Thema 2 Gynaecologische aandoeningen Flashcards

1
Q

Chronische pijn

A

Pijn bestaat >3-6 maanden, heeft zijn waarschuwende functie verloren en rol van weefselschade is niet altijd duidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chronische buikpijn gynaecologisch DD (5)

A

Endometriose
Uterus myomatosus
Ovarium cysten
Prolaps/overactiviteit
Pelvic congestion syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chronic Pelvic Pain (CPP) prevalentie

A

Vrouwen 20-49 jaar: 15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klachten endometriose (3)

A

Pijn
- Dysmenorroe
- Dyspareunie
- Buikpijn
- Dysurie / pijnlijke defecatie

Bloedverlies
- Rectaal
- Haematurie
- (Haemoptoe)

Infertiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behandeling endometriose (4)

A

Niet te genezen

Pijnstilling

Hormonale cyclusonderdrukking

Chirurgie
- Laparoscopie (adhesiolysis/cystectomie)
- Laparotomie
- Sanerende chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Complicaties van gynaecologische operaties
Korte termijn (3)
Lange termijn (2)

A

Korte termijn
Bloeding
Laesies darm/blaas/ureter/buikwand
Infectie

Lange termijn
Adhesies
Effecten van laesies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uterus myomatosus =

A

Vleesbomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overactieve bekkenbodem belangrijke oorzaak van …

A

Chronische buikpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uterus myomatosus gaat uit van het …

A

Myometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Klachten uterus myomatosus (3)

A

Hevige menstruaties
Buikpijn
Asymptomatisch

Kan vascularisatieproblemen geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Klachten overactieve bekkenbodem (8)

A

Pijn in onderbuik, age rug en bekkenbodem
Pijn hoger in buik of rug
Overactieve blaas
Incontinentie
Terugkerende blaasontstekingen
Pijn bij het vrijen
Obstipatie / evacuatiestoornissen
Fssuurtjes / aambeien

Oorzaak: vraag naar negatieve seksuele ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pelvic congestion syndroom =

A

Varicosis (spataderen) pelviene vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Classificatie gynaecologische tumoren volgens …

A

FIGO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bepalen stagering gynaecologische tumoren middels (2)

A

Chirurgisch: vulva, endometrium en ovarium
Klinisch en radiologisch: cervix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vulvacarcinoom
Klachten (4)
Onderzoek (2)
Aanvullend onderzoek (1)

A

Klachten:
- Pruritus (jeuk)
- Branderigheid
- Zwelling
- Pijn (laat)

Onderzoek
- Biopsie
- Cervixcytologie

Aanvullend onderzoek
- x-thorax, echo liezen, evt CT-scan of MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meest voorkomende gynaecologische tumor

A

Endometriumcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Endometriucarcinoom risicofactor

A

overgewicht (oestrogeen productie in vetcellen, continue gestimuleerd endometrium)

75% postmenopauzaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Symptomen, diagnostiek en therapie endometriumcarcinoom

A

Symptomen: postmenopauzaal bloedverlies
Diagnostiek: pipelle / hysteroscopie
Therapie: lap hyesterectomie (laag stadium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ovariumcarcinoom, erfelijke component?

A

10-15% erfelijke component (BRCA genmutatie)

Aanvulling Anouk: erfelijke ovariumcarcinoom hoeft niet alleen brca te zijn. Er zijn meerdere erfelijke tumorsyndromen waarbij ovariumcarcinoom kan voorkomen. Brca is wel de meerderheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wel gyneaecologische tumor is de ‘silent killler’?

