Thema 1 Gevolgen van chronisch ziek zijn Flashcards

1
Q

Wanneer noem je een ziekte een chronische ziekte?

A

Als een ziekte >3 maanden duurt noem je het een chronische ziekte, zonder uitzicht op volledige genezing. Of 3x per jaar last van.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Incidentie

A

nieuwe gevallen in een populatie gedurende een periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prevalentie

A

bestaande gevallen in een populatie gedurende een periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Multimorbiditeit

A

meerdere chronische ziekten treden tegelijk op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Causale multimorbiditeit

A

ziekten met zelfde risicofactor (COPD en hartinfarct bij roken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Complicerende multimorbiditeit

A

ziekte is complicatie van bestaande ziekte (neuropathie bij DM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cluster multimorbiditeit

A

combinatie komt statistisch vaker samen voor zonder goede verklaring (artrose en COPD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vormen van multimorbiditeit bestaan er? (4)

A

Causale multimorbiditeit
Complicerende multimorbiditeit
Cluster multimorbiditeit
Toevallige combinatie in een individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar kan je kwaliteit van leven mee meten?

A

met gevalideerde vragenlijsten (SF36, EuroQoL5D, Nottingham Health Profile, Sickness Impact Profile etc).

Zijn soms algemeen, soms gericht op bepaalde ziekte, soms gericht op bepaald aspect, soms doelgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn QALY’S?

A

kwaliteit van leven = Quality Adjusted Life Year

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bereken je QALY’S?

A

Verwachte (of gewonnen) levensjaren vermenigvuldigd met kwaliteit van leven gedurende die jaren
Kwaliteit van leven uitgedrukt tussen 0 en 1, 0 = geen kwaliteit van leven (dood), 1 = perfecte kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Patient leeft 8 jaar, kwaliteit van leven 0,5
Hoeveel QALY’S?

A

4 QALY’S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er is een landelijke afspraak hoeveel een behandeling mag kosten per gewonnen QALY, afhankelijk van … van de aandoening (licht/matig/ernstig).

A

Ziektelast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn DALY’S?

A

ziektelast = Disability Adjusted Life Year

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bereken je DALY’S?

A

Ziektejaren plus verloren levensjaren gecorrigeerd voor kwaliteit, maat voor persoonlijke en maatschappelijke ziektelast
= Years of Life Lost + Years Lived with Disability/Disease
YLL: aantal verloren jaren door een ziekte ivm gezonde personen
YLD: aantal geleefde jaren met klachten of ziekte x ‘ disability factor’
0 = perfect leven, 1 = dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Patient heeft sinds 5 jaar polyfibrolitis (disability factor 0.2), sterft op 50e jaar aan complicatie, gezonde levensverwachting zou 80 jaar zijn. Hoeveel DALY’S?

A

YLD = 5 x 0.2 = 1
YLL = 80-50 = 30

DALY = 31 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

QALY’s en DALY’s vullen elkaar aan
QALY’s gaan over …
DALY’s gaan over …

A

QALY’s gaan over geleefde of gewonnen jaren, gecorigeerd voor kwaliteit

DALY’s gaan over verloren jaren en/of jaren met ziekte/klachten, gecorrigereerd voor kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn determinanten?

A

factoren die (chronische) ziekte veroorzaken of het beloop beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verschil preventie, curatie, palliatie

A

Preventie: voorkomen van schade, leefstijl
Curatie: behandeling van ziekte
Palliatie: verminderen van klachten, kwaliteit van leven (zonder streven naar genezing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Standaard zorg = complliante patient = …
Zorg op maat = compliante behandeling = …

A

Standaard zorg = complliante patient, patient aangepast aan behandeling, weinig kans op succes

Zorg op maat = compliante behandeling behandeling aangepast aan patient, grotere kans op succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Samen beslissen heeft kort gezegd 4 stappen:

A
  1. Keuze
  2. Opties uitleggen
  3. Voorkeuren bespreken
  4. Besluit maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat houdt advanced care planning in? (3)

A

Tijdig praten
Over gewenste doelen van zorg in laatste levensjaren
En wat dat betekent voor (grenzen aan) medisch handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Je leeft nog 3 jaar met 70% kwaliteit van leven. Hoeveel QALY’S?

A

2.1 QALY’S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Patient heeft 2.1 QALY’S. Interventie: je leeft niet langer maar krijgt wel een betere kwaliteit van leven (90%), gedurende 3 jaar. Wat is de winst?

A

0,6 QALY’S (van 2.1 naar 2.7)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Patient heeft 2.1 QALY’S. Interventie: je leeft 2 jaar langer (5 jaar ipv 3), maar de kwaliteit van leven blijft hetzelfde (70%). Wat is de winst?

A

1.4 QALY’S (van 2.1 naar 3.5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

0e / 1e / 2e / 3e lijn zorg =

A

0e lijn: zelfhulp en mantelzorg
1e lijn: rechtstreeks toegankelijke zorg (vb huisarts, kinesithrapeut, apotheker)
2e lijn: niet-rechtstreeks toegankelijke zorg (vb specialistische zorg, centra geestelijke gezondheidszorg)
3e lijn: niet-rechtstreeks toegankelijke zorg (vb gespecialiseerde intramurale zorg, zeldzame aandoeningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Noem drie belangen van patientenparticipatie

A

Effectieve besluitvorming
Democratische besluitvorming
Patientgerichtheid onderdeel van kwaliteit van zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is ziekgerichte palliatie?

