Thema 4 Flashcards

1
Q

Aan welke ethische eisen moet het systeem in ieder geval voldoen?

A
  • Het systeem moet transparant/inzichtelijk zijn voor de patiënt wat betreft belangen van betrokkenen en zaken rondom privacy.
  • Er moet respect zijn voor het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van de patiënt.
  • Het systeem moet effectief en proportioneel zijn.
  • De patiënt moet erop kunnen vertrouwen dat de informatie die erin wordt opgeslagen vertrouwelijk en correct is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aan welke juridische eisen moet het systeem in ieder geval voldoen?

A
  • Het systeem moet voldoen aan de eisen uit de AVG, zoals het vereiste van doelmatigheid en transparantie en veilige opslag van data (zoals bijv. tweetrapsverificatie).
  • Onbevoegden mogen geen toegang hebben tot het systeem.
  • De patiënt moet toestemming hebben gegeven en de mogelijkheid krijgen om bepaalde onderdelen eruit te laten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de hoofddimensies van de ethische kaders voor het gebruik van technologie in de geestelijke gezondheidszorg die Anthony & Merz Nagel (2013) voorstellen?

A
  • De therapeuten moeten beschikken over voldoende begrip van technologie en moeten voldoende computervaardigheden hebben. Het is essentieel dat de therapeut ervoor zorgt dat er veilig met gevoelige data omgegaan wordt; dit is hij ook wettelijk verplicht.
  • Er wordt geopperd dat therapeuten alleen binnen hun eigen vakgebied werken. Denk er enerzijds aan dat gebruikte technologieën ook passen binnen hun discipline. Anderzijds moet voor een therapeut ook duidelijk zijn aan welke geografische wetgeving de eHealth-toepassing moet voldoen. Dit is ook belangrijk als diensten buiten de landsgrenzen worden aangeboden.
  • Therapeuten moeten voldoende opgeleid zijn of de juiste certificaten hebben om een bepaalde technologie toe te passen en dienen zich ook bij te scholen.
  • Therapeuten moeten relevante en noodzakelijke informatie op websites (of andere online media) aanbieden. Hieronder vallen ook duidelijke gebruikersvoorwaarden en het privacy-beleid.
  • Therapeuten moeten een eerste intake- en assessmentprocedure afnemen waarin beoordeeld wordt of eMental health-toepassingen geschikt zijn voor de cliënt.
  • De therapeut moet de cliënt volledig informeren over de toepassing die ingezet gaat worden en moet voor het gebruik toestemming van de cliënt krijgen (zogenaamd informed consent).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het Consolidated Framework for Implementation Research (CFIR) is internationaal gezien één van de meest gebruikte implementatietheorieën in het algemeen en is ook geschikt voor en regelmatig toegepast bij de implementatie van eHealth. Wat zijn de vijf domeinen van factoren die de implementatie van eHealth kunnen beïnvloeden?

A
  1. De karakteristieken van de interventie: deze worden grotendeels bepaald tijdens het ontwikkelproces van eHealth, waarbij doelgroep/stakeholders in een vroeg stadium betrokken moeten worden.
  2. De karakteristieken van het individu dat de eHealth-toepassing zal gebruiken: dit kunnen de kenmerken en percepties van zowel de patiënt als de zorgverlener zijn.
  3. De inner setting: oftewel de organisatorische context waarin de eHealth-toepassing gebruikt zal worden. Hierbinnen valt veelal de zorgverlener, maar ook andere stakeholders binnen een organisatie (of daarbuiten) kunnen een belangrijke rol spelen bij de implementatie.
  4. De outer setting: oftewel de economische, politieke en sociale context waarin de organisatie die de eHealth-toepassing wilt gebruiken, is ingebed. De ethische en juridische aspecten waarmee je kennis hebt gemaakt in de vorige studietaak, zijn hier onderdeel van. Ook de wijze waarop eHealth bekostigd kan worden, is hier een onderdeel van.
  5. Het implementatieproces: hierbij kunnen enerzijds de implementatiestrategieën die worden ingezet een rol spelen, maar ook keuzes die gemaakt worden door de implementerende organisatie tijdens het implementatieproces.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

CFIR-domein kenmerken van eHealth interventie, wat zijn de factoren?

