Thema 5 Incontinentie Flashcards

1
Q

Fysiologie beheersing mictiedrang

A

Mictiedrang -> vulling blaas met 150-200ml urine
Sympathisch zenuwstelsel beheerst de aandrang
-> Activatie sfincter urethra en bekkenbodemspieren
-> Ontspanning m. Detrusor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Risicofactoren incontinentie - gevolgen ouderdom (4)

A

contractiliteit en capaciteit van de blaas neemt af
Benigne prostaathypertrofie
Afgenomen spiertonus in sfincters en bekkenbodemspieren
Verandering bindweefsel -> verlies van steunfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicofactoren incontinentie - comorbiditeit (15)

A

DM, hartfalen, degeneratieve gewrichtsziekten, chronische longziekten, obstipatie, CVA, parkinson, NPH, dementie, depressie, verminderde cognitie, verminderde mobiliteit, obereikbare toiletten, weinig zorgmogelijkheden, visuele beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicofactoren incontinentie - medicatie (3)

A

Urologische parasympathicolytica
Effect: overloopblaas en obstipatie

Indirect effect
Diuretica -> grotere urineproductie
Sedativa -> verwardheid en mobiliteitsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is stressincontinentie? Risicofactoren? (4)

A

Incontinentie bij toegenomen intra-abdominale druk
Niet goed functinerend sfinctermechanisme
-> Vaak door onvoldoende contractie m. Levator ani en urethramusculatuur

Risicofactoren:
Vrouw: zwangerschap en bevalling; eerdere incontinentie OK; menopauze
Man: prostatectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is urge-incontinentie? Oorzaken?

A

Incontinentie na plots onhoudbare plasdrang
-> Onwillekeurige contracties van m. Detrusor
Overactieve blaas
Oorzaken
-> Neurologisch: CVA, MS, M parkinson, ruggenmergschade (reflexincontinentie)
-> Toegenomen sensitivieit blaas: blaasstenen, cystitis, cafeine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is overloopincontinentie? Oorzaken?

A

Onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden uit een volle blaas
-> Vergrootte en ongevoelige blaas -> chronisch vasthouden urine
Verminderde contractiliteit van de blaas -> geen mictie

Oorzaken:
BPH, urethrastrictuur
Bij vrouwen kan een verzakking een rol spelen
Diabetische neuropathie, dwarslaesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is functionele incontinentie?

A

Incontinentie bij individu wie slecht zelfstandig naar het toilet kan
- Slechte mobiliteit
- Mentale verwardheid
- Visuele beperkingen

Vaak voorkomend bij ouderen, gehandicapten en geinstitutionaliseerde patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vormen incontinentie (5)

A

Urge-incontinentie
Stressincontinentie
Functionele incontinentie
Overloopincontinentie
Gemengd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is transiente incontinentie? Mogelijke oorzaken?

A

Voorbijgaande incontinentie
Bij kwetsbare ouderen goed op te sporen
Behandelbare oorzaken

DIAPERS
Delier
Infectie
Atrofie
Pharmacologisch
Endocrien
Restricted mobility
Stool impation/sacral nerve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aanvullend onderzoek bij urine incontinentie (5)

A

Mictiedagboek
Urine onderzoek
Bladderscan

Uroflowmetrie (meting hoeveelheid urine per tijdseenheid)
Cystomanometrie (UDO) (urethraal en rectaal drukmeters)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leefstijladviezen urine incontinentie (4)

A

gewichtsreductie bij obesitas
Normale vochtinname, minder cafeine
Goede toiletgewoonten
Incontinentiemateriaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling stressincontinentie

A

Bekkenbodemspier oefeningen
Pessarium (stijve ringi ngebracht in vagina, geeft druk nabij de urethra)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behandeling urge-incontinentie (5)

A

Blaastraining
- Geleidelijk verlengen van de tijd tussen 2 micties

Prompted voiding
- voor ouderen met cognitieve problemen, stimulatie van de patient om zelf naar het toilet te gaan

Anticholinergica (tolterodine, solifenacine, oxybutininepleister)
- 2.3e stopt <6mnd vanwege weinig effect, bijwerkingen: hoofdpijn, droge mond, obstipatie

PTNS (percutaneous tibial nerve stimulation)

Botoxinjecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling functionele incontinentie (3)

A

Plassen op aansporing (promted voiding)
Plassen op de klok
Verblijfscatheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Reflex bij ontlasting (4)

A
  1. Rectum zet uiteen
    Stimulatie parasympathische eznuwen
    Rekreceptoren in rectum
  2. Relaxatie interne sfincter
    Contractie bovenliggend sigmoid
  3. Contractie externe sfincter (indien ophouden)
  4. Relaxatie externe sfincter
    Verhoging intra-abdominale druk
    Verstrijken anorectale hoek
17
Q

