Thema 4; Maag Darm Lever Flashcards

1
Q

Gut-associated lymphoid tissue (GALT)

A

Het immuunsysteem van het spijsverteringsstelsel
Bevindt zich in dunne en dikke darm
Voornamelijk in Peyer’s patches in ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chrons disease

A

Fout bij immunologische functie
Er ontstaan ontstekingsreacties in de darmen, wat een witte kleur geeft op de wand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke mechanismes zorgen voor de regulatie van het spijsverteringskanaal?

A
  1. Endocriene mechanisme; afgifte peptiden aan bloed
    • vnl gastrine
  2. Neurale mechansime; via nervus vagus
  3. Paracrine mechanisme; histamine van ECL cellen (enterochromaffiene-achtige cellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt het gastro-intenstinale (GI) systeem geregeld?

A
  1. Enterisch zs; eigen zenuwstelsel van maagdarmkanaal
  2. Autonome zs
    • parasympatisch en sympatisch
    • stuurt etherisch zs aan
  3. GI hormonen; CCK, gastrine, motility, secretine, VIP
  4. Imuunsysteem; mast cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Enterisch zenuwstelsel

A
  1. Sensorische (afferente) neuronen
    • Mechano- en chemo-receptoren
  2. Interneuronen
    • myenterische plexus en submucosale plexus
  3. Efferente secretomotor neuronen
    • gladde spiercellen
    • epithelial cellen (secretoire cellen)
    • bloedvaten
    • etherische endocriene cellen

Acetylcholine; stimulerende motor functie
Vasoactive intestinale peptide (VIP); inhiberende motorfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gastro-intenstinale (GI) beweeglijkheid

A
  1. Segmentale contracties
  2. Peristaltische contracties
  3. Reservoir functie; sluitspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gladde spiercellen van het darmkanaal

A

Reageren op neurale, hormonale of mechanische stimulatie

Kunnen spontaan elektrische activiteit initiëren van pacemaker stromingen
- depolariserende stroming; Ca2+ current
- Hyperpolariserende stroming; K+ current

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarin is de oesophagus ingedeeld?

A
  1. UES; upper esophageal sphincter
    • dwarsgestreept
    • hoogste rustdruk van alle GI sluitspieren
  2. LES; lower esophageal sphincter
    • glad spierweefsel
    • hoge rustdruk
    • relaxeerd 5-8 sec na sluiten UES
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Innervatie van LES van oesophagus

A

LES wordt aangestuurd door nervus vagus

VIF (vagale inhiberende fiber) onder invloed van VIP spelen een rol bij het relaxeren van de sphincter

VEF (vagale exhiberende fiber) onder invloed van Acetyl-choline spelen een stimulerende rol bij het sluiten en gesloten houden van de sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de verschillende soorten peristaltiek van de oesophagus?

A
  1. Primaire peristaltiek; treedt op na slikken
  2. Secundaire peristaltiek; geactiveerd bij rek
    • bijvoorbeeld bij verstikking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Achalasie

A

Zenuwvezels in oesophagus raken ontstoken en verdwijnen. LES kan hierdoor niet meer tot relaxatie komen.
Het gevolg is een mega oesophagus boven de LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pneuomodilatatie

A

Behandeling tegen achalasie

Er wordt een ballon geplaatst om spiervezels kapot te maken, zodat de LES wel kan relaxeren.

Als dit niet lukt wordt de Heller procedure uitgevoerd, waarbij chirurgisch de volledige kringspier verwijderd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Migrating Motor Complex (MMC’s)

A
  • MMC’s zijn aangestuurd door motiline
  • MMC’s eindigen altijd in het terminale ileum, maar kunnen vanaf de maag overal starten
  • MMC’s bestaan alleen in nuchtere toestand (onderbroken door voeding)
  • MMC’s zorgen voor het verplaatsen van de voedsel bolus over een grote afstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beweeglijkheid van de maag

A

Neurale en hormonale signalen worden geactiveerd door feedback mechanismen

MMC’s laten een aantal keer per dag stukken groter dan 2 mm door naar het duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beweeglijkheid dikke darm

