eliminatiedieet: Verwijdering van verdachte voedingsmiddelen uit het dieet gevolgd door geleidelijke herintroductie.
- Provocatietest: Gecontroleerde blootstelling aan het verdachte voedingsmiddel om symptomen te bevestigen.
Behandeling:
- Voorkomen van problematische voedingsmiddelen.
- Dieetmanagement: Aanpassen van het dieet om triggers te vermijden en de voedingsstatus te handhaven.
- Enzymvervangende therapie: Voor specifieke intoleranties zoals lactase-supplementen bij lactose-intolerantie.

95
Q

Leg de begrippen functionele obstipatie en overloopdiarree (beide bij kinderen) uit (chat gpt)

A

Functionele Obstipatie bij Kinderen

Definitie: Functionele obstipatie is een veelvoorkomende aandoening bij kinderen die wordt gekenmerkt door infrequente, harde, en pijnlijke ontlasting zonder een onderliggende anatomische of fysiologische oorzaak.

Oorzaken:
- Dieet: Lage inname van vezels en vloeistoffen.
- Gedrag: Onregelmatige toiletgewoonten, angst voor pijnlijke ontlasting, of het negeren van de drang om te poepen.
- Stress: Veranderingen in routine, toilettraining, schoolgang, of emotionele stress.

Symptomen:
- Minder dan drie stoelgangen per week.
- Harde, droge ontlasting.
- Buikpijn en opgeblazen gevoel.
- Pijn tijdens de ontlasting.
- Ongeval met fecale incontinentie (encopresis).

Diagnose:
- Anamnese en lichamelijk onderzoek.
- Rome IV-criteria voor functionele gastro-intestinale stoornissen.

Behandeling:
- Dieet: Verhogen van vezel- en vochtinname.
- Gedragsinterventies: Regelmatige toiletgewoonten bevorderen, beloningssysteem.
- Medicatie: Laxeermiddelen zoals lactulose of macrogol (polyethyleenglycol).

Overloopdiarree bij Kinderen

Definitie: Overloopdiarree, ook wel paradoxale diarree genoemd, is een aandoening die voorkomt bij kinderen met ernstige obstipatie. Het treedt op wanneer vloeibare ontlasting de harde, vastzittende ontlasting omzeilt en onwillekeurig wordt uitgestoten.

Oorzaken:
- Ernstige Obstipatie: De darm wordt gedeeltelijk of volledig geblokkeerd door harde ontlasting.
- Fecale Impactie: Opstapeling van harde ontlasting in de endeldarm.

Symptomen:
- Waterige of dunne ontlasting die langs de harde fecale massa’s lekt.
- Frequente, kleine hoeveelheden ontlasting.
- Buikpijn en ongemak.
- Onvrijwillige ontlasting of fecale incontinentie.

Diagnose:
- Anamnese en lichamelijk onderzoek.
- Abdominale palpatie kan fecale massa’s detecteren.
- Beeldvormend onderzoek zoals een buikoverzicht (X-ray) kan fecale impactie bevestigen.

Behandeling:
- Fecale Impactie Verwijdering: Gebruik van rectale laxativa of klysma’s om de impactie te verwijderen.
- Onderhoudsbehandeling: Laxativa en dieetveranderingen om regelmatige stoelgang te bevorderen en herhaling te voorkomen.
- Gedragsinterventies: Regelmatige toiletroutines aanmoedigen.

96
Q

Beschrijf de circulatoire veranderingen bij de geboorte op hoofdlijnen (chat gpt)