A

ovariumcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Diagnostiek ovariumcarcinoom

A

Lab
Echo abdomen / CT thx-abd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Therapie ovariumcarcinoom (3)

A

Altijd gecombineerde behandeling

Chirurgie
- debulking laparatomie
- stadiering laparotomie/scopie

Interval debulking
- na 3 kuren neo-adjuvante chemotherapie (evt met HIPEC)

Chemotherapie
- carboplatine + paclitaxcel (adjucant/neo-adjuvant/intraperitoneaal/HIPEC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Klachten premaligne afwijkingen cervix (3)

A

Meestal geen klachten

Soms
- Contactbloedingen
- Intermenstrueel bloedverlies
- Fluorklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Indicaties en classificatie cervix cytologie

A

Indicaties
- Screening (bevolkingsonderzoek NL, 30 tm 60 jaar in NL, elke 5 jaar uitstrijk tot 2017, nu eerst hoogrisico HPV test)
- Op indicatie (klachten)

Classificatie
- Papanioulaou (PAP) classificatie
- KOPAC classificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Epitheel cervix

A

Endocervix (binnenbekleding, cylinder epitheel)
Ectocervix (buitenbekleding, plaveiesel epitheel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Colposcopie =

A

Microscopisch onderzoek cervix
Beoordelen transformatiezone (SCJ)
Aankleuren (azijnzuur, lugol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Cervical Intra-epitheliale Neopie (CIN) =

A

histologische classificatie na biopt

CIN I: lichte dysplasie
CIN II: matige dysplasie
CIN III: ernstige dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Behandeling CIN I, II, III

A

CIN I: expectatief, follow-up
CIN II: lis excisie transformatiezone, laser, (expectatief)
CIN III: lis excisie transformatiezone, laser, conisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welk carcinoom is HPV gerelateerd?

A

Cervixcarcinoom (high risk HPV gerelateerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Symptomen cervixcarcinoom lage stadia (3) en hoge stadia (4)

A

Symptomen lage stadia
- Abnormaal bloedverlies
- Fluorklachten
- Contactbloedingen

Symptomen hoge stadia
- Symptomen lage stadia
- Mictie / def klachten
- Pijn: rug, flank, onderbuik, been
- Lymfoedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Diagnose cervixcarcinoom middels (3)

A

Afwijkende uitstrijk / portio
Colposcopie (evt.)
Biopt voor pathologie

Onderzoek in narcose (hoge stadia) met radiotherapie en/of cystoscopie
Tegenwoordig MRI-scan voor onderscheid stadium.

Lab. Bij hoog stadium X-thorax, PET-scan op indicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Lymfklier metastasering cervixcarcinoom

A

eerst naar liezen/bekkenbodemklieren, daarna naar para-orthaal via iliaca traject naar iliaca klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Trachelectomie

A

Vaginale / abdominale operatie, baarmoeder sparend. Laparoscopische klierdissectie. Bij vrouwen met kinderwens. Permanente cerclage aanleggen. Bevallen moet dan per sectio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Klachten bij cyclusstoornis
- Oligomenorroe = …
- amenorroe primair / secundair = …

A

Oligomenorroe (cyclus tussen 35dgn-6mnd duur)
Amenorroe
Primair / secundair (>6 maanden niet gemenstrueerd, maar dit ooit wel gedaan)

35
Q

Klachten abnormaal bloedverlies kan onderverdeeld worden in : (5)

A

hevig menstrueel bloedverlies - Regulair
Irregulair bloedverlies - Niet cyclisch
Intermenstrureel bloedverlies
Post coitaal bloedverlies
postmenopauzaal bloedverlies

36
Q

Abnormaal bloedverlies afkapwaarde =

A

120ml per dag

37
Q

Oorzaken abnormaal bloedverlies (9)

A

Uterus
- Myomen
- Poliepen
- Maligniteit
- Koper IUD

Anovulatie
- Metrorrhagie des vierges (veel bloedverlies bij jonge mensen, nog geen ovulatie maar al wel bloedverlies)
- PCOS
- Perimenopauzaal

Coagulopathie

Medicatie

38
Q

Functies bekkenbodem (2)

A

Steun geven aan de inwendige organen
Verlies van urine en ontlasting tegengaan

Kind, urine, ontlasting laten passeren
Coitus mogelijk maken

39
Q

Levator ani bestaat uit (3)

A

Puborectalis
Pubococcygeus
Iliococcygeus

40
Q

Stress urine incontinentie (SUI) =

A

Ongewild urineverlies wanneer de druk in de blaas boven de maximale urethrale afsluitdruk komt in afwezigheid van detrusoractiviteit

