Thema 1 Inleiding Gerontologie en Geriatrie Flashcards

1
Q

Hoe komt het dat bij sommige mensen de biologische leeftijd verschilt van de kalenderleeftijd?

A

Deze variatie in het optreden van verouderingsverschijnselen komt doordat het hier gaat om een reeks van tijdsafhankelijke, maar interindividueel sterk variabele processen, die leiden tot een geleidelijke afname van de omvang en functie van tal van organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de disposable-somatheorie?

A

Een belangrijke centrale verouderingstheorie (“wegwerpbaar lichaam” -> denk aan voorbeeld van Kameleon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er met de meeste organen bij veroudering?

A

Kenmerkend voor veroudering is dat in de meeste organen het aantal eenheden afneemt en de kwaliteit van de overblijvende geleidelijk achteruitgaat.

Het directe gevolg is dat ouderen bij normale eisen nog heel wat jaren geen problemen zullen ondervinden, maar bij verzwaarde omstandigheden, zoals ziekte of stress, minder weerstand kunnen bieden door het ontbreken van de nodige reserves.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is homeostenose?

A

Op den duur neemt bij veroudering door het verlies aan reservecapaciteit het algemene vermogen om de homeostase te handhaven af. Dit verlies aan homeostatische controle wordt homeostenose genoemd en is niet noodzakelijk gekoppeld aan ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is apoptose?

A

Geprogrammeerde celdood.
Een genetisch gestuurde verwijdering van cellen die overbodig zijn geworden; apoptose kan worden beschouwd als celverlies door geprogrammeerde. We hebben het hier dus over de systemische processen.
Veel van de verdwenen nefronen (“eenheden”) zullen bijvoorbeeld op deze manier verdwenen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is necrose?

A

Celdood die het gevolg is van een onvoorziene schadelijke invloed van buitenaf.

Necrose is celverlies door stochastische factoren. Het proces van necrose wordt altijd in gang gezet door een schadelijke invloed van buitenaf (ischemie, intoxicatie, trauma). Wanneer de schade groter is dan de cel zelf kan repareren, treedt necrose op. Daardoor komen celcomponenten naar buiten, soms zelfs tot in de circulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grootste/belangrijkste verschil tussen necrose en apoptose?

A

Necrose, anders dan apoptose, kan een algemene afweerreactie oproepen met koorts en een mobilisatie van immuuncellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf de biochemische vertraging (onderdeel van het systematisch verouderingsproces)

A

De teruggang in functie en aantal van de functionele eenheden heeft als basale oorzaak een langzaam voortschrijdende vertraging van alle biochemische processen op cellulair niveau. Dit treft vooral de eiwitten die steeds trager worden gevormd en ook trager worden afgebroken, zodat de snelheid van hun turnover sterk afneemt. Daardoor blijft een eiwitmolecuul bij ouderen langer bestaan dan bij een jonger persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een stochastisch proces?

A

Hoe langer een eiwitmolecuul in het lichaam blijft voortbestaan, des te groter wordt de kans dat het wordt getroffen door inwendige of uitwendige factoren die de structuur van het eiwit aantasten. Dit is een proces dat door het toeval wordt bepaald; wij noemen dat een stochastisch proces; de systematische veroudering betekent dus een vergroting van de kans op een afwijking in de eiwitstructuur met mogelijk verlies van functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De verouderingsprocessen zijn te splitsen in … en … processen.

A

De verouderingsprocessen zijn te splitsen in systematische en stochastische processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De belangrijkste moleculaire verouderingsmechanismen zijn (6)

A
  1. Oxidatieve stress (chronische ontstekingsziekten, AI, HVZ, kanker, diabetes, metabool syndroom, neurodegeneratieve ziekten). (Zuurstof)radicalen maken makkelijk verbinding met andere moleculen -> lokaal hoge schade.
  2. Eiwitaggregatie (m. Alzheimer (amyloïd), Creutzfeldjacob) ,
  3. Ontsteking (atherosclerose)
  4. Mechanische slijtage (wear en tear) (artrose)
  5. Versuikering van eiwitten (redox reactie tussen suiker en aminozuren) door de Maillard-reactie die advanced glycation endproducts (AGE’s) doet ontstaan (kanker, darmziekten)
  6. Mutaties en methylering van DNA en stapeling van reststoffen zoals lipofuscine (kanker).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Maillard reactie?

