thema 3 Flashcards

1
Q

een bedrijf functioneert anticyclisch wanneer…

A

het bij laag conjunctuur meer en bij hoog conjunctuur minder doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

conjunctuur

A

economische schommelingen op korte termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

laag conjunctuur

A

veel economische schommelingen (het gaat slechter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoog conjunctuur

A

weinig economische schommelingen (het gaat beter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

koopkracht

A

hoeveel goederen en diensten een huishouden kan kopen met besteedbaar inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarden

A

fundamentele overtuigingen of principes die als belangrijk en wenselijk worden beschouwd in een samenleving. Het zijn bredere ideeën over wat als goed, juist, waardevol of belangrijk wordt beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

normen

A

de specifieke gedragsregels die voortkomen uit waarden. Ze zijn meer concreet en specifiek en geven aan hoe mensen zich moeten gedragen in bepaalde situaties. Normen zijn als richtlijnen voor acceptabel gedrag binnen een samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeelden verwachtingsindicatoren

A
  • consumentenvertrouwen
  • producentenvertrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorbeelden economische indicatoren

A
  • bbp
  • industriële productie
  • uitvoer
  • investeringen
  • consumptie
  • prijzen koopwoningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorbeelden arbeidsmarkt indicatoren

A
  • gewerkte uren
  • omzet uitzendbranche
  • werkloosheid
  • vacaturen
  • faillissementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het verband tussen verwachtingsindicatoren, economische indicatoren en arbeidsmarkt indicatoren

A

Verwachtingsindicatoren lopen vooruit op economische factoren. Als het vertrouwen van producenten en consumenten in de economie toeneemt, nemen na verloop van tijd de bestedingen in de productie toe.
De economische indicatoren lopen op hun beurt vooruit op de arbeidsmarktindicatoren.
Een productietoename zal na verloop van tijd leidt tot meer inzet van uitzendkrachten en aanname van eigen personeel waardoor de werkeloosheid afneemt. In hoogconjunctuur gaan ook minder bedrijven failliet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

lineaire economie definitie

A

In een lineaire economie worden grondstoffen gewonnen om er vervolgens producten van te maken die na gebruik als afval worden verbrand of gestort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

circulaire economie

A

Circulaire economie is een model van productie en consumptie, waarbij bestaande materialen en producten zo lang mogelijk worden gedeeld, verhuurd, hergebruikt, hersteld, opgeknapt en gerecycleerd om meer waarde te creëren. Op deze manier wordt de levenscyclus van producten uitgebreid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

deeleconomie

A

gebruik van middelen belangrijker dan bezit. denk aan swapfiets, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenniseconomie

A

concurreren op basis van kennis en nieuwe oplossing en niet op bijvoorbeeld lage lonen. arbeid wordt niet zozeer gezien als een kostenpost, maar als essentiële investering die kan leiden tot innovatie en productiviteitsgroei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

netwerkeconomie

A

informatietechnologie is de dominante kracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wervingsgebied

A

de radius waarbinnen bedrijven producten, diensten of mensen binnen bepaalde tijd kan werven.

18
Q

Voorbeelden van technologische ontwikkelingen

A
  • Kunstmatige intelligentie:Met kunstmatige - intelligentie wordt het denkvermogen van
  • de mens nagemaakt
  • Zelfrijdende auto’s
  • Drones
  • Robots
  • Virtualreality
  • Blockchain:Blockchain iseen nieuw soort
  • database, waarin transacties opgeslagen kunnen worden.
  • Bitcoin
  • Energie
19
Q

Wat is de betekenis van technologie?

A

Technologie kan worden opgevat als ‘de wetenschap van techniek’ en is gericht op een specifiek doel. Het wordt geassocieerd met het produceren van nieuwe, innovatieve dingen, waarbij kennis uit verschillende wetenschappen wordt gebruikt.

20
Q

Techne

A

vakmanschap: heel goed zijn in een beroep

21
Q

logia

A

theorie: nadenken over een bepaald onderwerp

22
Q

hightech technologie

A

bouwt voort op eerdere ontdekkingen.

23
Q

low tech

A

bouwt niet voort op eerdere ontdekkingen. is een originele uitvinding.

24
Q

moderne technologie

A

“vordert” haar omgeving op en beïnvloedt de samenleving, organisaties, processen en individuen.

