Thema 1 (hoorcolleges) Flashcards
axiaal skelet
bestaat uit somieten die uiteindelijk wervels gaan vormen
appendiculair skelet
zijn de extremiteiten, ontstaan uit laterale plaat mesoderm
ontstaan wervelkolom
je hebt sclerotome hieruit ontstaat een wervel en het spierweefsel van die wervel. de sclerotoom splitst in caudaal en craniaal deel waarna die gaan fuseren met een ander caudaal/craniaal deel boven of onder zich. de spieren hechten dan aan op de wervels waardoor hier een overbrugging hebt van de tussenwervel ruimte. craniale deel wordt wervellichaam en caudale deel wordt wervelboog.
rugstrekkers
spieren aan de dorsale zijnde van de ruggenwervels
=epaxiale spieren
rugbuigers
spieren aan de ventrale zijde van de ruggenwervels
= hypaxiale spieren
bevat ook de buikspieren
synoviale gewrichten
knie, elleboog, schouder, heup enz. twee botdelen bedekt met hyalien kraakbeen hiertussen zit synovia (gewrichtsvloeistof). dit is een soort bloedfiltraat en kan worden opgenomen en uitgeperst worden door het kraakbeen. zorgt zo ook voor het transport van voedingstoffen naar het kraakbeen. heeft een kapsel om de vloeistof bij het kraakbeen te houden.
fibreuze gewrichten
verbindingen die eigenlijk via bindweefsel een soort benige verbinding krijgt –> schedelnaden
kraakbeen gewrichten
bv. overgang tussen ribben en borstbeen. kunnen beetje bewegen maar niet veel.
menisci
zorgen dat gewrichten beter op elkaar passen en de beweging goed verloopt.
gewrichtsbanden
zorgen dat de gewrichten bewegen
de drie assen in gewrichten
-mediolateraal = flexie/extensie
-craniocaudaal = abductie/adductie
-dorsoventraal = endorotatie/exorotatie
scharnier gewricht
heeft maar 1 as
ei/ zadelgewrichten
kunnen rond 2 assen bewegen. voorbeeld is je pols. het gewricht is hol aan de onderkant en bol aan de bovenkant
kogelgewricht
is een kop en kom gewricht en heeft 3 assen. hier heb je als enige ook geen gewrichtsbanden. deze zorgen er bij andere voor dat er geen onbedoelde bewegingen worden gemaakt. bij een kogelgewricht gebruik je je spieren. daarnaast worden ook collateraal banden, kapsel, constructies en richels gebruikt om onbedoelde bewegingen passief tegen te houden.
moment
moment= kracht * arm
kracht is spierkracht of bodemreactiekracht.
arm is de korste loodrechte afstand tussen krachtlijn en gewricht.
bodemreactiekracht
je hebt zwaartekracht die verdeeld wordt over de vier poten. de bodem waar die poten op staan reageert hier op met de normaalkracht. bij stilstaan is de normaalkracht hetzelfde als de bodemreactie kracht. de bodemreactie kracht is een optelsom van alle krachten van de bodem. wanneer je gaat bewegen dan veranderd deze bodemreactie kracht mee en heeft die verschillende invloeden op verschillende gewrichten van het lichaam afhankelijk van aan welke kant van het gewricht de kracht werkt.
loop acties (hoe begin je met lopen)
vanuit stilstand gaan lopen zijn de eerste spieren die worden aangespand de hamstrings. je begint altijd met contractie van de spieren aan de achterzijde/caudale zijde. dit zijn de broekspieren en de latissimus dorsi. deze zorgen ervoor dat vanuit stilstand en tijdens lopen het lichaam naar voren beweegt. en ze geven de spierkracht om de beweging te initeren
afzetkracht
deze krijg je door de horizontale en verticale kracht op te tellen
formule spanning
omega= F/A (nm-2)
F= trekkracht
A=oppervlakte doorsnede staaf
formule rek (strain)
E= Delta L/L (dimensieloos)
hysterese
het vrijkomen van warmte bij het in vorm komen na vervorming.
viscoelasticiteit
materiaal rekt uit en gaat na een bepaalde tijd afhankelijk van de viscositeit weer terug in vorm.
deformatie
niet meer terug kunnen naar de oorspronkelijke vorm
hoeveel kunnen pezen uitrekken?
tot 5% voor het opvangen van klappen