A

Lichaam wordt stugger, voornamelijk huid en bloedvaten (geroosterd broodje). Mechanische warmte + eiwitten/aminozuren.

De Maillard-reactie beschrijft een complexe reeks chemische reacties die optreden onder invloed van warmte, tussen reducerende suikers en aminozuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij veroudering m.b.t. het zenuwstelsel? (2)

A
  1. Algemene atrofie van zenuwweefsel. Met name hersenschors, frontaal en temporaal. Nog groter verlies kan optreden in de hippocampus.
  2. Minder dendrieten (halveert), verlies aan synapsen. Verandering afgifte van neurotransmitters, aantal inhiberende neurotransmitters is verhoudingsgewijs nadrukkelijker aanwezig. Zowel motorisch (houding, evenwicht en gang), sensorisch (slaappatroon), geheugen (kortetermijn) en emotionele gevolgen (depressie, angst, agressie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er bij veroudering m.b.t. het hart? (2)

A

Daling maximale hartfrequentie
Vermindering contractiekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er bij veroudering m.b.t. de ademhaling? (2)

A
  1. Structurele gevolgen thorax
    –> verminderde beweeglijkheid gewrichten
    –> verstijving van thoraxwand
    –> vergrotiing voor-achterwaartse richting
  2. Structurele gevolgen longen
    –> vergroting alveoli
    –> respiratoire oppervlak daalt
    –> verslapping longweefsel

Het belangrijkste effect is een toename van het functionele residu (de som van restvolume en expiratoir reservevolume) en een afname van de vitale capaciteit. De totale longcapaciteit neemt daarbij slechts af met ongeveer 10%.
Functioneel is het belangrijkste gevolg een vertraagde uitademing, zodat de eensecondewaarde en het maximale ademminuutvolume beide met 25 tot 30% afnemen. Versterkt door spierkrachtafname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is gerontologie?

A

Gerontologie is de tak van wetenschap die het “ouder worden” bestudeert, zowel in lichamelijk, maatschappelijk als in geestelijk opzicht (‘normale’ veroudering).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is geriatrie?

A

Geriatrie is de ziekteleer van de oudere mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cascade bij ouderen =

A

Gestoorde functie in 1 orgaansysteem geeft makkelijker stoornis in ander systeem -> cascade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ageïsme =

A

Klachten worden onterecht toegeschreven aan normale veroudering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geriatrische patiënten hebben een hoge … leeftijd

A

Biologische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Multimorbiditeit =

A

2 of meer chronische aandoeningen (WHO definitie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Frailty volgens de definitie van Fried

A

Frailty: geen consensus, meerdere vragenlijsten voor.

Definitie van Fried (3 of meer criteria)
- Onbedoeld gewichtsverlies
- Afname loopsnelheid
- Vermoeidheid
- Verminderde fysieke activiteit
- Geringe handknijpkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Somato-psycho-sociale verwevenheid =

A

Biopsychosociale model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verschil tussen gerontologie en geriatrie?

A

Gerontologie is de leer van het ouder worden, geriatrie is de ziekteleer van de oudere mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De geriatrische patient wordt gekenmerkt door: (4)

A

hoge biologische leeftijd
multimorbiditeit
frailty: verhoogde kwetsbaarheid
biopsychosociale verwevenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Veranderde ziektepresentatie: stil myocardinfarct =

A

Symptoomarmoede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Veranderde ziektepresentatie: hypothyreoidie, symptomen van hyperthyreoidie

A

Symptoomomkering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Veranderde ziektepresentatie: val bij UWI, delier bij urine-retentie

A

Symptoomverschuiving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Veranderde ziektepresentatie: dyspnoe bij myocardinfarct bij patiënt met COPD

A

Symptoomvermeerdering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Ziektepresentatie bij ouderen <50% te verklaren mbv … medische model.