Intra-abdominale drukverhoging: hoesten/springen/niezen/sporten

41
Q

Diagnostisch proces stress urine incontinentie (4)

A

Anamnese/vragenlijst
Mictiedagboek
Gynaecologisch onderzoek
Uroflowmetrie en bladderscan (hoeveelheid urine, kracht van de straal, residu)

42
Q

Behandeling stress urine incontinentie (2)

A

Bekkenfysiotherapie
Operatie

43
Q

Urge incontinentie =

A

Urine-incontinentie die samengaat met of direct wordt voorafgegaan door een plotselinge onbedwingbare aandrang om te plassen

44
Q

Diagnostisch proces urge-incontinentie (5)

A

Anamnese / vragenlijst
Mictiedagboek
Gynaecologisch onderzoek
Flowmetrie en bladderscan
Urodynamische onderzoek

45
Q

Behandeling urge incontinentie (4)

A

Blaastraining (guarding reflex) door bekkenfysiotherapeut
Medicatie (antimuscarinica bv Vesicare en beta-3-adrenoceptor-agonist bv Betmiga)
PTNS: percutaneous tibial nerve stimulation
Botox injecties

46
Q

Soorten prolaps (5)

A

Vagina voorwandprolaps: cystocele (blaasverzakking)
Vagina achterwandprolaps: rectocele (dikke darmverzakking), enterocele (dunne darmverzakking)
Middelste compartiment: descensus uteri (baarmoederverzakking), vaginatop prolaps

47
Q

Symptomen verzakking (7)

A

Balgevoel
Trekkend gevoel in buik of rug
Moeizame mictie
Residu gevoel (blaasontstekingen)
Incontinentie
Incomplete lediging bij defecatie
Digitale ondersteuning

48
Q

POP-Q =

A

Pelvic Organ Prolapse Quantification system

0 = geen prolaps
1 = diepste punt proximaal van 1cm voor hymen
2 = diepste punt tussen 1cm voor en 1cm voorbij hymen
3 = diepste punt distaal 1cm voorbij hypen, maar minder dan (TVL-2cm)
4 = diepste punt voorbij (TVL-2cm)

49
Q

Behandeling prolaps (3)

A

Alleen bij klachten!

Bekkenfysiotherapie bij laag stadium
Pessarium
Operatie (niet bij kinderwens)

50
Q

Te aangespannen bekkenbodemspier kan o.a. zorgen voor: (4)

A

Onvoldoende kunnen uitplassen -> recidiverende UWI’s
Vaker moeten plassen
Obstructieve defecatie / obstipatie
Pijn bij geslachtsgemeenschap

51
Q

Risico’s op bekkenbodemschade (3)

A

Vaginaal bevallen
Leeftijd
Zwaar werk (soms)

52
Q

Humaan Papilloma Virus

Meer dan … HPV types, lifetime kans op besmetting …%.
…% verdwijnen zonder cervixafwijking en …% persisterende infectie.

Cervixcarcinoom is zelfdzame complicatie van een HPV infectie. Oncogene typen = … en …. Niet oncogene … en … (genitale wratten).

A

Humaan Papilloma Virus.

Meer dan 100 HPV types, lifetime kans op besmetting 90-100%, 80% verdwijnen zonder cervixafwijking en 20% persisterende infectie.

Cervixcarcinoom is zelfdzame complicatie van een HPV infectie.

Oncogene typen = 16 en 18. Niet oncogene 6 en 11 (genitale wratten).