A

Gericht op levensverlenging en kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is symptoomgerichte palliatie?

A

Gericht op kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is palliatie in de stervensfase?

A

Laatste 2 weken van het leven, gericht op kwaliteit van sterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Beloop van de palliatieve fase, bijvoorbeeld bij kanker:

A

Korte periode van plotselinge en snelle achteruitgang

32
Q

Beloop van de palliatieve fase, bijvoorbeeld bij hartfalen en COPD

A

Geleidelijke achteruitgang met tussentijdse ernstige episodes

33
Q

Beloop van de palliatieve fase, bijvoorbeeld bij kwetsbare ouderen en dementerenden

A

Langdurige, geleidelijke achteruitgang

34
Q

Voor markering kan de behandelend arts zichzelf de zogenaamde ‘surprise question’ stellen;

A

“Zou het mij verbazen als mijn patiënt binnen 1 jaar overlijdt?”

35
Q

De palliatieve fase begint op het moment dat …

A

genezing niet (meer) mogelijk is

36
Q

Wat bespreek je bij Advance Care Planning? (5)

A

Wilsbekwaamheid & wettelijke vertegenwoordiging

Doelen van de behandeling
—> Levensverlenging of symptoomverlichting?

Behandelgrenzen (Reanimatie, IC etc)

Behandelwensen
—> Wensen, prioriteiten en behoeften van de patiënt in de laatste levensfase (o.a. standpunt t.a.v. euthanasie en palliatieve sedatie, gewenste plek van overlijden, orgaandonatie)
—> Welke prioriteiten heeft de patiënt in de laatste fase van het leven en sluit de gekozen behandeling daarbij aan?

Delen van informatie

37
Q

Inschatting van de levensverwachting doen we vaak op basis van: (4)

A

Stadium van ziekte
Onderliggende ziekte
Lichamelijke toestand (performance status)
Psychosociale omstandigheden

38
Q

Meest voorkomende oorzaak overlijden (ongeacht onderliggende ziekte) =

A

Anorexie-cachexiesyndroom (metabool falen)

39
Q

Ophouden met eten en drinken is onderdeel van het normale stervensproces. Geen reden om te denken dat niet toedienen van vocht leidt tot dorst of dat vochttoediening bijdraagt aan QoL

Toediening van vocht kan belangrijke nadelen met zich mee brengen: (3)

A

•Onnodige techniek, kans op flebitis
•Mogelijk (ongewenste) toename van urineproductie, sputumproductie, braken, ascites, pijn, hersenoedeem
•Verlengen van het lijden

Geen toediening van vocht tenzij er een goede reden is om het wel te doen

40
Q

Waar bestaat de USD 4 uit?

A

Utrecht Symptoom Dagboek (USD)
Zicht op 4 dimensies van zorgvragen: USD-4D

Lichamelijk (9) Pijn Benauwdheid Vermoeidheid Slaapproblemen Droge mond Slikklachten Eetlust Misselijkheid Uitscheidings problemen

Psychisch (2) Angst Somberheid

Sociaal (2) Toekomen aan Relatie dierbaren/zichzelf

Spiritueel (3) Draagkracht Balans opmaken. Gedachten over levenseinde Samenvattend in kwaliteit van leven (2) Algeheel welbevinden Waardegevoel

41
Q

Beslisschijf palliatieve zorg bestaat uit 4 fases:

A
  1. Breng situatie in kaart
  2. Vat problematiek samen en maak proactief beleid
  3. Maak afspraken over evaluatie van beleid
  4. Stel beleid zo nodig bij en blijf evalueren
42
Q

Domeinen waarvoor aandacht is binnen de palliatieve zorg (4)

A

Fysiek
Psychisch
Sociaal
Spiritueel

43
Q

4 stadia van palliatie

A

Ziektegericht
Symptoomgericht
Stervensfase
Nazorg

44
Q

Pathofysiologie pijn

A

Pijn ontstaat door schadelijke prikkel = noxe
Noxe -> weefselschade -> vrijkomen pijnmediatoren -> prikkeling zenuw vezels (a delta en c-vezels)

45
Q

Hoe verloopt de zenuwbaan voor vitale sensibiliteit?

A

1e neuron komt binnen in ruggenmerg en synapteert over
2e neuron kruist de midline en gaat omhoog in de tractus spinothalamicus naar de thalamus en synapteert daar over
3e neuron ontstaat in de VPL van de thalamus en gaat naar de primaire sensore cortex

46
Q

Hoe verloopt de zenuwbaan voor gnostische sensibiliteit?