A
  1. Segmentatie; voor maximaal contact tussen darmslijmvlies en maaginhoud
  2. Mass peristaltiek; over lang tract knijpt de darm samen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sphincters van het rectum

A
  1. Interne sphincter; relaxeerd bij plotselinge drukverhoging
  2. Externe sphincter; opent pas bij onwillekeurige contractie
    • dwarsgestreept spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hirschprung disease

A

Ziekte waarbij de neurale crest cellen niet volledig zijn ingedaald naar het rectum bij de embryonale ontwikkeling. Hierdoor ontstaat er een abnormaal segment zonder ganglion cellen.

Hierdoor is de interne sphincter niet instaat tot relaxatie, wat leidt tot extreme constipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de namen van de galwegen en waar lopen ze tussen?

A
  1. Ductus hepatica (dexter/sinistra/communis); in lever tot splitsing met galblaas duct
  2. Ductus cysticus; richting galblaas
  3. Ductus choledochus; vanaf splitsing met galblaas richting duodenum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Papil van Vater

A

De papil van Vater is de uitmonding van de galwegen en de pancreas in het duodenum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de fasen van galsecretie?

A
  1. Actieve secretie van gal door hepatocyten in canaliculi
  2. Er wordt vloeistof toegevoegd door de grotere galwegen; bicarbonaat rijk (900cc/24h)
  3. Opslag in galblaas; concentratie wordt 10 tot 20x verhoogd
  4. Gal wordt onder invloed van cholecytokinine en acetylcholine naar duodenum gestuurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de samenstelling van gal?

A

Gal- en vetzuren 59%
Fosfolipiden 30%
Elektrolyten 8%
Cholesterol 6%
Proteïnen 4%
Galpigment 3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar vindt de synthese van galzouten plaats?

A

Galzouten worden gemaakt uit cholesterol in de lever (een beetje in de darm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Enterohepatische kringloop

A

Galzouten worden vanuit de darmen weer opnieuw opgenomen na hun werking bij de vetopname in de darm.
De meeste galzouten worden in het ileum opgenomen (een deel ook in colon)
6 tot 8 keer per dag wordt de kringloop gevolgd
Per dag vindt er 10 tot 20% verlies van galzouten plaats door ontlasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe vindt de vorming en uitscheiding van bilirubine stapsgewijs plaats?

A
  1. Erythrocyt (rode bloedcellen) worden opgenomen door het reticuloendotheliale systeem (RES)
  2. Haem van bloedcel wordt afgebroken in macrofaag tot biliverdine
  3. Biliverdine wordt in macrogaag omgezet tot ongeconjugeerd Bilirubine
    • Ongeconjugeerd Bilirubine is niet wateroplosbaar en dus afhankelijk van een transport eiwit
  4. Ongeconjugeerd Bilirubine bindt aan serum albumine
  5. Het ongeconjugeerd Bilirubine wordt opgenomen door hepatocyt
  6. De lever zet het Bilirubine om in geconjugeerd Bilirubine
  7. Bilirubine wordt uitgescheiden in gal, waardoor het wateroplosbaar is
    (8. Volgen van de enterohepatische kringloop)
  8. In ileum en colon wordt geconjugeerd Bilirubine omgezet in urobilinogeen
  9. Urobilinogeen wordt uitgescheiden via faeces of nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Icterus

A

Geelzucht na ophoping van Bilirubine
Een probleem met de afbraakroute

Prehepatisch; hemolyse (te veel afbraak)
Intrahepatisch; hepatitis, zwangerschap, niet uitscheiden gal
Extrahepatisch; probleem in galafvoerbuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Problemen met welke afvoerbuizen (ducti) leidt wel of niet tot icterus?

A
  1. Ductus cysticus geeft geen geelzucht; alleen de galblaas is afgesloten, waardoor gal nog wel de darmen bereikt
  2. Ductus choledochus geeft wel geelzucht
  3. Afsluiting bij de papil van Vater zorgt voor icterus en afsluiting van pancreassappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Galstenen

A

Samenstelling door hypersaturatie van cholesterol of galpigment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de definitie van diarree?