53
Q

Cervixcarcinoom laag stadium I = FIGO stadium …
Therapie? (4)

A

FIGO stadium IA1 en 1A2, diagnose enkel microscopisch gesteld en max invasie = <5mm

Therapie
- Conisatie
- Lymfeklieren op indicatie
- Trachelectomie
- Hysterectomie

54
Q

Cervixcarcinoom laag stadium II = FIGO stadium ….
Therapie? (2)

A

FIGO stadium IB1, 1B2, kleine IIA. Beperkt tot de cervix en <4cm, beperkt tot proximale vagina

Therapie
- Standaard = radicale hysterectomie + pelviene lymfadenopathie bdz
- Optioneel = trachelectomie + lap pelviene lymfadenopathie bij tumoren <2cm en kinderwens (stadium IB1), evt radiotherapie of chemoradiatie

55
Q

Trachelectomie =

A

Baarmoeder sparende operatie, vaginaal of abdominaal, bij jonge vrouwen met kinderwens. Vaak + laparoscopische klierdissectie.

56
Q

Cervixcarcinoom hoog stadium = FIGO stadium …
Therapie (2)

A

FIGO stadium IB3, bulky 2A en 2B - IVA

Therapie
- standaard = chemoradiatie
- optioneel: radioherapie + hyperthermie, neo-adjuvante chemotherapie, alleen radiotherapie, palliatieve therapie

57
Q

Prognose cervixcarcinoom 5 jaarsoverleving stadium I, II, III en IV?

A

I = 90%
II = 70%
III = 37%
IV = 18%

58
Q

DD intermenstrueel en post coitaal bloedverlies (7)

A

Cervix
-> Chlamydia: AB (azitromycine of doxycycline)
-> Maligniteit
-> Ectropion: expectatief (cryocoagulatie/lisexcisie)

Uterus
-> Endometriumatrofie: pilstop
-> Endometriumpoliep: hysteroscopische resectie
-> Niche = onderbreking myometrium tpv sectio litteken
-> Asherman

59
Q

… geeft GnRH af aan … en oiv hiervan maakt … LH (stimulatie corpus lutium) en FSH (stimuleer follikel) aan. … maken oestrogeen en progesteron aan, negatieve terugkoppeling naar …

A

Hypothalamus geeft GnRH af aan hypofyse en oiv hiervan maakt hypofyse LH (stimulatie corpus lutium) en FSH (stimuleer follikel) aan. Ovaria maken oestrogeen en progesteron aan, negatieve terugkoppeling naar hypofyse/hypothalamus

60
Q

Begin cyclus (…laag/hoog?) FSH/LH en (…laag/hoog?) oestrogeen/progesteron
Midden cylus FSH/LH (…laag/hoog?) en oestrogeen (…laag/hoog?)
Bij niet bevruchten eitje daalt … weer

A

Begin cyclus laag FSH/LH en laag oestrogeen/progesteron
Midden cylus FSH/LH piek en oestrogeen piek
Bij niet bevruchten eitje daalt progesteron weer

61
Q

Indeling cyclusstoornissen in WHO klasse (1 t/m 3) + mogelijke oorzaken

A

WHO-classificatie categorie 1:
—> hypogonadotroop, hypo-oestrogeen (hypogonadotroop, hypogonadisme)
—> Laag FSH, laag E2
—> Oorzaak centraal: prolactinoom, stress/laag bmi, Sheehan (= hypoperfysie hypofyse bv na fluxus)

WHO-classificatie categorie 2:
—> normogonadotroop, normo-oestrogeen (normogonadotroop, normogonadisme)
—> Oorzaak disbalans hypofyse-ovarium-as: PCOS, Ashermann

WHO-classificatie categorie 3:
—> hypergonadotroop, hypo-oestrogeen (hypergonadotroop, hypogonadisme)
—> Hoog FSH, laag E2
—> Oorzaak ovarieel: vervroegde overgang (POI)

62
Q

De menstruatiecyclus van een vrouw kan worden onderverdeeld in vier fasen:

A
  1. Menstruatie (dag 1-5):
    • Endometrium afstoting: Bloedverlies en afbraak van het endometrium.
    • Hormonen: Lage niveaus van oestrogeen en progesteron.
  2. Folliculaire fase (dag 1-14):
    • FSH (Follikelstimulerend hormoon): Stimuleert groei van follikels in de eierstokken.
    • Oestrogeen: Geproduceerd door rijpende follikels, leidt tot endometriumopbouw.
    • LH (Luteïniserend hormoon): Toename leidt tot ovulatie.
  3. Ovulatie (dag 14):
    • LH-piek: Veroorzaakt de vrijlating van een rijpe eicel uit de follikel.
    • Oestrogeen: Bereikt zijn piek net voor ovulatie.
  4. Luteale fase (dag 15-28):
    • Corpus luteum: Gevormd uit de lege follikel, produceert progesteron.
    • Progesteron: Ondersteunt endometrium voor mogelijke implantatie van een bevruchte eicel.
    • Oestrogeen: Blijft op een matig niveau om het endometrium te ondersteunen.