A

Klassieke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Synergistisch ziektemodel =

A

Meerdere aandoeningen die bijdragen aan 1 ziektepresentatie

Voorbeeld: 79-jarige vrouw met urine-incontinentie
- Gon- en coxartrose -> verminderde mobiliteit
- Hartfalen wv diuretica -> toegenomen urineproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Attributiemodel =

A

Voorbeeld: 74-jarige patient met toename dyspnoe
- Bekend met COPD
- Diagnose: myocardinfarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Causale keten model =

A

Probleem op probleem op probleem

Voorbeeld: 76-jarige vrouw met sinds 6mnd gewichtsverlies en pijn in epigastrio
- 2jr geleden staar OK gecompliceerd met netvliesloslating
- Blindheid
- Sociaal isolement
- Depressie waarbij verminderde intake
- Gewichtsverlies en gastritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Unmasking-event model =

A

Er gebeurt iets waardoor de compensatie/maskering wegvalt

Voorbeeld: 80-jarige vrouw sinds 2mnd geheugenproblemen
- Echtgenoot overleden, pte woont nu bij dochter
- Dochter bemerkt geheugenproblemen en zegt: acuut dement geworden
- Diagnose: Alzheimerdementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn geriatrische syndromen?

A

Geriatrische syndromen zijn aandoeningen of problemen die vaak voorkomen bij ouderen en die meestal niet door één specifieke ziekte worden veroorzaakt.
Syndromen: symptomen gevolg van verschillende aandoeningen tegelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Noem de 5 Geratric Giants

A

Immobiliteit
Instabiliteit: vallen, duizeligheid
Incontinentie
Intellectuele stoornissen: delier, dementie (verminderde cognitie)
Iatrogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem 6 voorbeelden van geriatrische syndromen

A

Communicatieproblemen, depressieve stemming, polyfarmacie, ondervoeding, syncope, slaapstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is het CGA? En op welke domeinen richt deze test zich? Wat is het doel?

A

Comprehensive Geriatric Assessment (CGA)
- Volledig geriatrisch onderzoek
- Multidisciplinair
- Aandacht voor cognitie, mobiliteit, zelfredzaamheid
- Domeinen:
–> Somatiek (medisch)
–> Psychisch
–> Sociaal
–> Functioneel

Doel: zelfredzaamheid en kwaliteit van leven bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Anamnese geriatrische patiënt is voornamelijk gericht op …. (4)

A

Gericht op geriatrische syndromen (vallen, ondervoeding, incontinentie, gehoor/spraak/taal/visus)
Neurologische/psychiatrische tracti
Functioneel: ADL
Sociaal: (belasting) mantelzorg/professionele zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hetero-anamnese geriatrische patiënt is voornamelijk gericht op … (4)

A

Probleemverheldering en therapietrouw
Cognitieve functies, gedrag en psychiatrische symptomen
Functioneren
Sociale situatie, zorgconsumptie, belasting mantelzorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Probleemanalyse volgens de 4 assen: (4)
SFMPC: (5)

A

Probleemanalyse volgens de 4 assen: somatisch, psychisch, functioneel, sociaal

SFMPC: somatisch, functioneel, maatschappelijk, psychisch en communicatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wanneer is een CGA zinvol (1) en wanneer niet zinvol (3)?

A

Zinvol bij kwetsbare ouderen (hoge leeftijd met lichamelijke ziekte, geriatrische syndromen, verminderde functionaliteit en sociale problematiek)

Niet zinvol bij:
- Zelfstandig redzame patiënten
- Terminaal zieke patiënten
- Patiënten met vergevorderde dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

In ziekenhuis setting: screenen op kwetsbaarheid d.m.v.: (4)

A

Delier
Vallen
Ondervoeding
Fysieke beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Je spreekt van polyfarmacie bij …

A

5 of meer geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Bij polyfarmacie kan er gebruik worden gemaakt van de … criteria

A

START en STOPP criteria

https://ephor.nl/wp-content/uploads/02_Tabel-1-STOP-NL-criteria-van-potentieel-ongeschikte-medicijnen-voor-oudere-patie%CC%88nten-versie-2020_0.pdf

46
Q

Veranderde farmacodynamiek en -kinetiek bij ouderen:

A

Waterverlies, deels verruilt voor vet.

Dosering aanpassen aan nierfunctie.

