thema 3 sociale gezondheid-omgevingsinvloeden binnen sociale settings Flashcards
sociale gezondheid, omgevingsinvloeden binnen sociale settings
Beide theorieën laten ook zien dat verandering van gedrag lastig is en dat we als gezondheidspsycholoog deze beperkingen moeten erkennen en accepteren dat verandering van individueel gedrag altijd gebeurt in een sociale context. Stoppen met roken is lastiger als iemand een partner heeft die rookt of regelmatig uitgaat met een vriendengroep die grotendeels bestaat uit rokers.
Dit thema behandelt sociale gezondheid vanuit twee theoretische invalshoeken: de zelfdeterminatietheorie (SDT) en de social identity approach. In de eerste studietaak gaan we verder in op sociale gezondheid en wat we in deze cursus daaronder verstaan. In de tweede studietaak gaan we dieper in op SDT en in studietaak 3.3 op de social identity appraoch, beiden in relatie tot gezondheidsgedrag.
thema 3 relatie individu en sociale omgeving
3e ring mindmap sociale settings: SES bonds roles norms identity communities
sociale gezondheid
Sociale gezondheid omvat in deze cursus onze mentale en fysieke gezondheid in relatie tot de sociale context. Daarbij kijken we naar de mate waarin onze sociale omgeving ons stimuleert tot gezonde keuzes en ons ondersteunt om gezond gedrag vol te houden.
Deze studietaak geeft een korte introductie in twee theoretische invalshoeken die bruikbaar zijn om keuzes in gezondheidsgedrag en het volhouden van gezondgedrag beter te kunnen begrijpen. Inzicht in de sociale context waarin mensen zich begeven en de sociale mechanismen die het gezondheidsgedrag beinvloeden geeft gezondheidspsychologen een theoretisch kader om mensen te motiveren tot gedragsverandering en gedragsbehoud. Het maakt ook helder wat beperkingen zijn bij verandering in gezondheidsgedrag en verschillen tussen mensen om te kiezen voor gezond gedrag.
a. Leg op basis van de samengestelde paper uit wat wordt bedoeld met autonomie, competentie en verbondenheid (de basisbehoeften uit de zelfdeterminatietheorie). Leg ook uit hoe deze factoren volhardendheid en gedragsbehoud stimuleren.
b. Maak duidelijk met welke methode een gezondheidspsycholoog cliënten kan helpen meer intrinsieke keuzes te maken om hun leefstijl te verbeteren.
c. Wat kan de gezondheidspsycholoog bijdragen aan het bevorderen van een autonome gedragsverandering, verhogen van competentie en versterken van de verbondenheid? Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat een gezondheidspsycholoog die autonomie van de cliënt steunt en respecteert .
a. Autonomie wordt omschreven als het gevoel dat je eigenaar bent van je eigen gedragskeuzes. Competentie wordt omschreven als het gevoel hebben in staat te zijn om een bepaalde uitkomst te bereiken en het gewenste gedrag uit te voeren. Verbondenheid wordt omschreven als door anderen gerespecteerd en begrepen worden en voor anderen zorgen. Deze factoren leiden tot het volhouden van het gezondheidsgedrag. Iemand die autonoom tot een bepaalde keuze komt is meer intrinsiek gemotiveerd. Een persoon die zich meer competent voelt om het gewenste gedrag uit te voeren (dit hangt nauw samen met eigen effectiviteit) kan in moeilijke situaties naar oplossingen zoeken en toch volharden in het gedrag. Verbondenheid zorgt ervoor dat iemand zich gesteund voelt door de omgeving om het gedrag uit te voeren.
b. Motiverende gespreksvoering (MG) is een gidsende manier van gedragsverandering waarbij samen met de cliënt wordt gezocht naar de gedragsverandering waar de cliënt intrinsiek voor is gemotiveerd. Ook wordt de cliënt zich meer bewust van zijn sterke kanten (competentie), wat helpt om meer vertrouwen te krijgen in het kunnen veranderen.
c. Motiverende gespreksvoering toepassen, vaardigheden aanleren om de competentie te versterken, gebruikmaken van de sociale omgeving van de cliënt om het gewenste gedrag te ondersteunen. Versterken van vertrouwen en gevoel van verbondenheid is belangrijk binnen MG. De hulpverlener-cliëntrelatie staat centraal in de eerste sessies van MG. De cliënt moet het vertrouwen krijgen dat de gezondheidspsycholoog de autonomie van de cliënt respecteert. Deze gedragskeuze kan afwijken van wat volgens de gezondheidspsycholoog de meest optimale keuze kan zijn voor de fysieke gezondheid van de cliënt.
