Thema 2: Het begin van het leven Flashcards
Gameten
de geslachtscellen van de moeder en vader die samen een nieuwe cel vormen tijdens de bevruchting
DNA
substantie waaruit genen bestaan (deoxyribonucleic acid)
Recessieve eigenschap
Komt alleen tot uiting als er 2 recessieve eigenschappen aanwezig zijn
polygenische overerving
Combinatie van meerdere genenparen zijn verantwoordelijk voor de productie van een specifieke eigenschap
Epigenetica
Studie naar de invloed van omgevingsfactoren op de uiting van genen en ontwikkeling over generaties heen.
Fragiele-X-syndroom
Milde tot matige verstandelijke beperking
Sikkelcelanemie
Bloedaandoening (afwijkende vorm rode bloedcellen)
Ziekte van Duchenne
Komt bij mannen voor, maar vrouwen zijn drager. Spierzwakte, afname spiermassa.
Syndroom van Klinefelter
Alleen jongens. Extra X chromosoom. XXY paar zorgt voor onderontwikkelde geslachtsdelen
Vruchtwaterpunctie
Vanaf 15 weken. Chromosomale afwijkingen. Monster van foetale cellen uit de vruchtzak. Risico: 1 op 200/1 op 400.
Chlorionvillusbiopsie (CVB) of vlokkentest
vanaf 11 weken. Genetische afwijkingen opsporen, monster van haarachtig materiaal om de embryo heen. 1 op 100 risico
Niet invasieve prenatale test (NIPT)
Vanaf week 11. trisomie 21, 18 en 13 (downsyndroom, edwardssyndroom, patausyndroom). DNA van baby meten in het bloed van de moeder.
The Big 5
Neuroticisme, extraversie, openheid, vriendelijkheid en consciëntieusheid.
Actieve genotype-omgevingseffect
Situatie waarin een kind zich richt op de aspecten van zijn omgeving die het best aansluiten op zijn genetisch bepaalde capaciteiten
Passief genotype-omgevingseffect
Situatie waarin de ouders de omgeving beïnvloeden waarin het kind opgroeit, als gevolg van hun genetische aanleg
Evocatief genotype-omgevingseffect
Situatie waarin de genen van een kind een specifiek type omgeving oproepen.
Beta-humaan chorion gonadotrofine (b-HCG)
- Toename week na bevruchting, als eicel zich heeft genesteld.
- Moedigt corpus luteum aan zwangerschapshormonen aan te maken. Placenta neemt dit over na ong. 12 weken, dan neemt b-HCG af.
- Belangrijk bij ontwikkeling geslachtsklieren in de foetus.
Luteïniserend hormoon (LH)
- Geproduceerd door hypofyse.
- Belangrijk bij in gang zetten van eisprong.
- Transformatie van follikelrestant tot corpus luteum.
Follikelstimulerend hormoon (FSH)
- Betrokken bij groei en rijping van de follikels ter voorbereiding van de eisprong.
- Piekt rond ovulatie maar minder sterk in amplitude dan LH.
Progesteron
- Afgescheiden door corpus luteum.
- Bereid de baarmoeder voor op innesteling.
- Voorkomt verdere vrijlating van eicellen tijdens de zwangerschap.
- Groei borstklieren.
- Waarden nemen gestaag toe van bevruchting tot geboorte.
Oestrogeen
- Afgescheiden door corpus luteum tot de placenta het overneemt
- aanleg organen bij foetus, regulatie botdichtheid
ectoderm
huid, haar, tanden, zintuigen, hersenen en ruggenmerg
endoderm
spijsverteringsstelsel, lever, alvleesklier, ademhalingsstelsel
mesoderm
spieren, botten, bloedsomloop, bloed.
germinale fase
- bevruchting tot 2 weken.
- Zygote
- 32 cellen na 3 dagen tot 100-150 cellen na een week
embryonale fase
- 2 tot 8 weken
- ectoderm, endoderm, mesoderm
- hoofd en hersenen groeien snel
foetale fase
- ong 8 weken tot geboorte (vanaf differentiatie van organen)
- groei lengte en gewicht, betere verhoudingen
APGAR test
Appearance
Pulse
Grimace
Activity
Respiration
respiratory distress syndrome (RDS)
longaandoening ten gevolge van onvoldoende rijping van de longblaasjes