A

Fysiologisch; toegenomen faecaal water met faecesgewicht van meer dan 200 gram per dag

Klinisch; toegenomen waterigheid, volume en frequentie (>3x per dag ) van de stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de vochtbalans in verschillende delen van het Gastro-intestinale systeem?

A
  1. Mond; +3,5 L (intake en speeksel)
  2. Maag; +2,0 L (maagsap)
  3. Duodenum; +2,0 L (pancreassap en gal)
  4. Dunne darm; -5,5 L (secreet en absorptie)
  5. Dikke darm; -1,9 L (absorptie)

In totaal ongeveer 0,1 L in ontlasting per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat bevat de dunne darm wel dat de dikke darm niet heeft?

A

Villi en opname nutriënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het oppervlakte verschil tussen de dunne darm en colon?

A

De dunne darm heeft een oppervlakte van 200 m2 en de colon maar 25 m2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het verschil tussen crypten en villi?

A

Crypten zijn voor secretie en villi voor absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe ontstaat diarree?

A
  1. Dunne darmziekte; ileocoecale flow is meer dan de absorptie capaciteit van de colon
    • colon kan max 4,5 L per 24h absorberen
  2. Colonziekte; verstoord absorptiefunctie en/of toegenomen secretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is secretogeen stimulerend bij diarree?

A
  1. Bacteriële enterotoxinen; v. Cholerae, e. Coli, c. Difficile
  2. Hormonen; gastrine, prostaglandines, etc.
  3. Neurotransmitters; serotonine, VIP, histamine etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is absorptie verhogend in de darmen?

A
  1. Somatostatine
  2. Mineralocorticoiden
  3. Glucocorticoiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

ORS (oral rehydration solution)

A

ORS stimuleert dat SGLT1 werkzaam blijft, zodat er nog voldoende Na en glucose/aminozuren uit het darm lumen worden geresorbeerd.
Water volgt de resorptie van natrium, wat op die manier uitdroging voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het verschil tussen acuut en chronisch diarree?

A

Acuut:
- Korter dan 2 tot 4 weken
- Meestal infectieus; bacterieel of viraal

Chronisch:
- Langer dan 2 tot 4 weken
- Bijna nooit infectieus m.u.v. parasitair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is het verschil in diarree met dunne darm of colon oorzaak?

A

Dunne darm
- Meestal volumineus
- Lage frequentie
- Vaak malabsorptie

Colon
- Kleine hoeveelheden, bloed en slijm
- Hoge frequentie
- Geen malabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn symptomen van functionele oorzaak van diarree?

A

Langer dan 6 maanden intermitterend
Nooit ‘s nachts
Minder dan 500 g per 24h
Krampen (intermitterende) pijn
Pijn gaat omlaag na defaecatie
Vaak slijm, maar nooit bloed bij ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn symptomen van organische oorzaak van diarree?

A

Weken-jaren constant
Gehele dag/nacht
Meer dan 500 g per 24h
Constant of juist geen pijn
Pijn gaat niet omlaag na defaecatie
Soms bloed bij ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn kenmerken en oorzaken van osmotische diarree?

A

Kenmerken:
- stopt bij vasten
- hoge osmolariteit
- niet volumineus

Oorzaken:
- malabsorptie koolhydraten/vet (pancreasinsufficientie, coeliakie)
- slecht absorbeerbare stoffen (sorbitol, lactulose, Na2SO4, MgSO4)
- genetisch defect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn kenmerken en oorzaken van secretoire diarree?

A

Kenmerken:
- stopt niet bij vasten
- normale osmolariteit
- waterig, volumineus

Oorzaken:
- bacteriële enterotoxine (v.cholera, e.coli, c.difficile)
- invasie van darmwand (salmonella)
- hormonen (VIP, gastrine, carcinoid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe bereken je de osmolariteit en wat is deze gewoontelijk?

A

2x (Na + K) = 290 mOsm/kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe bereken je de osmolgap?

A

Osmolariteit van faeces (gemeten) - 2x (Na + K) van de faeces

45
Q

Wat is het verschil in osmolgap en osmolariteit bij secretoire en osmotische diarree?