Als er geen bevruchting plaatsvindt, neemt de productie van progesteron en oestrogeen af, leidend tot endometriumafstoting en het begin van een nieuwe menstruatiecyclus.

Bron: chat gpt

63
Q

Chronische buikpijn DD niet-gynaecologisch (10)

A

Diverticulitis
Obstipatie
Spastisch colon
ACNES
Inflammatoire darmaandoeningen
Maligniteit
Urologische oorzaken
Orthopedische oorzaken
Psychosomatiek oorzaak
SOLK

64
Q

Wat is anovulatie?

A

Anovulatie verwijst naar een cyclus waarin geen eicel vrijkomt van de eierstokken, wat kan leiden tot onregelmatige menstruatiecycli en problemen met vruchtbaarheid.

Chat gpt

65
Q

Wat is amenorroe?

A

Amenorroe is de afwezigheid van menstruatie gedurende minstens drie opeenvolgende menstruatiecycli bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Dit kan om verschillende redenen voorkomen, zoals hormonale onevenwichtigheden, stress, of anatomische afwijkingen.

Chat gpt

66
Q

Wat is oligomenorroe?

A

Oligomenorroe verwijst naar een abnormaal lage frequentie van menstruatiebloedingen, waarbij de menstruatiecyclus langer is dan 35 dagen. Dit kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals hormonale onevenwichtigheden, polycysteus ovariumsyndroom (PCOS) of stress.

Chat gpt

67
Q

Wat is polymenorroe?

A

Polymenorroe is een aandoening waarbij vrouwen frequentere menstruatiecycli hebben dan normaal, wat resulteert in kortere menstruatiecycli van minder dan 21 dagen. Dit kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals hormonale onevenwichtigheden, schildklieraandoeningen of baarmoederproblemen.

Chat gpt

68
Q

Wat is hypermenorroe?

A

Hypermenorroe verwijst naar abnormaal zware menstruatiebloedingen die langer duren dan normaal, vaak gepaard gaand met hevige menstruatiepijn. Dit kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals hormonale onevenwichtigheden, baarmoederfibromen, endometriose of bloedstollingsstoornissen.

Chat gpt

69
Q

Wat is hypomenorroe?

A

Hypomenorroe is een aandoening waarbij vrouwen lichte of schaarse menstruatiebloedingen ervaren tijdens hun menstruatiecyclus. Dit kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals hormonale onevenwichtigheden, ondergewicht, schildklieraandoeningen of het gebruik van bepaalde anticonceptiemethoden.

Chat gpt

70
Q

Wat is intermenstrueel bloedverlies?

A

Intermenstrueel bloedverlies verwijst naar bloedingen die optreden tussen reguliere menstruatiecycli door. Dit kan variëren van lichte spotting tot meer uitgesproken bloedingen. Het kan verschillende oorzaken hebben, waaronder hormonale onevenwichtigheden, infecties, of anatomische afwijkingen.

Chat gpt

71
Q

Wat is menorragie?

A

Menorragie is een medische term die wordt gebruikt om abnormaal zware menstruatiebloedingen te beschrijven die langer duren dan normaal. Dit kan leiden tot ernstige bloedverlies, vermoeidheid en andere gezondheidsproblemen. Het kan veroorzaakt worden door verschillende factoren, waaronder hormonale onevenwichtigheden, baarmoederfibromen, endometriose of bloedstollingsstoornissen.

Chat gpt

72
Q

Wat is metrorragie?