A

Bron van de interventie, bewijskracht voor deze interventie en validiteit, relatieve voordeel, mogelijkheid tot aanpassing, mogelijkheid tot uitproberen, complexiteit, kwaliteit van design en presentatie, kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

CFIR-domein kenmerken gebruiker, wat zijn de factoren?

A

Kennis en beliefs over de interventie, eigen effectiviteit, fase van gedragsverandering, identificatie met de organisatie,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CFIR-domein inner setting, wat zijn de factoren?

A

Organisatiekenmerken, netwerk en communicatie, cultuur, implementatieklimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CFIR-domein outer setting, wat zijn de factoren?

A

Behoeften en bronnen van de patiënt, netwerk met andere organisaties, groepsdruk, extern begeleid en beloningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CFIR-domein implementatieproces, wat zijn de factoren?

A

Planning, engaging, uitvoering, reflectie en evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is NASSS?

A

Het NASSS-raamwerk staat voor “Niet-adoptie, Afstoting, Schaalvergroting, Verspreiding en Duurzaamheid”. Het raamwerk bestaat uit zeven domeinen, elk met verschillende niveaus van complexiteit. Deze domeinen helpen bij het begrijpen van de verschillende soorten complexiteit die invloed hebben op het succes van de technologie. Des te complexer het systeem, des te minder waarschijnlijk is het dat de technologie een duurzame adoptie bereikt binnen het systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de toegevoegde waarde is van NASSS ten opzichte van CFIR voor de implementatie van eHealth?

A
  • NASSS heeft meer concreet aandacht voor het feit dat de implementatie van eHealth een dynamisch proces is.
  • Waar CFIR kijkt naar de kenmerken van de gebruiker in het algemeen, heeft NASSS meer specifiek aandacht voor de conditie/gezondheid van de gebruiker.
  • In plaats van algemene interventiekenmerken uit CFIR, heeft NASSS meer concreet aandacht voor kenmerken die specifiek voor eHealth-toepassingen relevant zijn. Het gaat hierbij om een samenspel tussen de kenmerken van de theorie en de mate waarin een eindgebruiker hiermee overweg kan.
  • NASSS heeft meer expliciet aandacht voor de kosten van eHealth (value proposition) wat bij CFIR een onderdeel was van de kenmerken van de innovatie.
  • NASSS biedt met haar domein adopters ruimte voor verschillende soorten adopters, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het management, de patiënt en het zorgpersoneel. Zeker dit laatste is een belangrijk punt om rekening mee te houden. Er zijn veelal diverse verschillende personen betrokken met ieder hun eigen kennis en belangen, wat maakt dat de belemmerende en bevorderende factoren voor implementatie ook per persoon kunnen verschillen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zeven domeinen van NASS:

A
  1. Condition
  2. Technology
  3. Value proposition
  4. Adopters
  5. Organisations
  6. Wider system
  7. Embedding and adaption over time
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voortbouwen op de beweging in de praktijk die tijdens Corona is ontstaan (digitale zorg). Vier elementen zijn volgens de Raad op korte
termijn essentieel voor deze hernieuwde aanpak door de overheid:

A
  1. Bied inhoudelijk richting voor het (door)ontwikkelen van zinnige digitale zorg;
  2. Creëer duurzame vormen van bekostiging voor digitale zorg voor bestaande aanbieders;
  3. Bied ook ruimte voor vernieuwende digitale vormen van zorgverlening, zodat hun waarde in de praktijk kan blijken;
  4. Blijf actief leren en evalueren om te weten te komen of de beoogde doelen ook worden behaald, en wat er beter kan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Implementatiestrategie (zoals beschreven in het artikel van Varsi et al. (2019), Engage consumers:

A

betrek de gebruikers van eHealth en zorg ervoor dat de behoefte aan eHealth toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Implementatiestrategie (zoals beschreven in het artikel van Varsi et al. (2019), Use evaluative and iterative strategies:

A

Plan en voer een volledig implementatieproces uit, inclusief het maken van een plan, toetsen of ze klaar zijn voor verandering, identificeer barrières en bevorderende factoren, evalueer het proces en geef feedback.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Implementatiestrategie (zoals beschreven in het artikel van Varsi et al. (2019), Adapt and tailor to the context:

A

pas de eHealth-toepassing aan aan de lokale behoefte en pas de implementatiestrategieën aan op de eerder geïdentificeerde belemmerende en bevorderende factoren voor implementatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Implementatiestrategie (zoals beschreven in het artikel van Varsi et al. (2019), Train and educate stakeholders:

A

verzorg schriftelijke of mondelinge training voor mensen die met eHealth aan de slag moeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De eHealth-monitor 2021 beschrijft hoe de eigen regie van patiënten en het samen beslissen met de arts steeds belangrijker worden. Beschrijf de invloed van digitale zorg op de concepten van zelfmanagement en zelfredzaamheid.

A

–Digitale zelfhulp kan leiden tot veranderingen in hoe vaak en wanneer eindgebruikers een arts consulteren.
-Tot nu ervaart alleen een minderheid van de patiënten (37 procent) een voordeel van websites/apps en wearables om te weten of ze naar de arts moeten.
- Artsen denken niet dat patiënten contact opnemen naar aanleiding van zelfmonitoring.
- Eindgebruikers geven aan dat ze websites en apps gebruikt hebben om informatie te vinden óf ze naar de huisarts moeten, maar grotendeels heeft deze informatie hun beslissing niet beïnvloed.
– 51 procent van de eindgebruikers en 39 procent van de mensen met een chronische aandoening geloven dat eHealth ertoe kan leiden dat men meer zorg vanuit huis kan ontvangen.
- Een minderheid van verpleegkundigen is overtuigd dat eHealth tot meer zelfredzaamheid leidt.
– Inzicht in medische gegevens via een portaal leidt tot meer gevoelde zelfregie, omdat patiënten zich beter kunnen voorbereiden op een consult bij de zorgverlener.
- Verbetert het samen beslissen van patiënt en arts.
- Het aandeel van patiënten dat een elektronisch patiëntenportaal gebruikt, is niet gestegen over de afgelopen jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uit de eHealth-monitor 2021 komen enkele belangrijke voorwaarden voor succesvolle implementatie door de zorgprofessional naar boven, welke zijn dit? (denk aan CFIR model).

A
  • Meer digitale zorg betekent dat zorgprofessionals (maar ook patiënten) hun werkwijze moeten aanpassen → karakteristiek van de innovatie.
  • Voor een succesvolle implementatie moeten de zorgverleners vanuit het gebruikersperspectief werken en de juiste zorggroep bereiken → voorbeeld van outer setting.
  • Er moet voor gezorgd worden dat zorgverleners de nodige digitale vaardigheden hebben. → karakteristieken van de individu.
  • De financiering moet meegroeien met de verandering van de zorg in meer digitale zorg → outer setting.
  • De zorginstanties moeten verder met elkaar werken om te voorkomen dat er te veel verschillende digitale systemen ontstaan → outer setting.
  • Het is belangrijk dat de randvoorwaarden kloppen en de implementatie van digitale zorg technisch, ethisch en juridisch correct is → outer setting.
20
Q

eHealth is in de afgelopen jaren belangrijker voor zorggebruikers en zorgverleners geworden. Er zijn echter nog steeds problemen bij de implementatie, met name groepen die achterblijven en onderdelen die nog niet optimaal worden gebruikt. Welke zijn dat?