A

Secretoire diarree heeft niet een verhoogde osmolariteit
- osmolgap is lager dan 50 mOsm/L

Osmotische diarree heeft een veel hogere gemeten osmol (320) dan berekend (150)
- osmolgap is hoger dan 125 mOsm/L

46
Q

Hoe verschilt de groei van diverse weefsels en organen?

A

De hersenen groeien enorm hard en is na de eerste 4 jaar al 80% van volwassen grootte.
De voortplantingsorganen gaan pas groeien in de puberteit
Het lymphoide systeem is bij kinderen fors vergroot tot wel 190% van de volwassen grootte, waarna hij rond 12 jaar weer afneemt.

47
Q

Hoe vindt de lengte groei plaats tijdens de ontwikkeling?

A

Tijdens de eerste levensjaren neemt de lengte met wel 50% toe.

Lengte begint in de groeischrijven aan de uiteinde van pijnbeenderen. De groeischrijf bestaat uit chondrocyten en delen tot osteocyten.

Eindlengte is voor 80% genetisch bepaald.

48
Q

Wat zijn belangrijke factoren tijdens verschillende leeftijden tijdens groei?

A

In het eerste jaar is voeding het belangrijkste
Na het eerste jaar worden hormonen steeds belangrijk (GH)
Vlak voor de puberteit groeit je nog maar 4 a 5 cm per jaar
In de puberteit ontstaat de groeispeurt, waarbij geslachtshormonen een grote rol spelen

49
Q

GH en IGF-1

A

GH wordt in de hypofyse geproduceerd
In de lever wordt het grootste deel van GH omgezet in IGF-1
Zowel GH en IGF-1 hebben invloed op de groeischrijven

GH wordt pulsatief afgegeven en piekt in de slaap.
- GH meten heeft dus weinig zin

Serum IGF-1 is een stabielere maat, waardoor dit de eerste screeningstest is voor een GH deficiëntie

50
Q

Achondroplasie

A

Mutatie in FGFR3 gen
Alle bijkomende medische zaken zijn het grootste probleem en niet de lengte
Reageren niet op GH therapie

51
Q

Skeletdysplasie met disproportie

A

Mutatie in SHOX- gen op X-chromosoom
Leidt tot korte onderarmen en onderbenen
Goede respons op GH therapie

52
Q

Wat is het verschil tussen een endocriene en MDL groeicurve en waar wijzen deze op?

A

Endocriene curve; onverklaarbare toename in gewicht met afname van lengtegroei
- Vb. Hypothyreoidie, GH deficiëntie, Cushing

MDL- curve; gestoorde lengtegroei volgt gewichtsafname
- Vb. Coeliakie, malabsorptie syndroom

53
Q

Farmacodynamiek

A

Wat doet het geneesmiddel met het lichaam

54
Q

Farmacokinetiek

A

Wat doet je lichaam met het geneesmiddel

55
Q

Waar staat ADME voor in de farmacologie?

A

A = absorptie
D = distributie
M = metabolisme
E = excretie

56
Q

Welke vormen van opname van geneesmiddelen zijn er in het maag-darmkanaal?

A
  1. Passief transport; lipofiele geneesmiddelen
  2. Actief transport; hydrofiele geneesmiddelen
  3. Paracellulaire transport; hydrofiele geneesmiddelen
57
Q

Wat zijn fysische chemische eigenschappen die invloed hebben op de opname van geneesmiddelen in het maag-darmkanaal?