A
  1. Eerste Ademhaling
    - Longexpansie: Bij de eerste ademhaling vullen de longen zich met lucht, waardoor de alveoli worden geopend.
    - Verlaagde Pulmonale Vasculaire Weerstand: De aanwezigheid van lucht en verhoogde zuurstofspanning in de longen verlaagt de pulmonale vasculaire weerstand, wat de bloedstroom naar de longen verhoogt.
  2. Sluiting van de Foetale Shunts
    - Foramen Ovale: In de foetus stroomt bloed van het rechter atrium naar het linker atrium via het foramen ovale om de longen te omzeilen. Na de geboorte sluit dit foramen als gevolg van verhoogde druk in het linker atrium, wat de bloedstroom via de longen bevordert.
    - Ductus Arteriosus: Deze shunt verbindt de longslagader met de aorta in de foetus en sluit functioneel binnen enkele uren tot dagen na de geboorte door verhoogde zuurstofspanning en dalende prostaglandinelevels. Het bloed stroomt nu volledig naar de longen voor oxygenatie.
    - Ductus Venosus: Deze shunt verbindt de navelstrengader met de inferieure vena cava en sluit kort na de geboorte, waardoor bloed door de lever moet stromen.
  3. Veranderingen in de Systemische en Pulmonale Druk
    - Verhoogde Systemische Weerstand: Door de afklemming van de navelstreng en de daaropvolgende wegvallen van de placenta neemt de systemische vasculaire weerstand toe.
    - Verlaagde Pulmonale Weerstand: Zoals eerder vermeld, veroorzaakt de longexpansie en verhoogde zuurstofspanning een aanzienlijke daling in de pulmonale vasculaire weerstand, wat resulteert in verhoogde bloeddoorstroming naar de longen voor oxygenatie.
  4. Verhoogde Bloedstroom naar de Longen
    - Functionele Longen: De longen beginnen nu effectief zuurstof op te nemen en kooldioxide uit te wisselen. Dit verhoogt de zuurstofspanning in het bloed en stimuleert verdere sluiting van de ductus arteriosus.
97
Q

Cystische fibrose (CF)
Symptomen (4)
Overerving?

A

Cystische Fibrose (CF)
- Symptomen: Chronische longinfecties, darmproblemen, groeiachterstand, en verhoogde zoutconcentratie in zweet.
- Overerving: Autosomaal recessief. Beide ouders moeten drager zijn van het defecte CFTR-gen. De kans dat een kind de aandoening krijgt is 25% als beide ouders drager zijn.

Chat gpt

98
Q

Ziekte van Huntington
Symptomen (4)
Overerving?

A

Ziekte van Huntington
- Symptomen: Progressieve neurodegeneratie, onwillekeurige bewegingen (chorea), cognitieve achteruitgang, en psychiatrische problemen.
- Overerving: Autosomaal dominant. Eén kopie van het defecte gen (HTT-gen) van één ouder is voldoende om de ziekte te veroorzaken. De kans dat een kind de aandoening erft is 50% als één ouder het defecte gen heeft.

99
Q

Duchenne Spierdystrofie (DMD)
Symptomen (4)
Overerving?

A
  1. Duchenne Spierdystrofie (DMD)
    - Symptomen: Spierzwakte, vooral in de bekken- en schouderspieren, verlies van mobiliteit, hart- en ademhalingsproblemen.
    - Overerving: X-gebonden recessief. De ziekte treft voornamelijk jongens omdat zij slechts één X-chromosoom hebben. Vrouwen kunnen dragers zijn en hebben meestal milde of geen symptomen.

Chat gpt

100
Q

Hemofilie
Symptomen (3)
Overerving?

A
  1. Hemofilie
    - Symptomen: Verhoogde bloedingsneiging, spontane bloedingen, vooral in gewrichten en spieren, langdurige bloedingen na verwondingen of operaties.
    - Overerving: X-gebonden recessief. Meestal treft het jongens, terwijl meisjes drager kunnen zijn. Een moeder die draagster is heeft 50% kans om het gen door te geven aan haar zonen (die dan hemofilie zullen hebben) en 50% kans om het door te geven aan haar dochters (die draagster zullen zijn).

Chat gpt

101
Q

Sikkelcelziekte
Symptomen (4)
Overerving?

A
  1. Sikkelcelziekte
    - Symptomen: Chronische anemie, pijnlijke crisissen, verhoogde infectierisico, orgaanschade.
    - Overerving: Autosomaal recessief. Beide ouders moeten drager zijn van het sikkelcel-gen (HbS). De kans dat een kind de aandoening krijgt is 25% als beide ouders drager zijn.

Chat gpt

102
Q

Autosomaal dominant
Autosomaal recessief
X-gebonden recessief
Mitochondriale overerving

A

Manieren van Overerving

Autosomaal Dominant
- Kenmerken: Slechts één kopie van het mutante gen (van één ouder) is voldoende om de ziekte te veroorzaken.
- Voorbeelden: Ziekte van Huntington, Marfan-syndroom, Neurofibromatose type 1.

