Anatomie Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van endocriene klieren?

A

Endocriene klieren hebben geen afvoerbuizen, maar geven hun product rechtstreeks af aan de bloedbaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt de hypofyse met de hypothalamus verbonden?

A

Een korte stam, infundibulum en een vasculair netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de embryonale ontwikkeling van de verschillende delen van de hypofyse>

A

Neurohypofyse: uit neuroectoderm (neurale buis) uit bodem van diecephalon

Adenohypofyse: uit ectodermaal zakje van Rathke uit monddak (oropharynx)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bevindt de hypothalamus zich in de hersenen>?

A

Diencephalon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke onderdelen bestaat de adenohypofyse?

A

Pars distalis
Pars intermedia
Pars tuberalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe vindt de communicatie van de adenohypofyse met de hypothalamus plaats?

A

Via een poortadersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vindt de communicatie tussen de neurohypofyse met de hypothalamus plaats?

A

Axonaal, via zenuwuiteinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke onderdelen heeft de neurohypofyse?

A

Pars nervosa
Infundibulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet de bloedvoorziening van de adenohypofyse eruit?

A

A. Carotis
A. Hypophysialis superior
V. Hypophysialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ziet de bloedvoorziening van de neurohypofyse eruit?

A

A. Carotis interna
A. Hypophysialis inferior
V. Hypophysialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaan de pars distalis en tuberalis van de adenohypofyse? Welke hormonen worden door welke cellen geproduceerd?

A

Nestjes met cellen die hormonen produceren

  1. Chromofobe cellen (50%)
    • inactief/gedegranuleerd
  2. Acidofiele cellen (40%)
    • GH, prolactine
  3. Basofiele cellen (10%)
    • ACTH, FSH, LH, TSH

Er zijn ook gefenestreerde capillairen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als welke kleur kunnen acidofiele, chromofobe en basofiele cellen herkent worden in de microscopie?

A
  1. Acidofiel: oranje
  2. Chromofoob: licht roze
  3. Basofiel: blauw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat de infundibulum van de neurohypofyse?

A

Ongemyeliseerde axonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat de pars nervosa van de neurohypofyse?

A

Ongemyeliseerde axonen
Lichaampjes van Herring voor opslag in de terminale zenuwuiteinde van stoffen uit de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stoffen worden in de hypothalamus geproduceerd die in de lichaampjes van Herring worden opgeslagen?

A
  1. Nucleus paraventricularis: produceert ADH
  2. Nucleus supraopticus: oxytocine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet de embryonale ontwikkeling van de schildklier eruit?

A

De schildklier ontstaat uit endoderm van de mondbodem

De schildklier bestaat uit twee lobben, die verbonden zijn door een Isthmus

De schildklier is omgeven door 2 fascies (bindweefselkapsels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Uit welke cellen bestaat de schildklier? En in welke week van de ontwikkeling ontstaan deze?

A
  1. Follikel cellen: in de derde week
  2. Parafolliculaire cellen: in de zevende week
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe ziet de bloedvoorziening van de schildklier eruit?

A

Arterieel:
- a thyroidalis superior
- a thyroidalis inferior

Veneus:
- v thyroidalis superior
- v thyroidalis inferior
- v thyroidalis media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uit wat voor epitheel bestaat het klierepitheel van de schildklier?

A

1 lagig kubisch-cilindrisch epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat produceren de twee verschillende cellen in de schildklier?

A

Folliculaire cellen: ThyroGlobuline, thyroxine (T4,T3)
Parafolliculaire cellen (C-cellen): calcitonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe zijn folliculaire en parafolliculaire cellen te onderscheiden in de microscopie van de schilklier?

A

Om de colloid zit direct alleen maar folliculaire cellen. Daarom heen zitten lichter gekleurde parafolliculaire cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe ontstaat de bijschildklier?

A

Uit het endoderm van de 3e en 4e kieuwzakje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke onderdelen bevat de bijschildklier?