47
Q

Oncologie bij ouderen
- Time-to-benefit (= …)
- Verminderde … voor oncologische behandelingen
- … vs …
- Vitale van kwetsbare ouderen onderscheiden
- Risico op …

A
  • Time-to-benefit (tijd die iemand nodig heeft om voordeel te hebben van zijn behandeling)
  • Verminderde tolerantie voor oncologische behandelingen (vaak kwetsbaarder voor de bijwerkingen, verminderde functionele reserve)
  • Levensverlenging vs kwaliteit van leven
  • Vitale van kwetsbare ouderen onderscheiden
  • Risico op onder- en overbehandeling
48
Q

Niet iedere zieke oudere is een geriatrische patiënt. Leg dit uit.

A

Niet elke zieke oudere is een geriatrische patiënt omdat geriatrische patiënten specifieke kenmerken hebben die verder gaan dan alleen hun leeftijd en de aanwezigheid van een ziekte. Geriatrische patiënten hebben vaak multimorbiditeit (meerdere gelijktijdige ziekten), functionele beperkingen, verminderde veerkracht en een verhoogd risico op geriatrische syndromen zoals delier en vallen.
(Bron = Chat gpt)

49
Q

Bij een geriatrische patiënt blijkt een functionele benadering beter te voldoen dan het klassieke medische model. Waarom?

A

Een functionele benadering bij geriatrische patiënten is vaak effectiever dan het klassieke medische model omdat het zich richt op het behoud of verbeteren van de functionele status en kwaliteit van leven, in plaats van alleen op het behandelen van specifieke ziekten.
(Bron = Chat gpt)

50
Q

Leg uit wat verstaan wordt onder “Frailty” en “Sarcopenie”.

A

Frailty wordt gekenmerkt door een verhoogd risico op kwetsbaarheid en functionele achteruitgang als gevolg van verminderde veerkracht en reserves in verschillende lichaamssystemen.

Sarcopenie verwijst naar het verlies van spiermassa en -kracht bij veroudering. Het is dus leeftijdsgebonden afname van de spiermassa.
(Bron = Chat gpt en google)

51
Q

Farmacokinetische verandering ouderen: absorptie

A

Geen significante veranderingen

52
Q

Farmacokinetische verandering ouderen: distributie

A

Afname in spiermassa, toename in lichaamsvet:
- Hydrofiele geneesmiddelen hogere plasmaconcentratie
- Lipofiele geneesmiddelen vertraagde afbraak

53
Q

Farmacokinetische verandering ouderen: metabolisme

A

Afgenomen metabolisme
- Biologische beschikbaarheid (F) toegenomen (F = hoeveel % komt er in je bloedsomloop t.o.v. dat je het i.v. zou geven)
- Activering prodrugs afgenomen (prodrug = inactief geneesmiddel wat nog omgezet moet worden naar de actieve vorm)

54
Q

Farmacokinetische verandering ouderen: excretie

A

Afname in nierfunctie
- Toename concentratie wateroplosbare geneesmiddelen

55
Q

Farmacodynamische veranderingen ouderen

A

Veranderd receptoraantal
Veranderde receptoraffiniteit

Relevantie: toegenomen centrale parasympatische respons (anticholinergica). Bijv: anticholinergica zoals TCA’s en antipsychotica (‘komen harder aan’).

Verminderd cardiovasculair reactievermogen waardoor geneesmiddelen eerder kans geven op orthostatische hypotensie.

56
Q

Farmacodynamiek

A

Wat doet het geneesmiddel met het lichaam?

57
Q

Ouderen hebben een … in spiermassa en een … in lichaamsvet, waardoor de afbraak van lipofiele geneesmiddelen is …

A

Ouderen hebben een afname in spiermassa en een toename in lichaamsvet, waardoor de afbraak van lipofiele geneesmiddelen is vertraagd

58
Q

Wanneer vit D (colecalciferol)? (3)

A

Bij vit D deficientie
Bij verschillende patientgroepen (waaronder: negroide uiterlijk, >70jaar, zwangere)
Bij gediagnosticeerde osteoporose

59
Q

Wanneer calcium (calciumcarbonaat)?

A

NIET afhankelijk van serum calcium
WEL afhankelijk van inname (geen zuivel = 1000mg, 1-3 EH zuivel = 500mg, 4EH zuivel = 0mg)

60
Q

Wanneer bisfosfonaten (bijv. Alendroninezuur)?

