Thema 4 Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebruikt het horende brein om auditieve input aan te vullen?

A

Opgeslagen kennis

Het horende brein maakt gebruik van eerder verworven kennis om geluiden beter te interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil in gevoeligheid tussen auditieve en visuele zintuigen?

A

Sensitiviteit voor temporele en ruimtelijke informatie

Het gehoorsysteem is beter afgestemd op temporele informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn pure tonen?

A

Geluiden met een sinusvormige golflengte

Pure tonen zijn de simpelste geluiden en worden in het dagelijks leven zelden gehoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bepaalt de toonhoogte van een geluid?

A

De fundamentele frequentie

De fundamentele frequentie is de laagste frequentie van een geluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is luidheid?

A

Waargenomen intensiteit van het geluid, gemeten in decibels

Luidheid is een psychologische eigenschap die verband houdt met de fysieke eigenschap van intensiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het fenomeen van de ontbrekende fundamentele frequentie?

A

Afwezigheid van de laagste frequentiecomponent heeft geen invloed op de toonhoogte

Dit fenomeen laat zien dat we geluiden kunnen waarnemen zonder de laagste frequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is timbre?

A

Perceptuele kwaliteit van een geluid die ons in staat stelt onderscheid te maken tussen muziekinstrumenten

Timbre is afhankelijk van de relatieve amplitude van de verschillende sinusgolven in een geluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de drie delen van het oor.

A
  • Buitenoor
  • Middenoor
  • Binnenoor

Elk deel van het oor heeft specifieke functies in het gehoorproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van het slakkenhuis?

A

Zorgt voor het omzetten van een vloeistof-gedreven signaal in neurale impulsen

Het slakkenhuis is een cruciaal onderdeel van het binnenoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de synapsen in de auditieve route van het oor naar de hersenen?

A

Er zijn vier of vijf synapsen

Deze synapsen zijn belangrijk voor de overdracht van auditieve informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de primaire auditieve cortex?

A

Het belangrijkste corticale gebied om auditieve thalamische input te ontvangen

Beschadiging in dit gebied leidt tot problemen met het identificeren en lokaliseren van geluiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is tonotopic organization?

A

Principe dat geluiden die dicht bij elkaar liggen qua frequentie, in het brein worden verwerkt door neuronen die dicht bij elkaar liggen

Dit betekent dat lagere frequenties centraler in het brein worden verwerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is sparse scanning in fMRI?

A

Een fMRI-methode waarbij het scannen kort wordt onderbroken om geluidstimuli aan te bieden

Dit maakt het mogelijk om auditieve informatie te onderzoeken in een luide omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is auditieve stroomsegregatie?

A

Scheiding van een complex auditief signaal in verschillende bronnen of auditieve objecten

Dit proces gebeurt waarschijnlijk door samenwerking tussen de auditieve cortex en pariëtale gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is mismatch-negativiteit (MMN)?

A

ERP-component die aantoont dat we beschikken over een auditief geheugen

De MMN treedt op wanneer een auditieve stimulus verschilt van een voorafgaande sequentie.

17
Q

Wat beschrijft het cocktail party problem?

A

Het probleem aandacht te geven aan een specifieke auditieve stroom in de aanwezigheid van verschillende auditieve stromen

Dit fenomeen wordt vaak ervaren op sociale evenementen.

18
Q

Wat zijn de biologische en aangeboren basis van muzikale perceptie?

A

Veel aspecten ontwikkelen zich vroeg zonder formele training

Muziek is een universeel fenomeen, vergelijkbaar met taal.

19
Q

Wat is de motorische theorie van spraakperceptie?

A

Auditieve signalen worden gekoppeld aan motorische representaties voor het produceren van spraak

Dit suggereert dat spraakperceptie niet alleen afhankelijk is van akoestische sjablonen.

20
Q

Wat zijn fonemen?

A

Basissegmenten van spraak

Voorbeeld van een foneem is ‘sch’.

21
Q

Wat zijn allofonen?

A

Verschillende gesproken/akoestische varianten van hetzelfde foneem

Allofonen kunnen invloed hebben op de uitspraak van woorden.

22
Q

Wat is voicing?

A

Vibratie van de stembanden bij de productie van sommige medeklinkers

Dit is een belangrijk kenmerk in de spraakproductie.

23
Q

Wat beschrijft categorische perceptie?

A

Continue veranderingen in de input worden gekoppeld aan discrete percepties

Dit helpt om variabiliteit in het akoestische signaal te begrijpen.

24
Q

Wat is het planum temporale?

A

Deel van de auditieve cortex dat auditieve informatie integreert met niet-auditieve informatie

Dit gebied speelt een rol in het lokaliseren van geluiden.

25
Q

Wat suggereert de rol van auditief gerelateerde regio’s in spraakperceptie?

A

Auditief gerelateerde regio’s ondersteunen alleen een efficiënte perceptie van spraakklanken

Dit wijst op de specifieke functie van deze regio’s in de verwerking van spraakgeluiden.

26
Q

Wat zijn de twee auditieve routes in de spraakverwerking?

A

De ‘wat’-stroom en de ‘hoe’-stroom

De ‘wat’-stroom loopt anterieur langs de temporale kwab, terwijl de ‘hoe’-stroom posterior langs de superieure temporale kwab en de inferieure pariëtale kwab loopt.

27
Q

Wat is de functie van de arcuate fasciculus?

A

Verbindt het temporopariëtale gebied met de frontale lobben

Dit is een bundel van zenuwbanen (witte stof) die belangrijk is voor de communicatie tussen verschillende hersengebieden.

28
Q

Wat is de McGurk-illusie?

A

Auditieve perceptie die optreedt bij een mismatch tussen auditieve en visuele componenten van spraak

Dit illustreert hoe visuele informatie de auditieve perceptie kan beïnvloeden.

29
Q

Geef een voorbeeld van de McGurk-illusie.

A

Auditieve stimulus ‘baba’ met lipbewegingen voor ‘gaga’

Dit leidt tot de perceptie van ‘dada’ in plaats van de originele lettergrepen.

30
Q

Wat gebeurt er als je je ogen sluit tijdens de McGurk-illusie?

A

Je hoort de correcte auditieve stimulus

De visuele informatie is cruciaal voor de misperceptie.

31
Q

Wat is de relatie tussen frequentie van geluid en luidheid?

A

Directe relatie

Hogere frequenties worden vaak als luider ervaren.

32
Q

Wat is de articulaire loop?

A

Onderdeel van het opslagsysteem van het kortetermijngeheugen voor verbale informatie

Het helpt bij het vasthouden van spraak/acoustische informatie door subvocale herhaling.

33
Q

Hoe lang kan de phonologische ‘memory store’ spraak/acoustische informatie opslaan?

A

2 seconden

Zonder actie, zoals subvocale herhaling, vervaagt deze informatie snel.

34
Q

Wat gebeurt er met spraakinformatie als je het niet herhaalt?

A

Het vervaagt

Dit benadrukt het belang van actieve verwerking in het geheugen.