A
  1. Hoofdcellen (chief): produceren PTH
  2. Oxyfiele cellen: nemen toe met leeftijd
  3. Vetweefsel
  4. Gefenestreerde capillairen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe ontstaat de bijnier?

A

De schors ontstaat uit (intermediaire) mesoderm
Het merg ontstaat uit ectoderm van de neurale lijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe loopt de bloedvoorziening en hormoonproductie van de bijnier?

A
  1. Capsulaire arterien
    • cortical arteriolen
    • medullaire arteriolen
  2. Centrale medullaire vene (mergvene)
    • opslag van catecholamines voor flight/fight
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Uit welke lagen bestaat de bij bijnierschors?

A

Zona glomerulosa
Zona fasciculata
Zona reticularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn alle ligamenten van rond de uterus van de vrouw?

A

Lig suspensorium ovarium
Lig proprium ovarium
Lig rotundum
Lig latum
Lig cordiale
Lig sacrouterina
Lig pubovercale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de verschillende peritoneale omslagplooien van de vrouw?

A
  1. Excavatio recto-uterina
    • vormt pouch van Douglas
  2. Excavatio vesico-uterina
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de verschillende standen van de uterus?

A

Anteversie: naar voren
Anteflexie: buigend naar voren

Beide hebben een retroversie/retroflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe loopt de vascularisatie van het ovarium?

A
  1. Arteria overica
    - uit aorta abdominalis
  2. Vena ovarica
    - draineert bij linker v renal is en VCI
  3. Ramus tubaris
    - uit a overica en a uterina
  4. Arteria uterina
    - ontspringt uit a illiaca interna
    - vormt ook ramus vaginalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Uit welk twee delen bestaat het ovarium?

A

Cortex: alle follikels

Medulla: geen follikels
- bevat bloedvaten

32
Q

Hoe groot is het dominate follikels in het ovarium?

A

Ongeveer 1 cm

33
Q

Wat gebeurt er na de eisprong met het follikel?

A
  1. Follikel verandert in corpus luteum
  2. Na verlies functie heet het corpus albicans
34
Q

Waardoor vindt de eisprong plaats in het follikel?

A

Door drukverhoging door opbouw van vloeistof in het antrum van het follikel

35
Q

Wat zijn de verschillende mogelijkheden voor de ontwikkeling van een follikel

A
  1. Een follikel bereikt stadium Graafs follikel
    - Geen bevruchting: corpus luteum > corpus albicans
    - Wel bevruchting: corpus luteum > corpus luteum gravidorum > corpus albicans
  2. Alle andere follikels ondergaan atresie
    - atretische follikels > glasmembraan van Slavjanksi
36
Q

Wat gebeurt er bij het corpus luteum na de eisprong?

A

De folliculaire lutein cellen en theca lutein cellen blazen zich op waardoor ze hormonen kunnen produceren

37
Q

Welke hormoon scheidt het corpus luteum uit?

A

Oestrogeen en progesteron

38
Q

Wat zijn de verschillende lagen van de uterus?

A
  1. Perimetrium
  2. Myometrium
  3. Endometrium
39
Q

Wat zijn de verschillende lagen van het endometrium van de uterus?

A
  1. Epithelium
  2. Stratum functionale
    - verdwijnt bij menstruatie
  3. Stratum basale
    - bevat stamcellen voor reconstructie
40
Q

Wat zijn de verschillende uterine arterien?

A
  1. Radiale arterien: in myometrium
  2. Rechte arterien: naar stratum basale
  3. Spirale arterien: verder naar stratum functionale
41
Q

Hoeveel peritoneale omslagplooien heeft een man?

A

De man heeft maar 1 peritoneale omslagplooi

Excavatio recto-vesical

De man heeft dan ook geen pouch van Douglas.

42
Q

Wat zijn de verschillende lagen van de standaard darm?