A
  • Digitale zelfhulp wordt het meest door jongeren en hoogopgeleide gebruikt, en bereikt alleen een beperkte groep.
  • Er is hetzelfde beeld bij e-consulten en beeldbellen, de zorgverleners bereiken alleen een kleine groep.
  • Onderdelen van eHealth zoals patiëntenportalen worden nog niet veel gebruikt door patiënten.
21
Q

In de eHealth-monitor 2021 wordt een verschil gemaakt tussen twee groepen, de algemene eindgebruikers en mensen met een chronische aandoening. Vergelijk de twee:

A
  • Mensen met een chronische aandoening gebruiken meer eHealth-websites dan normale eindgebruikers, maar minder apps en wearables.
  • In zijn algemeenheid is te zien dat vooral hoogopgeleide mensen en jongere mensen digitale zelfzorg gebruiken.
  • Van de algemene eindgebruikers die contact hadden met de huisarts hebben 9 procent van hun één keer of vaker via e-consult contact gehad en 5 procent heeft via beeldbellen contact gehad. 8 procent van de mensen met een chronische aandoening hebben een e-consult gehad en 7 procent beeldbellen.
  • 42 procent van de mensen met een chronische aandoening hebben zelf bepaalde gezondheidswaarden gemeten en een deel heeft het met hun zorgverleners gedeeld. Ze deelden vaker met de huisarts dan met medische specialisten.
  • Niet veel algemene patiënten gebruiken een patiëntenportaal (9 procent), maar onder mensen met een chronische aandoening is het aandeel hoger (29 procent).
  • 8 procent van de mensen met een chronische aandoening gebruiken een PGO.
  • 56 procent van de algemene eindgebruikers geeft aan nog nooit eerder van een PGO gehoord te hebben.
  • 60 procent van de algemene zorggebruikers en 80 procent van de mensen met een chronische aandoening geven aan dat de pandemie geen invloed op het contact met zorgverleners gehad heeft.
  • 27 procent van de algemene eindgebruikers en 16 procent van de mensen met een chronische aandoening staan sinds de pandemie positiever tegenover digitale zorg.
22
Q

Adoptie per zorgtypen: wat werkt bij wie?

A
  • De minder zelfredzamen:
    Informatiecampagne door de vertrouwde huisarts,
    Relatief eenvoudig te verstaan en duidelijk uitgelegd,
    Duidelijke aanwijzingen.
  • De pragmatici: Informatiecampagne op social media, Veel informatie over de risico van corona en de voordelen van de technologie onderstrepen.
  • De maatschappijkritischen: Informatiecampagne over de risico’s van een coronabesmetting, Geen autoritaire houding, Nadruk leggen op welke data verzameld worden en wat daarmee gebeurt → lagere technische vertrouwen en soms wantrouwen in de overheid
23
Q

Noem vijf dimensies die de zorgprofielen kenmerken. Deze dimensies
zijn bepalend voor de beleving van de zorg en zijn daarmee een goede voorspeller voor
het zorggedrag van consumenten:

A

Zelfredzaamheid, prestatiemotivatie, maatschappelijke betrokkenheid, technologieminded, aandacht voor de gezondheid.

24
Q

Hoe verhouden adoptie en adherentie zich tot user engagement?

A

User engagement is de mate waarin de eigen intenties van de gebruiker overlappen met de doelstellingen van de eHealth-toepassing. Adoptie beschrijft de mate waarin de app in gebruik genomen wordt door de doelgroep. Adherentie gaat over de mate waarin gebruikers ook daadwerkelijk de gedragsadviezen opvolgen. Zowel adoptie als adherentie zullen positief worden beïnvloed door een hoge user engagement.

25
Q

Leg uit wat het verschil is tussen user engagement en patient engagement.