Oorzaken def incontinentie (4)

A

sfincterproblematiek (schade, ouderdom)
Ontstekingen
Obstipatie (‘soiling’)
Neurologische aandoeningen (MS, spina bifida)

18
Q

Anamnese bij def incontinentie (4)

A

Dieet
Ontlastingspatroon
Voorgeschiedenis
Sociale aspect

19
Q

Lichamelijk onderzoek bij def incontinentie

A

Algemeen: cognitieve, psychologisch en functionele status

Abdominaal
inspectie anus: hemorrhoiden? Verzakking? Fistel zichtbaar?
Drukpijn, loslaatpijn, fecoliet voelbaar?
Rectaal toucher (anale reflex, motoriek en sensibiliteit bekkenbodem)
Bulbocavernosus reflex

Algemeen neurologisch onderzoek

20
Q

Mogelijke oorzaken bij mictieproblematiek LUTS (5)

A

BPH
Urethrastrictuur
Bekkenbodemprobleem
Corpus alienum
(Prostaatcarcinoom)

21
Q

Mogelijke oorzaken opslag problemen LUTS (7)

A

Gevolg van mictie LUTS (cave overloopblaas)
Functioneel
Medicamenteus
Infectieus
Maligniteit
Iatrogeen
Neurologisch (parkinson, MS, wervelkanaalstenose, dementie/alzheimer, cardiovasculair)

22
Q

De vraag ‘Is er urineverlies zonder dat sprake is van aandrang of activiteiten die
drukverhoging in de buik geven?’ Past bij … incontinentie

A

Overloop

23
Q

De vraag ‘ Gaat het urineverlies gepaard met sterke aandranggevoelens?’ Past bij … incontinentie

A

Urge

24
Q

De vraag ‘Treedt het urineverlies op tijdens activiteiten die drukverhoging in de buik
geven, zoals hoesten, niezen, springen, tillen of rennen?’ Past bij … incontinentie

A

Stress

25
Q

Leeftijdsgebonden veranderingen spijsverteringskanaal (4)

A

Verminderde kauwfunctie / Minder speekselproductie
Verminderde maagontlediging
Verminderde peristaltiek in dunne darm
Verminderde peristaltiek in dikke darm / Minder mucosa en spieren

26
Q

Symptomen LUTS bij obstructie (7)

A
  • Zwakke straal
  • Hesitatie
  • Onderbroken straal
  • Persen
  • Langdurige straal
  • Residugevoel
  • Nadruppelen
27
Q

Symptomen LUTS bij opslag (4)

A
  • Frequente mictie
  • Urge gevoel
  • Urge incontinentie
  • Nycturie
28
Q

Behandeling nycturie niet medicamenteus (8)

A
  • Inzicht
  • Geen prostaatcarcinoom
  • Vochthuishouding
  • Koffie en Alcohol
  • Bekkenbodem relaxatie, mictie reëducatie - Blaastraining
  • Leegstrijken urethra
  • Medicatie herzien, met name diuretica
29
Q

Behandeling LUTS medicamenteus (3)

A
  • 𝛼 blokker: “ontspanning” prostaatloge (tamsulosine/alfusosine)
  • 5-dht remmer: volume reductie prostaat (finasteride / dutasteride)
  • Antcholinergica: remmende werking blaasspier (solifenacine / oxybutinine)
30
Q

Symptomen prostaatkanker (5)

A

Vrij aspecifiek:
○ Mictieklachten
○ Recidiverende urineweginfecties
○ Hematurie
○ Urge-incontinentie.

Pijn bij metastasen:
○ lokale pijn, botpijn

31
Q

Diagnostiek prostaatkanker (6)

A
  • PSA
  • Rectaal onderzoek
  • Prostaatwijzer.nl
  • Transrectale echografie - MRI Prostaat
  • Biopt prostaat
32
Q

Behandelopties prostaatcarcinoom (3)

A

● Active Suveillance:
○ Regelmatig PSA meting
○ Herhaling bioptie en/of MRI

● Radicale prostatectomie
○ Open
○ Laparoscopisch
○ Laparoscopisch Robot Geassisteerd

● Radiotherapie
○ Uitwendig met of zonder hormonale therapie
○ Brachytherapie

33
Q

Belangrijk bij PA aanvraag (4)

A

• Identificeerbaar
– Wat/van wie/van waar is het?

• Orienteerbaar
– Hoe zat het ‘in/op de patient’?

• Differentiaal diagnose
– In welke richting wordt (klinisch) gedacht?

• Relevante antecedenten
– Welke voorgeschiedenis kan invloed hebben op wat het is/in welke richting wordt gedacht?