A

Bij gediagnosticeerde osteoporose of onderhoudstherapie corticosteroiden

Enorm hoge halfwaardetijd, op een gegeven moment zit je bot ‘vol’

61
Q

Transmurale ouderenzorg =

A

Bij transmurale ouderenzorg werken ziekenhuizen, thuiszorgorganisaties, eerstelijns, verpleeg-, revalidatie-, “verzorgingshuizen”, en mantelzorgers samen om de zorg voor ouderen goed te organiseren.

62
Q

5 stappen medicatiereview

A
  1. Farmacotherapeutische anamnese
    Oa. Het actuele geneesmiddelengebruik (welke, hoe en wanneer) incl vrij verkrijgbare middelen, problemen met het gebruik van geneesmiddelen en of bijwerkingen & allergieën.
  2. Farmacotherapeutische analyse
    Orden van de verzamelde gegevens
    Gebruik van een gestructureerde methode (POM/MAI/START/STOPP/BEERS etc)
  3. Overleg tussen apotheker en arts (bij voorkeur mondeling)
    Bespreken wijzingen en opstellen farmacotherapeutisch behandelplan met prioritering
  4. Terugkoppeling naar patient
    Bespreek in een behandelconsult het gewijzigde farmacotherapeutische plan
  5. Follow up
63
Q

Eerstelijnsverblijf (ELV) is voor:

A

Onplanbare zorg zonder multidisciplinaire doelen
Indicatie kan door huisarts gesteld worden

Medische noodzaak
De medische noodzaak voor eerstelijnsverblijf lijkt op voorhand voornamelijk te liggen in de behoefte aan continue verpleegkundige aanwezigheid in de nabijheid ‘in verband met een behoefte aan geneeskundige zorg’. Verblijf kan ook aan de orde zijn als er nog geen sprake is van een acute aandoening, maar wel van een hoog risico op een aandoening.

Gesplitst in laag complex (enkelvoudige aandoeningen) en hoog complex (medische eindverantwoording valt onder SO, co-morbiditeit)

64
Q

Geriatrische revalidatie zorg is voor:

Om voor GRZ in aanmerking te komen moet bij de oudere sprake zijn van (4)

A

Onplanbare zorg met multidisciplinaire doelen
Indicatie wordt gesteld door specialist ouderengeneeskunde.
GRZ is geen medisch specialistische revalidatiezorg (MSR).
GRZ kan overlopen in MSR (mits revalidatiearts een
indicatie afgeeft).

Geriatrische revalidatiezorg is een vorm van geneeskundige zorg waarbij verblijf nodig is. Bij geriatrische revalidatie is een specialist ouderengeneeskunde (SO) verantwoordelijk voor de zorg voor de verzekerde. Er moet sprake zijn van multidisciplinaire doelen.

Om voor GRZ in aanmerking te komen moet bij de oudere sprake zijn van:
- kwetsbaarheid,
- complexe multimorbiditeit
- leerbaarheid en trainbaarheid
- motivatie

65
Q

Kan WLZ zorg in combinatie met GRZ?

A

Wanneer een verzekerde WLZ-zorg ontvangt in een instelling, dan is GRZ uit de Zvw niet mogelijk.

De herstelgerichte behandeling wordt dan vanuit de WLZ geboden. Het CIZ kan een indicatie afgeven voor zorgprofiel ‘VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging (ZZP 9b VV)’.
Deze indicatie is alleen vanuit het ziekenhuis aan te vragen.

66
Q

Wat is een transmurale zorgafdeling?

A

Een transmurale zorgafdeling is een tussenafdeling voor als de behandeling in het ziekenhuis is afgerond, maar de patiënt nog niet voldoende hersteld is om naar huis te gaan.

Ook kan het zijn dat het nog niet duidelijk is welke zorg nodig is.

Of het is ter overbrugging/wachtend op een plaats in een verpleeghuis of revalidatie-instelling.

De transmurale zorgafdeling is vaak een verpleeghuisafdeling in een ziekenhuis.

67
Q

Wanneer komt een patiënt in aanmerking voor een medicatie review?