A

Patient engagement is de persoonlijke toewijding aan de eigen gezondheid en bestaat uit drie componenten

  1. Een cognitief/informationeel component: is de patiënt in staat om de voor hem of haar relevante gezondheidsinformatie toe te passen?
  2. Een gedragscomponent: zorgt de patiënt ervoor dat hij het juiste gedrag vertoont om zijn gezondheid te beïnvloeden?
  3. Een emotionele component: welke emoties heeft de patiënt bij zijn gezondheidsstatus.

Patient engagement op zichzelf heeft weinig te maken met het gebruik van eHealth omdat die niet specifiek betrekking heeft op eHealth. Maar een hoge user engagement met eHealth kan wel een gevolg zijn van een hoge mate van patient engagement.

26
Q

User engagement kan worden gemeten aan de hand van drie theoretische constructen:

A
  1. Presence is het gevoel van aanwezigheid in de digitale omgeving. Dit kan worden gemeten met kwalitatieve interviews of een gevalideerde vragenlijst zoals de ITC-SOPI.
  2. Flow staat voor de mogelijkheden om de eigen intenties op te volgen met acties binnen de eHealth-toepassing. Flow kan worden gemeten met gevalideerde vragenlijsten zoals de Flow State Questionnaire (PPL-FSQ).
  3. Involvement verwijst naar het ervaren belang van de eHealth-interventie, dat toeneemt naarmate de doelstellingen daarvan overeenkomen met de intenties van de gebruiker. Involvement kan bijvoorbeeld worden gemeten aan de hand van de Personal Involvement Inventory.
27
Q

Beschrijf het verschil tussen exposure en adherentie.

A

Exposure is het aantal keer dat de gebruiker inlogt, hoeveel tijd hij of zij besteedt aan interactie met de toepassing, hoeveel pagina’s hij of zij bezoekt en dergelijke.

Adherentie aan een eHealth-interventie gaat verder dan het online gebruik van de interventie, maar betreft ook het toepassen van de informatie en inzichten uit de interventie in het dagelijks leven.

28
Q

Kelders et al. (2012) concluderen dat de adherentie in de gemiddelde leefstijlinterventie op minder dan 50 procent ligt, terwijl interventies voor chronische ziektes en mentale gezondheidsproblemen een betere adherentie hebben. Waaraan kan dit liggen?

A
  • De gemiddelde leefstijlinterventie is langer en minder strikt wat betreft het opvolgen, doorlopen van de interventie. Het heeft vaak een vrijere opzet die het gebruik minder stimuleert.
  • Leefstijlinterventies zijn vaak gericht op een verandering voor de lange termijn, terwijl interventies voor mentale gezondheidsproblemen vaak zo geconstrueerd zijn dat ze kort en protocollair zijn.
  • Interventies voor chronische ziektes zijn ook strikter en meer protocollair dan een gemiddelde leefstijlinterventie en worden vaak geïnitieerd en uitgevoerd onder leiding van zorgprofessionals. Zo’n blended vorm verhoogt de adherentie.
29
Q

Welke elementen van een interventie bevorderen het bereik en gebruik van de interventie? Baseer je antwoord op Kelders et al. (2012):

A
  • Kelders et al. maken onderscheid tussen de technologiecomponent en de interactiecomponent (met mensen) van een interventie.
  • De interactie met een begeleider/ zorgprofessional kan de adherentie bevorderen (blended aanpak).
  • De wijze waarop technologie kan bijdragen aan bereik en gebruik van een interventie wordt opgedeeld in drie categorieën.
    1. Primary task support: dit duidt op de manier waarop het uitvoeren van de eHealth-interventie kan worden vergemakkelijkt, een voorbeeld is het toepassen van tailoring.
    2. Dialogue support: dit is de mate waarin de eHealth-interventie het voeren van een dialoog ondersteunt. Een voorbeeld hiervan is het sturen van reminders.
    3. Social support: dit is de sociale component van de eHealth-interventie, een voorbeeld is normatieve informatie.
    Het onderzoek van Kelders et al., liet zien dat dialogue support adherentie ondersteunde, en social support mogelijk ook (alhoewel dit in het onderzoek niet significant werd aangetoond). Primary task support zou volgens de resultaten niet bijdragen aan de adherentie.
30
Q

Welke elementen van een interventie bevorderen het bereik en gebruik van de interventie? Baseer je antwoord op Ludden et al. (2015).

