Thema 3.2 Flashcards
hoofdstuk 6
expliciet geheugen
Geheugen met bewuste herinneringen die doelbewust kunnen worden opgehaald
Impliciet geheugen
Geheugen met herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn
crossmodale perceptie
Het vermogen om een stimulus die op een eerder tijdstip slechts via een zintuig is ervaren later door middel van een ander zintuig te identificeren
fonologie
heeft betrekking op de basisklanken van een taal, fonemen heten die. als een letter in 1 woord anders wordt uitgesproken dan in een ander woord zijn dat 2 fonemen
Morfemen
dit zijn de kleinste betekeniseenheden in een taal, kunnen kleine woorden zijn of een s voor meervoud bijvoorbeeld
semantiek
het geheel van regels die de betekenis van woorden en zinnen bepalen
telegramstijl
manier van praten waarbij woorden weggelaten worden die niet cruciaal zijn voor de boodschap. ‘ik hond tekenen’
onderextensie
de gewoonte om woorden te beperkt te gebruiken. Bijvoorbeeld 1 specifieke deken deken noemen en andere dekens niet
overextensie
de gewoonte om woorden te algemeen te gebruiken, waardoor de betekenis ervan te veel gegeneraliseerd wordt
referentiele stijl
spreekstijl waarbij taal vooral wordt gebruikt om objecten te benoemen
expressieve stijl
spreekstijl waarbij taal primair wordt gebruikt om gevoelens en behoeftes uit te drukken
nativistische benadering
de visie dat er een genetisch bepaald, aangeboren mechanisme bestaat dat de ontwikkeling van taal aanstuurt