Patienten >…jr die chronisch … of meer geneesmiddelen gebruiken EN minimaal 1 van de volgende risicofactoren hebben (6)

A

Patienten >65jr die chronisch 5 of meer geneesmiddelen gebruiken EN minimaal 1 van de volgende risicofactoren hebben
• verminderde nierfunctie (eGFR < 50 ml/min/1,73m2 )
• verminderde cognitie (dementie of aanwijzingen voor geheugenstoornissen en andere cognitieve stoornissen)
• verhoogd valrisico (1 of meer maal gevallen in de voorgaande 12 maanden)
• signalen van verminderde therapietrouw
• niet zelfstandig wonend (verzorgings- of verpleeghuis)
• niet geplande ziekenhuisopname

68
Q

Streef bloeddruk bij ouderen

A

Niet kwetsbaar <150 (overweeg <140)
Kwetsbaar <150 (stop met verlagen bij diastole <70)

69
Q

Stappen uit tabel voor medicatie review (7)

A
  1. Geneesmiddelen, dosering en gebruik
  2. Indicatie
  3. Bijwerkingen
  4. START
  5. STOPP
  6. Interacties
  7. Dosering
70
Q

Het acroniem STArT staat voor

A

‘Screening Tool to Alert doctors to the Right Treatment’ en is een hulpmiddel om na te gaan of de oudere patiënt (65 jaar of ouder) ten onrechte bepaalde geneesmiddelen met een evidence based gunstig effect wordt ontzegd

Bron Huisarts Nu

71
Q

Het acroniem STOPP staat voor

A

‘Screening Tool of Older Persons’ potentially inappropriate Prescriptions’

72
Q

Mogelijk verantwoordelijke geneesmiddelengroepen bij fracturen (3)

A

Pychofarmaca (benzo’s, antidepressiva, antipsychotica)
Bloeddrukverlagende middelen
Opioiden

73
Q

Mogelijk verantwoordelijke geneesmiddelengroepen bij duizeligheid/collaps/hypotensie (3)

A

Bloeddrukverlagende middelen
Digoxine
Benzodiazepinen

74
Q

Mogelijk verantwoordelijke geneesmiddelengroepen bij GI bloedingen (3)

A

Trombocytenaggregatieremmers
Antistollingsmiddelen
NSAIDs

75
Q

Mogelijk verantwoordelijke geneesmiddelengroepen bij elektrolyt-/nierfunctiestoornissen (3)

A

Kaliumsparende middelen (spironolacton, eplerenon)
Diuretica (HCT, furosemide)
RAAS-remmers (ACE remmers & ARB’s)

76
Q

Mogelijk verantwoordelijke geneesmiddelengroepen bij hyper/hypo glykemie (3)

A

Sulfonylureumderivaten
Insuline
Corticosteroiden

77
Q

Mogelijk verantwoordelijke geneesmiddelengroepen bij ilieus/obstipatie (2)

A

Opioiden
Ijzerpreparaten

78
Q

Mogelijk verantwoordelijke geneesmiddelengroepen bij hartfalen (1)

A

NSAIDs

79
Q

Criterium: chronisch atriumfibrilleren
Geneesmiddel type?

A

Antistollingsmedicatie

80
Q

Criterium: VG van coronaire, cerebrale of perifere arteriele symptomen
Geneesmiddel type?

A

Trombocytenaggregatieremmer

81
Q

Criterium: myocardinfarct (of stabiele AP)
Geneesmiddel type?

A

Betablokker

82
Q

Criterium: (stabiel) systolisch hartfalen
Geneesmiddel type?

A

ACE-remmer of ARB

83
Q

Criterium: VG van coronaire, cerebrale of perifere arteriele symptomen (en hoog risico patienten) tenzij korte levensverwachting
Geneesmiddel type?

A

Statine

84
Q

Criterium: lichte tot matige astma of COPD
Geneesmiddel type?

A

Aanvalsbehandeling beta2-agonist / parasympaticolyticum

85
Q

Criterium: langdurig NSAID gebruik (bij >70jr) of risicofactoren
Geneesmiddel type?

A

Protonpompremmer

86
Q

Criterium: gebruik van (sterkwerkende) opioiden
Geneesmiddel type?

A

Laxantia

87
Q

Criterium: ouderen die aan huis gebonden zijn
Geneesmiddel type?

A

Vit D en calcium

88
Q

Criterium: osteoporose of chronisch gebruik van glucocorticosteroiden
Geneesmiddel type?