A
  • Volgens deze auteurs dragen personalisatie, ambiënte informatie en metaforen bij aan bereik en gebruik van een interventie.
  • Personalisatie: Tailoring,
    Ontwerpen voor een specifieke doelgroep; bijvoorbeeld kinderen,
    De gebruiker de controle geven over personalisatieopties zoals hoe het programma eruitziet of de aanspreekvorm.
  • Ambiënte informatie:
    informeren via abstracte omgevingscues of aanwijzingen: deze worden onbewust waargenomen en verwerkt, Hierdoor vermindert de cognitieve load in vergelijking met het aanbieden van concrete informatie.
  • Metaforen
31
Q

wat is het Reasoned Action Approach Model? (RAA)

A

Een theoretisch kader dat gebruikt wordt om menselijk gedrag te begrijpen en te voorspellen.
1. Gedragsintentie (attitude ten opzichte van het gedrag, subjectieve normen, perceived behavioral control).
2. Gedrag (wordt bepaald door intentie)
3. Externe variabelen (bijvoorbeeld persoonlijkheid, omgevingsfactoren)

32
Q

Wat is het UTAUT model?

A

Het UTAUT-model (Unified Theory of Acceptance and Use of Technology model) is een theoretisch raamwerk dat is ontwikkeld om de acceptatie en het gebruik van informatietechnologie door individuen te begrijpen en te voorspellen.

De vier kerncomponenten:
1. Performance expectancy
2. Effort expectancy
3. Social influence
4. Facilitating conditions

Er zijn vier modererende variabelen die de relaties tussen de kernconstructen en de uitkomstvariabelen beïnvloeden: Gender, leeftijd, ervaring en vrijwilligheid van het gebruik.

33
Q

Wat is het MIDI-model?

A

Het MIDI-model (Model for Instrumental Development of Innovations) is een raamwerk dat is ontwikkeld om de implementatie van innovaties in organisaties te ondersteunen en te begeleiden. Het model helpt bij het systematisch (voorbereiding, implementatie, evaluatie) identificeren van factoren die van invloed zijn op het implementatieproces.

Kerncomponenten: innovatie, gebruikers, organisatie en implementatiestrategie.

34
Q

Wat is de Diffusion of Innovation Theory?

A

Het beschrijft hoe, waarom en met welke snelheid nieuwe ideeën en technologieën zich verspreiden door culturen en sociale systemen.

Kernconcepten: Innovatie, communicatiekanalen, tijd, sociaal systeem.

De stappen zijn: kennis, overtuiging, beslissing, implementatie en bevestiging.

35
Q

Adoptiestadia in een Bevolking volgens De Diffusion of Innovation Theory:

A
  1. Innovators (Innovatoren): Deze groep bestaat uit de eerste mensen die een nieuwe innovatie aannemen. Ze zijn avontuurlijk en bereid risico’s te nemen.
  2. Early Adopters (Vroege Adoptanten): Deze groep volgt snel na de innovatoren. Ze hebben vaak een hoge status en worden gezien als opinieleiders binnen hun gemeenschap.
  3. Early Majority (Vroege Meerderheid): Deze groep adopteert de innovatie na een langere tijd. Ze zijn meestal niet de eersten, maar wel sneller dan de gemiddelde persoon.
  4. Late Majority (Late Meerderheid): Deze groep is sceptisch en zal de innovatie pas aannemen nadat een groot deel van de gemeenschap deze al heeft aangenomen.
  5. Laggards (Achterblijvers): Deze groep is de laatste die de innovatie adopteert, vaak uit wantrouwen of door een gebrek aan middelen of kennis.
36
Q