A
  1. Molecuulgrootte
  2. Lipofiel/hydrofiel
  3. Geladen/ongeladen
58
Q

First pass effect

A

Bij orale inname gaat het medicijn eerst door de lever voordat het in de systemische circulatie terecht komt.
Sommige medicijnen zijn gevoeliger voor afbrekende enzymen in de lever dan andere
Bij een sterk first pass effect is er dus een hogere dosering nodig

Biologische beschikbaarheid (F); fractie ingenomen dosis die systemische circulatie bereikt
- felodipine 15%
- morfine 15-49
- Paracetamol 80-85%
- Ibuprofen 80-85%

59
Q

Plasma concentratie curve

A

Hoeveel tijd na inname de maximale concentratie in het bloed wordt bereikt

Paracetamol; na 0,5-2 uur
Ibuprofen; na 1-2 uur
Enalapril; na 4 uur

60
Q

Cytochroom p450 mono-oxygenate systeem (CYP)

A

Er zijn 18 verschillende CYP families
Deze bevinden zich op de membranen van het endoplasmatisch reticulum (ER)

CYP enzymen zijn met name aanwezig in de lever en maken endogene en exogene stoffen, zoals geneesmiddelen, door biotransformatie geschikt voor uitscheiden via de lever of de nieren.

CYP maakt actieve middelen inactief (bioinactivatie) en inactieve middelen juist actief (bioactivatie).

61
Q

Secretie van speeksel

A

Er zijn 3 speekselklieren die tot 1,5 L per dag produceren.
Speeksel bevat o.a. mucus, bicarbonaat en enzymen (amylase/lipase)

62
Q

Secretie van maagsappen

A

Er wordt tot 2 L per dag geproduceerd
Het bevat o.a. zuur, pepsinogeen, mucus, intrinsic factor

63
Q

Welke klieren bevat de maagwand en wat is hun secreet?

A
  1. Parietale cel: zuur en intrinsic factor
  2. Hoofdcel: pepsinogeen
  3. Mucusnekcel: mucus
64
Q

Wat zijn de verschillende fase van maagzuur secretie en hoeveel spelen ze een rol?

A
  1. Cephale fase; n. Vagus
    • 30%
  2. Gastrische fase; distensie van maagwand
    • 50-60%
  3. Intestinale fase; G-cel duodenum
    • 5-10%
65
Q

Pepsinogeen secretie in de maag

A

Pepsinogeen wordt geproduceerd door de hoofdcellen in de maagwand. Dit gebeurt parallel aan maagzuur secretie.

Pepsinogeen wort omgezet in pepsine, wat pH afhankelijk is. Pepsine zorgt voor eiwitvertering.

66
Q

Secretie van pancreassappen

A

Er wordt tot 1,5 L per dag geproduceerd.
Het bevat enzymen (amylase, lipase, protease), HCO3-, Na, K en Cl

67
Q

Wat zijn de verschillende fase van pancreassap secretie en hoeveel spelen ze een rol?

A
  1. Cephale fase; n. Vagus
    • 25%
  2. Gastrische fase; distensie maagwand
    • 10-20%
  3. Intestinale fase; secretine en CCK
    • 50-80%
68
Q

I-cellen en S-cellen van de dunne darm

A

I-cellen produceren CCK o.i.v. vetzuren en aminozuren
S-cellen produceren secretie o.i.v. zuur in duodenum

69
Q

Wat is de rol van CCK en secretine bij de pancreas?

A

CCK stimuleert productie van pancreassappen om vet- en aminozuren te verteren

Secretine stimuleert productie van bicarbonaat en vocht om zuur uit de maag te neutraliseren

70
Q

Hoe vindt de stimulatie plaats van de parietale cel voor de secretie van maagzuur?

A

De parietale cel in de crypten van de maagwand bevat 3 receptoren:
1. Acetyl-Choline receptor (M3)
2. Histamine receptor (H2)
3. Gastrine receptor

71
Q

Wat is de regelkring voor de excretie van maagzuur?

A
  1. Acetyl-Choline wordt geproduceerd door de n. Vagus in de Cephale fase
    - ACh heeft een stimulerend effect op de Ach-receptor. van de parietale cel tot maagzuur secretie
    - ACh heeft een stimulerend effect op het enterisch zs wat de G-cel stimuleert om gastrine te maken
    - ACh heeft een stimulerend effect op enterochromaffiene cellen (ECL) tot de productie van histamine
  2. Gastrine wordt geproduceerd uit de G-cel
    - Gastrine stimuleert de gastrine-receptor op de parietal cel tot maagzuur secretie
    - Gastrine heeft een stimulerend effect op ECL tot productie van histamine
  3. Histamine wordt geproduceerd door ECL
    - Histamine heeft een stimulerend effect op de histamine receptor van de parietale cel tot productie maagzuur
  4. Acetyl-Choline heeft een negatief effect op de D cel
    - De D cel produceert minder somatostatine
72
Q

Wat is de regelkring voor de remming van de excretie van maagzuur?