A

Metrorragie verwijst naar onregelmatige bloedingen die optreden buiten de normale menstruatiecyclus, vaak tussen de menstruaties door. Dit kan variëren van lichte spotting tot meer uitgesproken bloedingen. Het kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals hormonale onevenwichtigheden, baarmoederproblemen, infecties of medicatie.

Chat gpt

73
Q

Wat is een contactbloeding?

A

Een contactbloeding, ook wel cervicale contactbloeding genoemd, is bloeding die optreedt na contact met de baarmoederhals, bijvoorbeeld tijdens geslachtsgemeenschap of bij een gynaecologisch onderzoek. Het kan veroorzaakt worden door verschillende factoren, waaronder ontstekingen, cervicale poliepen, of cervicale dysplasie.

Chat gpt

74
Q

Wat is postmenopauzaal bloedverlies?

A

Postmenopauzaal bloedverlies verwijst naar bloedingen die optreden bij vrouwen na de menopauze, wanneer ze gedurende 12 opeenvolgende maanden geen menstruatie hebben gehad. Dit bloedverlies kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, waaronder hormonale veranderingen, endometriale atrofie, vaginale infecties, poliepen, of zelfs baarmoeder- of baarmoederhalskanker. Het vereist altijd medische evaluatie om de oorzaak ervan vast te stellen.

Chat gpt

75
Q

Behandelingen voor verschillende typen cyclusstoornissen (4)

A
  1. Hormonale therapie: Voor veel cyclusstoornissen, zoals anovulatie of hormonale onevenwichtigheden, kan hormonale therapie worden voorgeschreven om de menstruatiecyclus te reguleren.
  2. Chirurgische ingrepen: In gevallen waarin anatomische afwijkingen worden geïdentificeerd, zoals baarmoederfibromen, poliepen of endometriose, kan een chirurgische ingreep worden aanbevolen om deze te corrigeren.
  3. Levensstijlaanpassingen: Voor sommige cyclusstoornissen, zoals oligomenorroe geassocieerd met ondergewicht of overmatige lichaamsbeweging, kunnen levensstijlaanpassingen, zoals gewichtstoename of vermindering van intense fysieke activiteit, worden aanbevolen.
  4. Medicamenteuze therapie: Voor specifieke aandoeningen, zoals endometriose of polycysteus ovariumsyndroom (PCOS), kunnen medicijnen worden voorgeschreven om symptomen te verlichten en de menstruatiecyclus te normaliseren.

Chat gpt

76
Q

Cystocele
Symptomen
Pathofysiologie
Behandelopties

A

Cystocele (blaasverzakking):
- Symptomen: Symptomen kunnen bestaan uit een zwaar gevoel in het bekkengebied, urine-incontinentie, frequente urineweginfecties, en moeite met urineren.
- Pathofysiologie: Een cystocele treedt op wanneer de voorste vaginale wand, die de blaas ondersteunt, verzwakt raakt, waardoor de blaas naar beneden zakt in de vagina.
- Behandelopties: Behandelingen kunnen variëren van bekkenbodemtherapie en pessariumgebruik tot chirurgische ingrepen, zoals een blaasbandoperatie of een vaginale reconstructieve operatie.

Chat gpt

77
Q

Rectocele
Symptomen
Pathofysiologie
Behandelopties

A

Rectocele (rectumverzakking):
- Symptomen: Symptomen kunnen bestaan uit moeite met stoelgang, gevoel van druk in het rectum, constipatie, en rectale incontinentie.
- Pathofysiologie: Een rectocele treedt op wanneer het rectum door de achterwand van de vagina uitpuilt als gevolg van verzwakte bekkenbodemspieren.
- Behandelopties: Behandelingsopties omvatten levensstijlaanpassingen, zoals vezelrijke voeding en bekkenbodemtherapie, evenals chirurgische reparatie indien nodig.