Autosomaal Recessief
- Kenmerken: Twee kopieën van het mutante gen (één van elke ouder) zijn nodig om de ziekte te veroorzaken.
- Voorbeelden: Cystische Fibrose, Sikkelcelziekte, Tay-Sachs ziekte.

X-gebonden Recessief
- Kenmerken: Het mutante gen bevindt zich op het X-chromosoom. Meestal treft het mannen omdat zij slechts één X-chromosoom hebben. Vrouwen kunnen dragers zijn.
- Voorbeelden: Duchenne Spierdystrofie, Hemofilie A en B, Fragiele X-syndroom.

Mitochondriale Overerving
- Kenmerken: De mutaties bevinden zich in het mitochondriale DNA, dat alleen van de moeder wordt geërfd. Elke cel bevat veel kopieën van mitochondriaal DNA.
- Voorbeelden: Leber’s hereditaire optische neuropathie (LHON), Mitochondriale myopathieën.

(Chat gpt)

103
Q

Beschrijf de meest voorkomende kinderziekten met vlekjes en breng deze in relatie met het Rijksvaccinatieprogramma. (Chat gpt)

A

Mazelen (Morbilli)
- Symptomen: Hoge koorts, conjunctivitis, hoesten, loopneus, en Koplik-vlekken in de mond. Na enkele dagen verschijnt een vlekkerige rode uitslag, beginnend achter de oren en zich verspreidend naar de rest van het lichaam.
- Complicaties: Longontsteking, encefalitis, en soms overlijden.
- Vaccinatie: BMR-vaccin (Bof, Mazelen, Rodehond) wordt gegeven op 14 maanden en een herhalingsdosis op 9 jaar.

Rodehond (Rubella)
- Symptomen: Lichte koorts, malaise, en een roze-achtige uitslag die begint in het gezicht en zich verspreidt naar de rest van het lichaam. Ook gezwollen lymfeklieren achter de oren en in de nek.
- Complicaties: Ernstige risico’s voor zwangere vrouwen, zoals congenitale rubella syndroom bij de foetus, wat kan leiden tot doofheid, hartafwijkingen en mentale retardatie.
- Vaccinatie: BMR-vaccin.

Bof (Parotitis Epidemica)
- Symptomen: Koorts, hoofdpijn, spierpijn, en opgezwollen speekselklieren (vooral de parotis-klieren).
- Complicaties: Meningitis, encefalitis, orchitis (bij jongens), en doofheid.
- Vaccinatie: BMR-vaccin.

Waterpokken (Varicella)
- Symptomen: Koorts, vermoeidheid, en een jeukende uitslag die begint als rode vlekjes en zich ontwikkelt tot met vocht gevulde blaasjes, die vervolgens indrogen tot korstjes.
- Complicaties: Bacteriële huidinfecties, longontsteking, encefalitis, en zeldzaam, hepatitis.
- Vaccinatie: Niet standaard in het Rijksvaccinatieprogramma, maar kan op aanvraag worden gegeven.

Roodvonk (Scarlatina)
- Symptomen: Hoge koorts, keelpijn, frambozentong, en een rode, ruwe uitslag die meestal begint op de borst en zich verspreidt naar de rest van het lichaam.
- Complicaties: Reuma, glomerulonefritis, en middenoorontstekingen.
- Vaccinatie: Geen specifieke vaccinatie, wordt behandeld met antibiotica.

Relatie met het Rijksvaccinatieprogramma

Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in Nederland biedt vaccinaties aan om ernstige infectieziekten te voorkomen. Voor de kinderziekten met vlekjes die hier besproken zijn, biedt het RVP voornamelijk bescherming tegen mazelen, rodehond en bof via het BMR-vaccin. Dit vaccin is een cruciaal onderdeel van het programma en wordt toegediend op 14 maanden en herhaald op 9-jarige leeftijd, waardoor kinderen bescherming krijgen tegen deze potentieel ernstige ziekten.

Waterpokken is nog niet standaard opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma, hoewel het beschikbaar is voor risicogroepen. Roodvonk, veroorzaakt door een bacteriële infectie, heeft geen specifieke vaccinatie en wordt behandeld met antibiotica. Erythema infectiosum en Exanthema subitum hebben ook geen beschikbare vaccins, en behandeling is meestal symptomatisch.