A
  1. Mucosa
    - epithelium
    - lamina propria
    - muscularis mucosa
  2. Submucosa
    - bevat Meissner’s plexus
  3. Muscularis propria
    - circulaire spier
    - tussen Auerbach’s plexus
    - longitudinale spier
  4. Serosa of Adventitia
43
Q

Wat is een serosa?

A

Viscerale laag van het peritoneum

44
Q

Uit welke verschillende cellen bestaat het epitheel van de mucosa?

A
  1. Enterocyten
    - tussen microvilli laatste stap digestie en directe absorptie
  2. Slijmbekercellen
    - voor mucus productie
  3. Enteroendocriene cellen
    - hormoon productie
45
Q

In welke laag van mucosa bevindt GALT zich in de standaard darm?

A

In lamina propria

46
Q

Wat is de functie van de submucosa in de standaard darm?

A

De submucosa is gevuld met klieren

De submucosa is facilitair voor de mucosa:
- transport van en naar de mucosa
- ondersteuning van de mucosa
- coördinatie door submucoseale plexus van Meissner

47
Q

Muscularis externa/propria

A

De muscularis externa bestaat uit twee lagen glad spierweefsel
- circularis en longitudinalis

48
Q

Hoe wordt het etherische zenuwstelsel van de tragus digestivus geregeld op microscopisch niveau?

A
  1. Plexus van Meissner (submucosa)
    - coördineert secretie en absorptie
  2. Plexus van Auerbach (m externa)
    - genereert peristaltiek
49
Q

Wat voor soort epitheel is de oesophagus?

A

Meerlaging plaveiscel epitheel

50
Q

Welke klieren bevat de oesophagus

A
  1. Submucoseale klieren
    - smering (licht zure mucus)
  2. Mucoseale klieren; ter hoogte van cardia
    - neutralisatie (licht basische mucus)
51
Q

Wat is karaktistiek aan de submucosa van de oesofagus?

A

De submucosa bestaat uit longitudinale plooien, die zorgen voor het kunnen oprekken van de oesophagus.

De buitenste laag van de mucosa bevat elastine vezels, deze zijn gekoppeld aan zenuwuiteinden. Door rek wordt de plexus van Auerbach (muscularis) geactiveerd.

52
Q

Wat zijn de verschillende onderdelen van de maag?

A

Cardia
Fundus
‘Body’
Antrum
Pylorus sphincter

53
Q

Waar bevinden rugae zich?

A

Rugae bevinden zich in de maag en worden gedragen door de submucosa.

54
Q

Welke soorten epitheel bevat de mucosa van de maag?

A
  1. Oppervlakkig epitheel
    - bevat gastrische klieren
    - slijmnapcellen (alleen in maag); voor taaie, basische mucus
  2. Klierepitheel
    - cardiaklier; neutralisatie (tegen reflux)
    - gastrische klier; digestie, zuur productie, mucusproductie
    - antrum klieren; entero-endocriene cellen (neutralisatie)
55
Q

Welke verschillende cellen bevat de gastrische klier van de mucosa van de maag? en wat produceren ze?

A
  1. Hoofdcel
    - enzymen oa pepsinogeen
  2. Wandcel/parietale cel
    - zuurproductie: HCl
  3. Nekcellen
    - mucus
  4. Vervangcellen
  5. Entero-endocriene cellen
    - communicatie: hormonen
56
Q

Wat is er karaktistiek aan de muscularis externa van de maag?

A

De maag heeft naar de circularis en longitudinale ook een schuine spierlaag, voor de knedende peristaltiek.

De maag heeft dus 3 lagen van de muscularis externa

57
Q

Hoe worden de verschillende functies van de duodenum geregeld?

A

Lediging maag: hormonaal
Peristaltiek darm: initatie motorcomplexen
Lever/pancreas secretie: hormonaal

58
Q

Wat bevat de mucosa van de duodenum?