Chat gpt

78
Q

Prolapsus uteri
Symptomen
Pathofysiologie
Behandelopties

A

Uterusverzakking (prolapsus uteri):
- Symptomen: Symptomen kunnen variëren, maar kunnen bestaan uit een zwaar gevoel in het bekkengebied, rugpijn, problemen met plassen of stoelgang, en vaginale druk of discomfort.
- Pathofysiologie: Uterusverzakking treedt op wanneer de baarmoeder naar beneden zakt in de vagina als gevolg van verzwakte bekkenbodemspieren en banden die de baarmoeder ondersteunen.
- Behandelopties: Behandelingen variëren afhankelijk van de ernst van de verzakking en kunnen levensstijlaanpassingen, bekkenbodemtherapie, pessariumgebruik, of chirurgische ingrepen omvatten, zoals een hysterectomie of vaginale reconstructie.

Chat gpt

79
Q

Enterocele
Symptomen
Pathofysiologie
Behandelopties

A

Enterocele (darmverzakking):
- Symptomen: Symptomen kunnen bestaan uit een zwaar gevoel in het bekkengebied, problemen met stoelgang, buikpijn, en rectale druk.
- Pathofysiologie: Een enterocele treedt op wanneer een deel van de dunne darm door het achterste vaginale compartiment uitpuilt als gevolg van verzwakte bekkenbodemstructuren.
- Behandelopties: Behandelingsopties variëren van levensstijlaanpassingen en bekkenbodemtherapie tot chirurgische reparatie, zoals een vaginale reconstructieve operatie.

Chat gpt

80
Q

Voorkomen gynaecologische tumoren per leeftijdscategorie.

Benigne:
- Ovariumcysten
- Myomen
- Edometriomen
- Ovariumdermoidcysten

Maligne
- Endometriumcarcinoom
- Ovariumcarcinoom
- Cervixcarcinoom
- Vulvacarcinoom
- Vaginacarcinoom

A

Benigne gynaecologische tumoren:
1. Ovariumcysten:
- Voorkomen: Kan op elke leeftijd voorkomen, maar komt vaak voor bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
2. Baarmoederfibromen (myomen):
- Voorkomen: Meestal bij vrouwen tussen 30 en 50 jaar oud.
3. Endometriomen:
- Voorkomen: Meestal bij vrouwen in de reproductieve leeftijd, maar kan op elke leeftijd voorkomen.
4. Ovariumdermoidcysten:
- Voorkomen: Meestal bij vrouwen tussen 20 en 40 jaar oud.

Maligne gynaecologische tumoren:
1. Baarmoederkanker (endometriumcarcinoom):
- Voorkomen: Het meest voorkomend bij vrouwen boven de 50 jaar, maar kan ook voorkomen bij jongere vrouwen.
2. Ovariumkanker (ovariumcarcinoom):
- Voorkomen: Meestal bij vrouwen boven de leeftijd van 50 jaar, maar kan op elke leeftijd voorkomen.
3. Cervixkanker (cervixcarcinoom):
- Voorkomen: Meestal bij vrouwen tussen 30 en 50 jaar oud, maar kan op elke leeftijd voorkomen.
4. Vulvakanker (vulvacarcinoom):
- Voorkomen: Meestal bij oudere vrouwen, maar kan op elke leeftijd voorkomen.
5. Vaginakanker (vaginacarcinoom):
- Voorkomen: Zeldzaam, maar komt vaker voor bij oudere vrouwen.

Chat gpt

81
Q

Lange termijn complicaties van gynaecologische en obstetrische operaties (6)

A

Littekenweefsel
Veranderingen in bekkenbodem
Postoperatieve infecties
Vruchtbaarheidsproblemen
Hormonale onevenwichtheden
Psychologische impact

Chat gpt

82
Q

Leg uit hoe de menopauze een cofactor kan vormen bij het ontstaan van chronische ziekten en doe hier een behandelvoorstel voor.

3 voorbeelden

A

De menopauze kan een cofactor zijn bij het ontstaan van chronische ziekten vanwege de veranderingen in hormonale niveaus en het verouderingsproces dat gepaard gaat met deze levensfase. Tijdens de menopauze neemt de productie van oestrogenen en progesteron af, wat kan leiden tot verschillende fysiologische veranderingen die het risico op bepaalde chronische ziekten kunnen verhogen, zoals osteoporose, hart- en vaatziekten, en cognitieve achteruitgang.