Factoren die de Adoptie Beïnvloeden volgens De Diffusion of Innovation Theory:

A
  1. Relatieve Voordeel: De mate waarin de innovatie als beter wordt gezien dan het idee dat het vervangt.
  2. Compatibiliteit: Hoe goed de innovatie past bij de bestaande waarden, ervaringen en behoeften van de potentiële adoptanten.
  3. Complexiteit: De mate van moeilijkheid waarmee de innovatie begrepen en gebruikt kan worden.
  4. Trialability (Uitprobeerbaarheid): De mate waarin een innovatie kan worden uitgeprobeerd op beperkte basis.
  5. Observability (Observeerbaarheid): De mate waarin de resultaten van de innovatie zichtbaar zijn voor anderen.
37
Q

Welke problemen signaleert Pharos?

A
  • 1 miljoen mensen met geen of weinig digitale vaardigheden
  • 2,5 miljoen laaggeletterden
  • 3,8 miljoen mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden.
38
Q

Gezondheidsvaardigheden

A

Vaardigheden die nodig zijn om goed met kwesties op het gebied van gezondheid en ziekte om te gaan en er beslissingen over te kunnen nemen, zoals het goed kunnen vinden, begrijpen en toepassen van gezondheidsinformatie. Sommige definities leggen de nadruk op functionele competenties (lezen, schrijven, rekenen) of op cognitieve aspecten van informatieverwerking (begrijpen, beoordelen). Andere zijn breder en maken tevens een koppeling met de motivatie, en met het zelfvertrouwen en de sociale vaardigheden die nodig zijn om een actieve rol in de eigen gezondheid te spelen.

39
Q

Digitale vaardigheden:

A

Het kunnen omgaan met ICT en ICT-toepassingen (instrumentele vaardigheden); het kunnen zoeken en selecteren van informatie (structurele vaardigheden); het verwerken en integreren van informatie (strategische vaardigheden).

40
Q

Taalvaardigheid:

A

Het vlot kunnen gebruiken van taal (lezen en schrijven). Met name laaggeletterdheid kan een probleem zijn voor het gebruik van eHealth-toepassingen omdat deze vaak op tekst zijn gebaseerd. Laaggeletterden hebben grote moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. Bovendien vinden zij het vaak moeilijk om gezondheidsadviezen te begrijpen, erover te communiceren en deze toe te passen. De meesten van hen hebben dan ook lage gezondheidsvaardigheden.

41
Q

Welke conclusie trekken Western et al. (2021) in hun artikel met betrekking tot de effectiviteit van digitale interventies voor het bevorderen van beweeggedrag onder mensen met een lage sociaal-economische status?

A

Deze digitale interventies zijn wel effectief voor mensen met een hoge sociaal-economische status, maar voor mensen met een lage sociaal-economische status is geen bewijs gevonden dat ze werken. Het aantal gebruikte gedragsveranderingstechnieken had in beide groepen geen invloed op de waargenomen effectiviteit.

Gedragsveranderingstechnieken die in hun algemeenheid als effectief worden beschouwd op basis van eerder onderzoek, zijn niet zonder meer effectief in kwetsbare groepen zoals mensen met een lage sociaal-economische status. Welke gedragsveranderingstechnieken werken voor deze groepen, dient te worden onderzocht.

42
Q

eHealth literacy:

A

het vermogen om gezondheidsinformatie online te zoeken, te vinden, te begrijpen, en te beoordelen en deze informatie te gebruiken om een gezondheidsprobleem aan te pakken of op te lossen.