A
  1. Oppervlakte epitheel
    - enterocyten en slijmbekercellen
  2. Klieren van Lieberkuhn
    - vervangcellen
    - entero-endocriene cellen
    - paneth cellen
    - productie enterocyten/slijmbekercellen
59
Q

Wat produceren de entero-endocriene cellen in de duodenum?

A

CCK
Secretine
GIP
VIP

60
Q

Waar zorgen paneth cellen in de klieren van Lieberkuhn voor?

A

Regelen de bacterie groei

61
Q

Wat is karaktistiek aan de submucosa van de duodenum?

A
  1. Plicae circulares zijn nog niet erg uitgesproken
  2. Klieren van Brunner;
    - produceren basische mucus voor de neutralisatie van maagzuur
62
Q

Wat is er karaktistiek aan de submucosa van het ileum?

A
  1. Plicae circulares zijn meer uitgesproken dan de duodenum
  2. Patches van Peyer
    - bevat aggregaten van lymfeknopen
    - antimesenteriaal
63
Q

Patch van Peyer

A
  1. Epitheel is dunner bij de mucosa boven een patch van Peyer
  2. Lymfeknopen komen tot het epitheel om in contact te komen met de bacteriën in het terminale ileum
  3. Villi structuur is anders (bijna weg)
  4. M-cellen in epitheel

Patch van Peyer is een leerpunt voor het immuunsysteem, waar lymfocyten leren welke antigenen bestaan.

Tijdens de jeugd zijn er veel patches van Peyer, deze nemen af met leeftijd.

64
Q

Wat zit er in de mucosa van de colon?

A
  1. Oppervlakte cellen
    - enterocyten voor contact voor absorptie H2O
  2. Crypte van Lieberkuhn
    - zelfde als in dunne darm
    - weinig paneth cellen
65
Q

Wat is er anders aan de muscularis mucosae van de colon?

A

Robuust, vanwege de viscieuze inhoud van de colon

66
Q

Wat is karaktistiek aan de muscularis externa van de colon?

A

De longitudinale spierlaag is in 3 strengen verdikt, dit heet Taenia Coli.

Taenia Coli veroorzaken haustrae (niet-permanente plooien)

67
Q

Waarin is de lever onderverdeeld?

A

In 8 functionele segmenten

68
Q

Waaruit is de lever opgebouwd?

A

De lever is opgebouwd uit zeskantige kolommen; leverlobben.

De leverlobben zijn opgebouwd uit hepatocyten.

Langs de hepatocyten lopen sinusoiden (capillairen), waar arterieel met portaal bloed mengt.

Bloed stroomt door de sinusoiden van perifeer naar centraal.

69
Q

Driehoekje van Kiernan, portable triade

A

Op de kanten van de zeshoekige leverlobben zitten 3 buizen bij elkaar.

  1. Vena portae
  2. Arteria hepatica
  3. Galgang
70
Q

Wat zijn de verschillende indelingen van de leverlobjes?

A
  1. Klassieke leverlob; centrale vene in het midden (endocrien)
  2. Portaal leverlob; galgang in het midden, ‘central venen’ zijn hoekpunten (exocrien)
  3. Lever acinus; lobulaire rand (functioneel)
71
Q

Wat zijn de drie verschillende functies van PTH?

A
  1. Stimuleerd botafbraak
  2. Verhoogd calcium opname in de darm
  3. Verlaagd calcium excretie door nier
72
Q

Wat is de functie van calcitonine?

A

Verlagen van de hoeveelheid calcium in het bloed door het remmen van de botafbraak

73
Q

Waar wordt calcitonine geproduceerd?

A

In parafolliculaire cellen (C-cellen) van de bijschildklier

74
Q

Hoe is de bursa omentalis ontstaan?

A

Uit de draaiing van de maag richting de achterwand. Vervolgens groeit het gat dat ontstaat uit tot de omentum majus.

75
Q

Welke microscopische wand bevat de galblaas niet?

A

Submucosa

Ook geen m.mucosae