Gevolgen van Zelf determinanten theorie (STD) volgens studies, positieve samenhang met:
-verbetering van de mentale gezondheid mindere depressieve klachten, angstklachten en een hogere kwaliteit van leven
-gezondheidsbevorderende factoren en verbetering fysieke gezondheid(bijvoorbeeld meer bewegen, gezondere voeding, niet roken, etc.)
Het versterken van competenties kan door mensen meer bewust te maken van hun capaciteiten. Bijvoorbeeld: mensen die graag meer willen gaan bewegen maar merken dat het niet lukt om drie keer per week te sporten, kunnen worden geholpen door te zoeken naar een vorm van meer bewegen die meer bij hen past (waarvoor ze meer autonoom zijn gemotiveerd). Het helpt als de hulpverlener samen met de cliënt onderzoekt wat hij/zij wel graag doet, zoals tuinieren, wandelen, de trap nemen in plaats van de lift.
Dan zal blijken dat veel activiteiten wel in te plannen zijn in het drukke schema en dat vergelijkbare activiteiten meer aansluiten bij de aanwezige motivatie en competenties van de cliënt. Verbondenheid is belangrijk om het vertrouwen tussen hulpverlener en cliënt te versterken. Sociale verbondenheid is ook belangrijk om steun te zoeken bij moeilijke momenten.
Verbondenheid leidt tot meer gezondheid. Leg uit op basis van twee mechanismen sociale verbondenhied de gezondheid van mensen kan bevorderen. Leg ook uit hoe sociale verbondenheid kan leiden tot gezonde gedragskeuzes.
- Interactie met vrienden en familie op een manier die voldoening geeft behoort tot onze basisbehoefte (zie zelfdeterminatietheorie), wat betekent dat we intrinsiek gemotiveerd zijn om moeite en tijd te investeren in sociale relaties.
- Door een hoge mate van sociale verbondenheid met een bepaalde groep, kunnen bepaalde normen en waarden of gedragskeuzes gaan behoren tot onze persoonlijke identiteit. Volgens Jetten et al. kunnen onderzoekers de vraag stellen: is de relatie, groep of rol belangrijk om te definieren wie jij bent? Als op deze vraag het antwoord ‘ja’ is, dan heeft de sociale verbondenheid de kracht om ons gezondheidsgedrag te voorspellen of te beïnvloeden.
Leg uit op basis van de tekst hoe de sociale verbondenheid met een groep een gezonde leefstijl in de weg kan staan. Maak ook duidelijk welke invloed pesten heeft op de sociale verbondenheid met de groep.
Box 1: Bepaalde ongezonde gedragingingen kunnen binnen een groep, zoals een gezin, familie, of buurt, veel waarde hebben waardoor verandering van het ongezonde gedrag lastig wordt. Als opgeven van het ongezonde gedrag betekent dat er een einde komt aan een wekelijks ritueel om samen met elkaar af te spreken, bij elkaar te zijn, tijd met elkaar door te brengen en voor elkaar te zorgen, dan is dit gedrag onderdeel van een brede sociale context met zoveel extra betekenis en waarde dat dit gedrag zich moeilijk laat veranderen.
Box 2: Jongeren gaan mogelijk vooral met elkaar en in de pauze op school naar de supermarkt om ongezonde snacks en drinken te kopen. De acceptatie in de groep om te snacken tijdens de pauze is erg hoog. Jongeren weten dat ouders en leerkrachten dit gedrag afkeuren. Het kopen van snacks is onderdeel van de identiteit van de groep. Eén adolescent alleen zal dit gedrag niet snel opgeven omdat het bij de groep horen en met de groep meedoen belangrijk is.