A
  1. De pH stijgt door het maagzuur
    - Hogere pH stimuleert het eiwit proces tot vorming aminozuren
    - Hogere pH stimuleert D-cel tot productie somatostatine
  2. Aminozuren worden gevormd bij een hogere pH
    - Aminozuren stimuleren de G-cel tot productie gastrine en daarmee het verder verhogen van de maagzuur productie
  3. Somatostatine wordt gevormd door de D-cel door een hogere pH
    - Somatostatine remmen de werking van de G-cel en daarmee de productie van maagzuur door gastrine
    - Somatostatine remmen de ECL en daarmee de productie van histamine voor maagzuur excretie
73
Q

Een patient die zich met geelzucht presenteert, blijkt een acute virale hepatitis A te hebben opgelopen. Op welk niveau bevindt zich de oorzaak van de geelzucht?

A

Intrahepatisch

74
Q

Welke stoffen kunnen een enterohepatische kringloop ondergaan?

A

Galzouten

75
Q

Een prematuur geboren krijgt flesvoeding en is icterisch. Wat is de meest voorkomende oorzaak van de icterus?

A

Nog niet goed ontwikkelden conjugatie van Bilirubine

76
Q

Hoe ziet de urine en ontlasting er uit van een patiënt met een post-hepatische galwegobstructie?

A

Urine is donker bruin
Ontlasting is ontkleurd

77
Q

In de lever vindt onder andere uitwisseling van stoffen plaats. Welke anatomische structuur, die zich tussen de levercellen en de bloedstroom bevindt is hiervoor verantwoordelijk?

A

Ruimte van Disse

78
Q

Welke oorzaken darts bij aan het onstaan van galstenen?

A

Stase van gal en hypersaturatie van cholesterol

79
Q

Waar wordt Bilirubine gevormd?

A

In macrofagen van het reticuloendotheliale systeem

80
Q

Hoe ziet de analyse van icterus eruit?

A

Vooral ongeconjugeerd: (pre-hepatisch)
- bepaald LDH en reticulocyten aantal
- indien verhoogd: hemolyse
- indien normaal; syndroom van Gilbert

Vooral geconjugeerd:
- beoordeel patroon van leverwaarden
- ASAT en ALAT > gGT en AF; intrahepatische oorzaak
- AF en gGT > ASAT en ALAT; posthepatische oorzaak

81
Q

Een patient wordt opgenomen ter analyse van zijn lang bestaande diarree. Zijn osmolariteit is 290 mOsm/kg, Na is 110 mmol/L en K is 25 mmol/L. Welke oorzaak past hier het beste bij?

A

Secretoire diarree

82
Q

Welke beweging van de dunne darm zorgt voor het mengen van darminhoud en vergroten van het resorberend oppervlak?

A

Segmentatie

83
Q

Op welke plek in het maagdarmkanaal vindt de meeste vochtopname plaats?

A

Jejunum en ileum

84
Q

Welke cel maakt het hormoon somatostatine aan?

A

D-cel

85
Q

Wat zijn slow waves?

A

Slow waves zijn veranderingen in membraanpotentiaal door pacemaker cellen. Wanneer de MP boven de drempelwaarde komt zal een contractie plaatsvinden.

Slow waves zijn afhankelijk van de calcium influx en onafhankelijk van voedsel inname.

86
Q

In welke fase vindt de grootste hoeveelheid secretie van pancreassappen plaats?

A

Intestinale fase

87
Q

Welk hormoon stimuleert de productie van pancreas enzymen?

A

CCK

(Secretine alleen van bicarbonaat en vocht)

88
Q

Een patient presenteert zich na een reis naar Marokko met icterus. Bij aanvullend onderzoek is het Bilirubine 160, conjugeerd 80, ASAT 400, ALAT 350, AF 100 en gGT 40. Waar zit de oorzaak?

