thema 3 (doelstellingen) Flashcards
signaal in spieren
om het myofibril ligt het sacrommer waar dan weer de t-tubuli omheen ligt. zo worden de spieren aangestuurd door signalen langs de t-tubuli te sturen waarna het sacromeer calcium vrij kan laten.
alfa motorneuronen
wanneer een spierspoeltje spanning ervaart geeft deze een signaal aan het ruggenmerg. dit signaal wordt doorgegeven via afla motorneuronen en dit zorgt voor contractie van de spier waar het spoeltje inzit
gamma motorneuronen
zorgt na samentrekking spier, waardoor het spierspoeltje slap komt te liggen, dat het spierspoeltje gaat samen trekken en zo weer op spanning komt te staan.
neuromusculaire overgang (synaps)
geeft altijd een exciterende effect, vindt depolarisatie plaats. hiervoor wordt altijd acethycholine gebruikt en hebt je dus nicotine cholinerge receptoren. (ionotroop , lijkt op ion kanaal)
ionotroop
het lijkt op een ionkanaal. wanneer een neurotransmitter bindt gaar er een ion kanaal open waardoor ionen de cel in kunnen en depolarisatie plaatsvindt
metabotroop
Dit is g-eiwit gekoppeld. nu moeten er eerst allemaal reacties plaatsvinden voordat een ionkanaal open kan gaan
hyperkalemie
meer kalium buiten de cel waardoor het rustpotentiaal positiever is. hierdoor bereik je sneller de drempelwaarde.
hypokalemie
minder kalium buiten de cel hierdoor is het rustpotentiaal negatiever en zal je minder snel de drempelwaarde bereiken
acetylcholine-esterase
breekt acetylcholine af
optreden reactie in skeletspier
het actiepotentiaal gaat via de t-tubuli naar het SR waar de calcium opgeslagen ligt. de DHP receptor reageert op de spanningsverandering en zorgt voor dat calcium vrijkomt (voltage induced calcum release). hierna volgt een latente periode (vertraging tussen actiepotentiaal en spiercontractie). daarna zal de daadwerkelijke spiercontractie plaatsvinden.
er komt elke keer even veel calcium vrij per contractie
wat gebeurt er als de calcium vrijkomt
dan zorgt troponine ervoor dat tropomyosine zijn plek verlaat. hierdoor is er een lege bindigsplekop actine. troponine bestaat uit 3 subunits. C kan de calcium binden waardoor er een conformatieverandering optreedt. Door deze verandering zal troponine I van zijn plek af gaan en hierdoor zal troponine T zijn plek verlaten. troponine T kan dan tropomyosine binden waardoor die plek vrijkomt op actine. op de lege plek bindt dan myosine wat zorgt voor een powerstroke (contractie). om de contractie te laten plaatsvinden heb je ATP en myosine ATPase nodig. normaal zit er atp gebonden aan de myosine maar doordt deze aan actine bindt splits de ATPase en fosfaat af. (er blijft ADP aan de myosine zitten). myosine laat actine pas weer los bij het binden van een nieuwe ATP. myosine ATPase heb je in meerder isovormen waardoor er een snelelre en minder stelle ontspanning kan plaatsvinden.
type 1 spiervezels
Duratie contractie is lang
o Langzame myosine ATPase –> lage snelheid opbouw contractiekracht
o Ca2+ ATPase activiteit in SR is laag –> langzame relaxatie
- Heeft te maken met hoe snel calcium teruggehaald wordt naar SR
o Niet snel vermoeid –> gebruik bij houding
o Oxidatief, aeroob
o Hoge doorbloeding
Type 2A spiervezel
duratie contractie is kort
o Snelle myosine ATPase –> snelle opbouw contractiekracht
o Ca2+ ATPase activiteit in SR is snel
o Langzaam vermoeid –> staan en lopen
o Glycolytisch, wordt steeds oxidatiever met conditietraining
o Medium doorbloeding
Type 2B
duratie contractie is kort
kleur is wit
o Snelle myosine ATPase –> snelle opbouw contractiekracht
o Ca2+ ATPase activiteit in SR is snel
o Snel vermoeid –> korte inspanning
o Glycolytisch, meer anaeroob dan type 2A
o Lage doorbloeding
4 manieren voor vergroten contractiekracht
- Vezeleigenschappen –> vezels met grotere diameter (meer filamenten). = Dit kun je trainen
- Rekrutering van motor units (snel werkend)
- (rustlengte)
- Frequentie waarmee de spiervezel geprikkeld kan worden (summatie) (snel)