Welke twee kerncomponenten horen bij Salutogenesis van Aeron Antonovsky?
In staat zijn om ‘problemen op te lossen’ en ‘de capaciteit om gebruik te maken van de aanwezige bronnen’. Het oplossen van problemen betekent het leren omgaan met uitdagingen en je leren aan te passen aan vernieuwde omstandigheden. Bronnen kunnen sportvoorzieningen zijn, een groene omgeving, een supermarkt in de buurt die voldoende groente en fruit verkoopt, een sociale omgeving die ondersteuning biedt, enzovoort.
Hoe komt het dat lagere inkomensgroepen zich niet aangesproken voelen door de healty lifestyle beweging? Leg dit uit door de relatie uit te leggen tussen observeren van rolmodellen, identificatie en gezondheidsgedrag
Observeren van rolmodellen kan zorgen voor identificatie met een rolmodel hetgeen leidt tot verandering van het gezondheidsgedrag overeenkomstig met het rolmodel. Identificatie is in deze de moderator. Dus alleen voor de mensen die zich identificeren met het rolmodel is de relatie tussen observatie en gedrag sterk.
Hoe komt het volgens Emely de Vet dat de gezondheidsvoorlichting juist heeft bijgedragen aan het vergroten van de kloof tussen lage SES en hogere SES groepen in de samenleving?
In de gezondheidsvoorlichting wordt veel gebruik gemaakt van geschreven materialen als folders, websites, boeken, etc. Dat spreekt vooral de hogere inkomensgroepen aan en sluit minder goed aan bij mensen uit lagere SES groepen. Ook omdat laag geletterdheid in deze groepen een belangrijke rol speelt. Andere methodes voor gedragsverandering zouden ingezet moeten worden (zoals nudging) om de lagere SES groepen te bereiken.
Hieronder staat een aantal fragmenten van een gesprek tussen een gezondheidspsycholoog en een cliënt. De cliënt rookt en is door de huisarts doorgestuurd naar een gezondheidspsycholoog voor de ondersteuning bij het stoppen met roken. Bij welke van deze uitspraken is sprake van een gezondheidspsycholoog die de autonomie van de cliënt respecteert?
Geef ook een korte uitleg waarbij u kijkt in hoeverre wordt aangesloten bij de drie kerncomponenten van SDT (autonomie, competentie en verbondenheid).
Hoe zou u de uitspraken willen typeren waarbij volgens u de autonomie van de cliënt niet of minder sterk wordt gerespecteerd?
1U moet het zelf weten, het is uw gezondheid en uw lichaam, maar het is niet verstandig zo door te gaan met roken.
2Wat u zegt is dat stoppen met roken voor u op dit moment te moeilijk is, klopt dat?
3Wat is haalbaar voor u op dit moment?
4Mijn advies zou zijn om binnen nu en een maand na te denken over stoppen.
5Uw conditie is sterk achteruitgegaan. Stoppen met roken is voor u van levensbelang.
6U geeft aan dat u misschien wel zou willen stoppen als u voldoende ondersteuning zou krijgen. Wie roken er in uw directe omgeving?
De autonomie van de cliënt wordt het meest gerespecteert bij de uitspraken 2,3 en 6. De gezondheidspsycholoog luistert naar de cliënt en probeert samen met de cliënt de meest optimale gedragsverandering te realiseren door te kijken naar de aanwezige competenties (2 en 3) en naar de sociale steun (6).
Bij de uitspraken 1, 4 en 5 probeert de gezondheidspsycholoog met argumenten te overtuigen. De gezondheidspsycholoog geeft adviezen zonder zich verder te verdiepen in de cliënt.
controlled motivation
komt tot stand als iemand wordt verleid, gedwongen of onder druk wordt gezet om bepaald gedrag uit te voeren. Dit wordt gedaan door het voorkomen van negatieve consequenties of door hoge beloningen, carrot on a stick
VB Controlled motivation kan worden toegepast door iemand ervan te overtuigen dat meer bewegen leidt tot een betere gezondheid en door aan te geven wat de risico’s zijn van een ongezonde leefstijl met weinig bewegen.