  1. Osteoporose: Verminderde oestrogeenspiegels tijdens de menopauze kunnen leiden tot botverlies en het risico op osteoporose verhogen. Behandelingsvoorstellen kunnen omvatten:
    • Calcium- en vitamine D-supplementen om de botdichtheid te behouden.
    • Hormoonvervangende therapie (HRT) kan worden overwogen bij vrouwen met een hoog risico op osteoporose en die geen contra-indicaties hebben.
    • Levensstijlaanpassingen, zoals regelmatige lichaamsbeweging, stoppen met roken en matig alcoholgebruik.
  2. Hart- en vaatziekten: Veranderingen in hormonale niveaus tijdens de menopauze kunnen het risico op hart- en vaatziekten verhogen door het verhogen van cholesterolgehaltes en veranderingen in de bloeddruk. Behandelingsvoorstellen kunnen omvatten:
    • Het volgen van een gezond dieet met weinig verzadigde vetten en rijk aan fruit, groenten en volle granen.
    • Regelmatige lichaamsbeweging om het hart- en vaatstelsel te versterken.
    • Behandeling van risicofactoren zoals hypertensie, diabetes en hoog cholesterolgehalte volgens richtlijnen van de medische professional.
  3. Cognitieve achteruitgang: Sommige vrouwen kunnen tijdens de menopauze cognitieve veranderingen ervaren, zoals geheugenproblemen en verminderde cognitieve functie. Behandelingsvoorstellen kunnen omvatten:
    • Het handhaven van een actieve geest door cognitieve stimulatie, zoals het doen van puzzels, het leren van nieuwe vaardigheden of het bijhouden van sociale contacten.
    • Regelmatige lichaamsbeweging, die de bloedtoevoer naar de hersenen kan verbeteren en de cognitieve functie kan ondersteunen.
    • Hormoonvervangende therapie kan worden overwogen bij vrouwen met ernstige symptomen van cognitieve achteruitgang, maar dit moet zorgvuldig worden afgewogen tegen de risico’s en voordelen.

Chat gpt

83
Q

Wat is PCOS?
Symptomen? (6)
Behandelmogelijkheden? (5)

A

Polycysteus-ovariumsyndroom
Bij PCOS produceren de eierstokken te veel mannelijke hormonen (androgenen), wat leidt tot een verstoorde eisprong. Dit resulteert vaak in de vorming van kleine, goedaardige cysten op de eierstokken.

De symptomen van PCOS variëren van persoon tot persoon, maar kunnen omvatten:
- onregelmatige menstruatiecycli of afwezigheid van menstruatie
- overmatige haargroei op het gezicht, de borst of andere delen van het lichaam (hirsutisme)
- acne
- gewichtstoename
- moeite om zwanger te worden (infertiliteit)
- cysten op de eierstokken.

De behandeling van PCOS is gericht op het beheersen van de symptomen en het verminderen van het risico op complicaties zoals diabetes en hartaandoeningen. Behandelopties kunnen omvatten:
- Levensstijlaanpassingen
- Hormonale anticonceptiemiddelen, zoals de pil, om de menstruatiecycli te reguleren en hirsutisme en acne te verminderen.
- Medicijnen om de insulineresistentie te verbeteren, zoals metformine, kunnen worden voorgeschreven om het risico op diabetes type 2 te verminderen en de ovulatie te bevorderen bij vrouwen die zwanger willen worden.
- Vruchtbaarheidsbehandelingen, zoals ovulatie-inductie, kunnen worden overwogen voor vrouwen met PCOS die problemen hebben met zwanger worden.
- Symptomatische behandelingen, zoals medicijnen om overmatige haargroei te verminderen (bijvoorbeeld anti-androgene medicijnen) of behandelingen voor acne, kunnen worden voorgeschreven door een dermatoloog of gynaecoloog.

Chat gpt