A

Intrahepatisch

89
Q

Vanwege ernstige Colitis ulcerosa ondergaat een patient een totale colectomie met het aanleggen van een ileostoma. Welk symptoom treedt nadien op?

A

Stomaproductie van 2L per dag

90
Q

Wat wordt er in het duodenum geabsorbeerd?

A

Vet, suikers, peptiden en aminozuren, ijzer, calcium, water en elektrolyten

91
Q

Wat wordt er in het jejunum geabsorbeerd?

A

Suikers, peptiden en aminozuren, calcium, water en electrolyten

92
Q

Wat wordt er in het ileum geabsorbeerd?

A

Galzouten, vitamine B12, water en elektrolyten

93
Q

Wat wordt er in het colon geabsorbeerd?

A

Water, electrolyten, aminozuren

94
Q

Hoelang bedraagt de transport tijd van de voedsel bolus door de slokdarm?

A

5 tot 10s

95
Q

Hoelang duurt de lediging van een gewone warme maaltijd door maag?

A

1 tot 3 uur

96
Q

Wat is de gemiddelde passagetijd van een voedselbolus door de dunne darm en colon?

A

Door dunne darm; 1 tot 4 uur
Door colon; 12 tot 14 uur

97
Q

Hoe innerveert het parasympatische zenuwstelstel van de slokdarm tot rectum?

A

Van slokdarm tot in colon descendents wordt parasymptatische interactie door de nervus vagus verzorgd.

In het colon descendents (rest), sigmoid en rectum gebeurt dit door parasympatische vezels via pelviene zenuwen.

98
Q

Wat is de belangrijkste prikkel voor peristaltiek in de darmen?

A

Rek van de darmwand (mechanoreceptoren van enterisch zs)

99
Q

Waar vindt vooral segmentele contracties plaats?

A

Jejunum en ileum

In darmsegmenten waar digestie en absorptie plaatsvindt.

100
Q

Sclerodermie

A

Sclerodermie is een systeemziekte die gepaard gaat met degeneratie van gladde spiercellen in allerlei organen. Sclerodermie kan leiden tot passageproblemen, o.a. lage druk LES wat leidt tot reflux.

101
Q

Waardoor wordt maaglediging beïnvloed?

A

De maaglediging staat onder controle van een feedback mechanisme in het duodenum.
Een lage pH en hoge concentratie vet of eiwit geeft negatieve feedback op de maaglediging.

Secretine en somatostatine remmen de maagzuur secretie door remming van de gastrine productie door G-cel

CCK remt ook de maaglediging en wordt geproduceerd onder invloed van vetzuren in het duodenum

102
Q

Welk hormoon zorgt voor galblaas contractie?

A

Cholecystokinine (CCK)

Vetzuren stimuleren CCK productie in het duodenum, waarna CCK in de bloedbaan terecht komt. CCK bindt aan receptoren op de galblaas, wat zorgt voor galblaas contractie.

103
Q

Hoelang is de levensduur van enterocyten en enteroendocriene cellen?

A

Enterocyten hebben een levensduur van 6 dagen
Enteroendocriene cellen hebben een levensduur van 4 weken.

104
Q

Wat is de functie van de ruimte van Disse?

A

De ruimte van Disse is een ‘ventweg’ voor biochemische uitwisseling van stoffen tussen hepatocyten en bloedstroom. De inhoud van deze ruimte is serum.

105
Q

Waardoor wordt CCK geproduceerd?

A

Door enterendocriene cellen in de dunne darm

106
Q

Waar wordt motiline geproduceerd?

A

Door endocriene cellen in het maag-darmkanaal

107
Q

Wat doet de intrinsic factor geproduceerd door parietale cellen in de maagwand?

A

Voor de opname van vitamine B12

108
Q

Waarom kan een patiënt met diabetes diarree krijgen?

A

Bij een patient met DM kan er zenuwschade optreden, waardoor de secretie toeneemt en absorptie afneemt. De diarree berust op remming van de parasympaticus.