A

Bisfosfonaten

89
Q

Criterium: DM2
Geneesmiddel type?

A

Metformine

90
Q

Criterium: nociceptieve pijnklachten
Geneesmiddel type?

A

Paracetamol

91
Q

Geen … en … zonder regelmatige controle van kalium

A

ACE-remmer en spironolacton

92
Q

Geen … bij enkeloedeem (zonder hartfalen, leverfalen of nefrotisch syndroom)

A

Lisdiureticum

Geen klinische meerwaarde, grote kans op bijwerkingen

93
Q

Geen betablokker bij bradycardie <…

A

50 slagen/min

94
Q

Geen … antihypertensiva bij ouderen

A

Centraal werkende

95
Q

Geen hoge dosering (>…mg) acetylsalicylzuur

A

100

96
Q

Geen … als eerstelijns behandeling van depressie

A

TCA
Hoger risico op bijwerkingen

97
Q

Geen middelen met … bijwerkingen bij patienten met delirium of dementie

A

Anticholinerge bijwerkingen

(Oxybutynine, promethazine, amitriptyline)

98
Q

Geen …/…/… bij eGFR <30

A

Dabigatran / NSAID / metformine

99
Q

Geen … of … bij VG van val(neiging)

A

Benzo’s of antipsychotica

100
Q

Ouderen: … geneesmiddelen hebben een verminderd distributievolume door relatieve afname van het watercompartiment

A

Hydrofiele (digoxine, lithium)
Kies daarom de oplaaddosis lager

101
Q

Ouderen: … geneesmiddelen hebben een groter distributievolume door relatieve toename van het vetcompartiment.

A

Lipofiele (benzo’s)
Houd rekening met een langere halveringstijd

102
Q

Stappen Polyfarmacie optimalisatie methode (POM) (6)

A
  1. Welke mdidelen neemt de patient daadwerkelijk in?
  2. Welke bijwerkingen zijn aanwezig en wat zijn de alternatieven om de bijwerkingen te voorkomen?
  3. Welk essentieel geneesmiddel ontbreekt, wat moet erbij?
  4. Welke middelen zijn overbodig en kunnen naar uw meningworden gestaakt/uitgeslopen? Is voor de indicatie het juiste middel voorgeschreven?
  5. Verwacht u klinisch relevante interacties tussen deze resterende middelen?
  6. Moet de dosis en/of doseerfrequentie van de overgebleven middelen worden aangepast?

Bron: https://ephor.nl/wp-content/uploads/2018/12/polyfarmacie-optimalisatie-methode-ephor-2011.pdf

103
Q

Gevaren van langdurige bedrust bij ouderen (5)
+ interventies om bedrust te verminderen (5)

A

Spierzwakte en verlies van spiermassa
Verlies van botdichtheid
Decubitus
Verminderde bloedcirculatie (kans op DVT/LE)
Verlies van onafhankelijkheid

Interventies:
Vroege mobilisatie
Fysiotherapie
Gebruik van hulpmiddelen
Activiteiten aanmoedigen
Zitten-naar-staan oefeningen (eenvoudig)

Bron chat GPT

104
Q

Waar let je op bij een pre-operatieve screening van een oudere patient? (9)

A

Algemene gezondheidstoestand
Functionele status
Cardiovasculaire evaluatie
Respiratoire functie
Medicatiegeschiedenis
Nutritionele status
Cognitieve functie
Psychosociale evaluatie

Bron chat gpt

105
Q

Geriatrische post-operatieve complicaties (5)

A

Delier
Postoperatieve functionele achteruitgang
Postoperatieve infecties
Decubitus
Complicaties van medicatie

(Bron chat gpt)

106
Q

AOW
Wlz
Wmo
Zvw

A

AOW (Algemene Ouderdomswet): De AOW voorziet in een basispensioen voor Nederlandse ingezetenen vanaf de AOW-leeftijd. Het is een volksverzekering die alle ingezetenen verzekert tegen het risico van een laag inkomen op oudere leeftijd.

Wet langdurige zorg (Wlz): De Wlz regelt de langdurige zorg voor ouderen en mensen met een ernstige beperking. Het biedt toegang tot zorg in een instelling, zoals een verpleeghuis, voor mensen die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig hebben.