43
Q

Zeven domeinen van eHealth literacy:

A
  1. Het gebruiken van technologie om gezondheidsinformatie te verwerken
  2. Het begrijpen van gezondheidsconcepten en taal
  3. Vermogen om actief digitale diensten te gebruiken
  4. Zich veilig en in controle voelen
  5. Gemotiveerd zijn om digitale diensten te gebruiken
  6. Toegang tot digitale diensten
  7. Digitale diensten die aangepast zijn aan individuele behoeften
44
Q

Welke strategieën noemen Arsenijevic et al. (2020) om adherentie onder kwetsbare groepen te verhogen?

A
  • Stel de gebruiker en diens behoeften centraal al bij het ontwerp/de ontwikkeling van de app.
  • Zorg voor een multimediale inhoud waarbij het accent niet alleen ligt op begrijpelijke informatie en een goede informatieoverdracht, maar ook op het actief verwerken van informatie en op het aanleren van concreet gedrag.
  • Zorg dat eindgebruikers contact kunnen hebben met de zorgverlener.
  • Zorg voor op elkaar aansluitende eHealth-toepassingen die interoperabel zijn, waardoor de eindgebruiker de mogelijkheid heeft om meerdere toepassingen te gebruiken.
  • Ontwerp inclusieve toepassingen die dus voor iedereen geschikt zijn ongeacht opleidingsniveau, digitale vaardigheden, geletterdheid et cetera.

De auteurs tekenen aan dat zij hun aanbevelingen overwegend baseren op cross-sectioneel onderzoek, dus met eenmalige metingen. Met dit type onderzoek kunnen geen causale verbanden worden aangetoond.

45
Q

Welke aspecten voegen Latulippe et al. (2017) daar nog aan toe met als uiteindelijk doel het verkleinen van de sociaal-economische gezondheidsverschillen?

A
  • Zorg voor een goede fysieke toegankelijkheid van apparaten voor toegang tot de applicaties (bijv. in bibliotheken en wijkcentra) en voor goede internetaansluiting.
  • Houd er rekening mee dat kwetsbare groepen overwegend mobiele apparaten gebruiken.
  • Combineer de digitale toepassingen met offline informatie en ondersteuning (bijv. schriftelijk, face-to-face).
  • Zorg dat de gebruikers voldoende digitaal vaardig zijn, en in staat zijn om de kwaliteit van op internet aangeboden gezondheidsinformatie te beoordelen.
  • Houd rekening met het niveau van geletterdheid en bied audio-ondersteuning.
  • Stem wervingsstrategieën, informatie-inhoud en context af op culturele kenmerken van de doelgroep.
  • Betrek de doelgroep bij de ontwikkeling van de app, maar zorg daarbinnen wel voor een heterogene groep die representatief is voor de doelgroep.
46
Q

Voor een goede toegankelijkheid moet de eHealth-toepassing gebruikt kunnen worden zowel door mensen met een beperking als door mensen zonder beperking met hetzelfde doel, effectiviteit, tijdsinvestering en inspanning. Welke aspecten zijn belangrijk?

A
  • Waarneembaar (perceivable): alle informatie en alle componenten van de gebruikersinterface moeten waarneembaar zijn door de gebruiker.
  • Bedienbaar (operable user interface and navigation): alle componenten van de gebruikersinterface en de navigatie moeten bedienbaar zijn door de gebruiker.
  • Begrijpelijk (understandable information and user interface): alle informatie en het gebruik van de interface moeten begrijpelijk zijn voor de gebruiker.
  • Robuust (robust content en reliable interpretation): content moet voldoende robuust zijn om betrouwbaar geïnterpreteerd te kunnen worden door uiteenlopende soorten gebruikers (user agents), met inbegrip van technische hulpmiddelen (assistive technologies).
47
Q

Zeven kenmerken van de competente online hulpverlener

A
  1. Schriftelijke taalvaardigheid
  2. ICT-vaardigheden
  3. Kennis van mogelijkheden en
  4. Neutrale of positieve grondhouding ten aanzien van online hulpverlening
  5. Online communicatievaardigheden
  6. Kan invulling geven aan veranderende regie
  7. Kan omgaan met transparantie