25
Q

Technologische factoren

A

Smart building (‘slimgebouw’)​
Verzamelenenanalyserenvan big data​
Vanfysiekeservicebalienaarselfservicetoepassingen​
Robotisering​
Gamification (beïnvloedengebruikersgedrag)​

26
Q

betekenis technologische factoren

A

Nieuwe, innovatieve digitale toepassingen rond communicatie en informatie

27
Q

robotisering

A

het proces waarbij steeds meer werkzaamheden worden uitgevoerd door robots

28
Q

gamification

A

alle online én offline activiteiten waaraan game-elementen zijn toegevoegd om gedragsverandering te stimuleren. betreft alle toepassingen van game-denken en game-technieken in een non-game context.

29
Q

meest relevante technologiën komende 5 jaar

A
  1. big data
  2. internet of things
  3. cloud computing
  4. kunstmatige intelligentie
  5. augmented en virtual reality
30
Q

wat willen facilitaire organisaties bereiken met technologie

A
  1. gebruikersbeleving verbeteren
  2. efficiënter ruimtegebruik
  3. bieden van een kwalitatief betere werkplek
  4. kostenbesparing op lange termijn
  5. bijdragen aan prettige werkomgeving
31
Q

platformeconomie

A

Een platformeconomie is een economisch systeem waarin activiteiten zoals het kopen, verkopen en uitwisselen van goederen en diensten voornamelijk plaatsvinden via digitale platforms, die fungeren als tussenpersonen tussen aanbieders en afnemers.
Deze platforms brengen vraag en aanbod bij elkaar en vergemakkelijken transacties, vaak tegen een vergoeding of commissie.

32
Q

Wat zijn mogelijke negatieve gevolgen van algoritmisch management?

A
  • Gebrek aan menselijke beoordeling
  • Verlies van menselijk contact en empathie
  • Weerstand en gebrek aan vertrouwen
  • Gebrek aan transparantie en
  • verantwoordelijkheid
  • Toenemende ongelijkheid
33
Q

mogelijke positieve gevolgen van algoritmisch management

A
  • Efficiëntie
  • Objectiviteit
  • Data-driven besluitvorming
  • Schaalbaarheid
  • Verbeterde prestaties en productiviteit:.
  • Persoonlijke ontwikkeling en feedback
34
Q

Koppeling naar FMIS systemen en data analisten begrip

A

We kunnen met behulp van sensoren, software, allerlei technieken steeds meer meten waardoor er gegevens beschikbaar komt. Maar… wat zegt dat nu?
Ook de technieken van gegevens vertalen naar informatie ontwikkelt zich steeds verder.

35
Q

doeleind meten

A

meten = weten: afstemmen vraag en aanbod

36
Q

informatie definitie

A

gegevens of is materiaal dat gebruikt wordt om een bepaald gebrek aan kennis aan te vullen. Informatie dient voornamelijk interpreteerbaar te zijn. Op die manier kan informatie worden omgezet in kennis.

37
Q

interface

A

is een schakel tussen twee systemen (of tussen systeem en mens/organisatie), wanneer je meerdere informatiesystemen (bijv. FMIS en GBS) aan elkaar wilt koppelen.
Data analyticus is van belang als je uit bedrijfs-, facilitaire- en gebouwinformatiesystemen ook daadwerkelijk sturingsinformatie wilt halen.

38
Q

negenvlaksmodel

A

Het model plaatst de vraag naar het middel informatievoorziening centraal. De aanbodkant bevind zich in de rechterkolom. Alle overige aspecten zoals resultaten, mensen en middelen (exclusief informatie) zijn in de linkerkolom afgebeeld. Op dezelfde wijze kunnen we ook ‘modellen’ maken voor facilitaire voorzieningen.

39
Q

welke drie besturingsdomeinen onderscheidt het negenvlaksmodel

A
  • bedrijfsvoering (bedrijfsdomein)
  • informatie & communicatie voorziening (informatie domein)
  • informatie & communicatie technologie (ict domein)
40
Q

Bedrijfsvoering (Bedrijfsdomein)

A

In dit domein bevindt zich de reguliere bedrijfsvoering met al haar facetten, zoals mensen, middelen, processen etc.

41
Q
A