Autonomous motivation
komt voort uit persoonlijke interesse of plezier of omdat het gedrag overeenkomt met bepaalde overtuigingen/waarden die voor een persoon leidend zijn bij het maken van keuzes. Bijvoorbeeld het spelen van een tweejarige.
VB: autonomous motivation kan worden gebruikt door via motiverende gespreksvoering te zoeken naar de intrinsieke motivatie van iemand: wat zou iemand graag willen, hoe denkt hij dit te kunnen bereiken wat weerhoudt iemand ervan om het gedrag daadwerkelijk uit te voeren. (perspectief, keuze, ontdekken, initiatief
betekenis)
Leidt tot:
creativiteit
probleemoplossing
prestatie
positieve emoties
psychologische en lichamelijke wellness
Verhoogde creativiteit leidt tot een sterker probleemoplossend vermogen. Dit is belangrijk bij toekomstige problemen die iemand ervan weerhouden om het gewenste gedrag vol te houden!!!!!
In de samengestelde paper hebt u kunnen lezen dat mensen van een lage SES (sociaal-economische status)-groep zich vaak wel realiseren dat zij een lagere status hebben in de maatschappij. Zij realiseren zich ook vaak dat hun leefstijl ongezonder is en dat zij met hun leefwijze afwijken van groepen uit hogere SES. Als het lastig is om op te klimmen op de (financiële) ladder, zorgen mensen ervoor dat de sociale identificatie met de lage-statusgroep voor hen toch positief kan zijn.
a. Hoe doen zij dat?
b. Wat kunt u doen met deze kennis als u toch graag de leefstijl van deze groep zou willen verbeteren?
a. Zij vergelijken de sociale groep waartoe zij behoren op andere dimensies zoals zorgzaamheid, verbondenheid en betrokkenheid bij elkaar. Roken, minder bewegen en ongezonder eten zijn niet echt de onderwerpen waarmee zij zichzelf sterk identificeren.
b. Gezondheidspsychologen zouden gebruik kunnen maken van een rolmodel uit de groep zelf. Iemand uit de wijk die een groot deel van de bewoners goed kent en die door hen wordt gerespecteerd.
Ook is het effectiever om mensen uit de doelgroep zelf te laten kiezen hoe zij hun gezondheid kunnen verbeteren. Het is dan belangrijk aan te sluiten bij onderwerpen en waarden die voor hen belangrijk zijn. Een community benadering of wijkgerichte aanpak sluit aan bij deze visie.
motivatie
energie voor actie
kwaliteit belangrijker dan kwantiteit bij het gedrag dit wordt niet beinvloedt door de hoeveelheid aan motivatie.
Deci 5 factoren autonomy support
Deci noemt de volgende factoren voor het autonomy support:
1Kies het perspectief van de cliënt.
2Geef de cliënt de mogelijkheid om zelf keuzes te maken.
3Geef de cliënt de gelegenheid om te ontdekken of de gedragsverandering past en wenselijk is.
4Houd het intitiatief van de gedragsverandering (het moment, de invulling, mogelijkheid om te veranderen) bij de cliënt.
5Geef aan wat het belang is van de verandering voor de cliënt.
Voor de gezondheidspsycholoog betekent dit dat de hulpverlener exploreert samen met de cliënt waarvoor hij/zij gemotiveerd is (1), die keuze kan afwijken van het ideaal of de algemeen geldende norm voor beweeggedrag: de cliënt kiest zelf (2), door het gedrag uit te voeren zal blijken waar en wanneer er moeilijkheden zijn (3), de cliënt bepaalt het juiste moment om te starten, maar ook de frequentie (4), de hulpverlener geeft aan en laat de cliënt benoemen wat de voor- en nadelen zijn van het gedrag en hoe belangrijk de client het slagen van de gedragsverandering vindt (5).
De hulpverlener is volgens SDT ondersteunend bij het zoeken naar en het uitvoeren en volhouden van de gedragsverandering. De hulpverlener moedigt de cliënt aan om concrete stappen te zetten naar meer bewegen en om oplossingen te bedenken voor mogelijke problemen. Dat kun je labelen als social support.