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): De Wmo regelt de ondersteuning van mensen die hulp nodig hebben om zelfstandig te kunnen blijven wonen, zoals huishoudelijke hulp, begeleiding, en voorzieningen zoals een traplift of rolstoel.

Zorgverzekeringswet (Zvw): De Zvw regelt de basiszorgverzekering voor alle ingezetenen van Nederland. Het omvat medische zorg, zoals huisartsbezoeken, ziekenhuiszorg en medicijnen.

Bron. Chat gpt

107
Q

Welke CIZ indicaties zijn er? En welke specifiek voor senioren?

A

Een lichamelijke ziekte en beperkingen door ouderdom (Verpleging en verzorging, VV)
Een verstandelijke beperking (Verstandelijk gehandicapt, VG en Licht verstandelijk gehandicapt, LVG)
Een lichamelijke beperking (Lichamelijk gehandicapt, LG)
Spraakproblemen, doofheid of slechthorendheid (Zintuiglijk gehandicapt, ZGaud)
Blindheid of slechtziendheid (Zintuiglijk gehandicapt, ZGvis)
Psychiatrische aandoeningen waarbij u meer dan 3 jaar moet worden opgenomen/behandeld (GGZ-B)

Welke zorgindicaties zijn er specifiek voor senioren?
De zorgprofielen die relevant zijn als u in een verpleeghuis of verzorgingshuis moet/wil worden opgenomen vallen allemaal onder de sector “Verpleging en Verzorging”. Er zijn 7 zorgprofielen onder “Verpleging en Verzorging” die allemaal beginnen met de letters VV gevolgd door een cijfer:

VV4: Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging
VV5: Beschermd wonen met intensieve dementiezorg
VV6: Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging
VV7: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding
VV8: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging
VV9b: Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging

Bron https://zorgvillaexpert.nl/ciz-indicatie-vv5/

108
Q

Vier ethische principes in de zorg

A

Weldoen
Niet-schaden
Respect voor autonomie
Rechtvaardigheid

109
Q

Welke vragen stel je bij moreel beraad?

A

Eerste-ordevragen: gaan over feitelijke en praktische zaken. Vooral hoe-vragen.

Tweede-ordevragen: hebben betrekking op de aard van iemands ideeën, idealen en waarden (‘mental map’). Vooral vragen in de zin van ‘Wat is ..?’ en ‘Wat betekent ..?’, dus begripsvragen.

Derde-ordevragen: stellen iemands ideeën, idealen en waarden (zijn/haar ‘mental map’ dus) ter discussie. Vooral waarom-vragen. Deze vragen gaan het gewone denkkader te buiten.

110
Q

Actieve euthanasie vs passieve euthanasie

A

Actieve euthanasie houdt in dat er opzettelijk medicatie wordt toegediend of een handeling wordt uitgevoerd om rechtstreeks het overlijden van een persoon te veroorzaken, meestal op hun verzoek om het lijden te beëindigen.

Passieve euthanasie daarentegen houdt in dat medische behandeling of levensverlengende maatregelen worden stopgezet of niet worden gestart, waardoor de persoon op natuurlijke wijze sterft.

Chat gpt

111
Q

Vrijwillige euthanasie vs onvrijwillige euthanasie

A

Vrijwillige euthanasie vindt plaats wanneer een persoon uitdrukkelijk en vrijwillig verzoekt om euthanasie, meestal vanwege ondraaglijk lijden.

Bij onvrijwillige euthanasie wordt euthanasie uitgevoerd zonder de uitdrukkelijke toestemming van de persoon, wat als onethisch en illegaal wordt beschouwd. Het kan plaatsvinden in situaties waarin de persoon niet in staat is om zelf een beslissing te nemen, maar dit blijft controversieel en is in veel landen verboden.

Chat gpt

112
Q

Directe euthanasie vs indirecte euthanasie

A

Directe euthanasie is het doelbewust veroorzaken van de dood van een persoon door bijvoorbeeld medicatie toe te dienen met als doel hun lijden te beëindigen.

Indirecte euthanasie daarentegen houdt in dat het leven van een persoon wordt beëindigd als een onbedoeld neveneffect van een medische handeling, zoals het verhogen van pijnmedicatie om pijn te verlichten, wetende dat dit ook het leven kan verkorten.

Chat gpt