A

1e neuron komt binnen in ruggenmerg en gaat omhoog in de achterstrengen naar de medullo oblongata en synapteert daar over in de nucleus gracilis (been) en cuneatus (arm)
2e neuron kruist de midline ne gaat omhoog in de lemniscus medialis naar de thalamus en synapteert daar over
3e neuron ontstaat in de thalamus en gaat naar de primaire sensore cortex

47
Q

Pijn: wat doen de dikke vezels en wat doen de dunne vezels?

A

Dikke vezels - tastzin -> inhiberen pijn
Dunne vezels - pijn. (A delta + C vezels) -> stimuleren pijn

48
Q

Hoe ontstaat chronische pijn? (Perifeer/centraal)

A

Persistrende weefselschade (vb neuropathie, oncologie)

Deregulering van processen
- Perifeer: verhoogde gevoeligheid/prikkeldrempelverlaging
- Centraal: synapssensitisatie, verlies GABA-erge inhibitie, interacties tussen gliacellen (= steuncellen) en neuronen

Zorgt voor sensitisatie (lagere pijndrempel)

49
Q

Noem 4 pijnmetingen

A

NRS/VAS
REPOS (Rotterdam Elderly Pain Observation Scale)
PACSLAC (Pain Assessment Checklist for Seniors with Limited Ability to Communicate)
Multidimensionele pijnanamnese (pijnvragenlijst)

50
Q

Noem 3 soorten pijn

A

Nociceptieve (somatische) pijn
Nociceptieve (viscerale) pijn
Neuropathische pijn

51
Q

Verschil nociceptieve somatische vs viscerale pijn

A

Nociceptieve (somatische) pijn
- Veroorzaakt door weefselbeschadiging
- Scherp, zeurend, stekend, kloppend
- Constant aanwezig
- Goed lokaliseerbaar

Nocicpetieve (viscerale) pijn
- Veroorzaakt door rek in of druk op holle organen
- Oiv autonome zenuwstelsel
- Moeilijk te omschrijven, krampend, constant of in golven
- Gepaard met misselijkheid
- Aangegeven in gerefereerde gebieden

52
Q

Wat is neuropathische pijn?

A

Zenuwpijn

  • Veroorzaakt door druk,, ingroei of beschadiging van een zenuw/plexus of czs
  • Brandend, tintelend, schietend, elektrisch
  • Gepaard met allodynie, hyperalgesie, paresthesien
53
Q

Allodynie

A

Normaal niet pijnlijke prikkel is pijnlijk

54
Q

Hyperalgesie

A

Een normaal licht pijnlijke prikkel is erg pijnlijk

55
Q

Paresthesien

A

Raar gevoel: tintelend, brandend, doof, mieren onder de huid

56
Q

Wat is nociceptie?

A

Vaker beschreven als scherp/zeurend, dof, zwaar, vermoeiend

Nociceptive pijn is pijn die ontstaat als gevolg van schade aan weefsel, zoals verwondingen of ontstekingen. Het wordt veroorzaakt door de activatie van nociceptoren, sensorische zenuwcellen die reageren op schadelijke prikkels, zoals hitte, druk of chemische stoffen. Nociceptieve pijn is meestal een waarschuwingssignaal van het lichaam dat aangeeft dat er schade is of dreigt te ontstaan. Het kan scherp, stekend, brandend of dof van aard zijn, afhankelijk van de oorzaak en de ernst van de schade aan het weefsel.

57
Q

Verschil acute vs chronische pijn

A

Acute pijn
- Vrijwel altijd nociceptieve pijn
- Duidelijk gerelateerd aan weefselschade
- Neuro-endocriene stressrespons

Chronische pijn
- Langer dan 3-6 maanden
- Nociceptief, neuropathisch, gemengd
- Nociceptie speelt kleinere rol
- Gedragsmatige aspecten spelen een grote(re) rol (65% heeft pijn bij depressie, 5-85% heeft depressie bij pijn)

58
Q

Noem 7 pijnsyndromen

A

Hoofd- en aangezichtspijn
Houdings- en bewegingsapparaat
CRPS (complex regionaal pijnsyndroom = dystrofie)
Neuropathische pijnsndromen
Fibromyalgie
SOLK
Pijn na kanker

59
Q

Noem de stappen van de WHO-pijnladder

A
  1. Paracetamol en/of NSAID
  2. Stap 1 + zwak opioid
    Stap 1 + sterk opioid
  3. Parenterale opioiden
60
Q

Wat zijn zenuwlaesies als behandeling?

A

Zenuw uitschakelen door medicatie/hemicalien, verhitting, bevriezing
Niet zomaar geschikt voor alle zenuwen (vb cave beschadiging motoriek), risico op chronische pijn (vergelijk fantoom-pijn)

61
Q

Noem 4 invasieve pijnbehandelingen

A

injecties (achterlaten lokaalanestheticum/corticosteroid/opiaat)

Radiofrequente laesies (lokale verhitting zenuw, niet voor perifere zenuwen)

Cryocoagulatie (lokaal bevriezen van zenuw, ook geschikt voor perifere zenuwen)

Epiduroscopie (kijken in de epidurale ruimte, opzoeken van verklevingen/littekenweefsel, hier corticosteroiden en hyaluronidase inspuiten voor adhesiolyse)

62
Q

Wat zijn de stappen van het pijnmodel van Loeser? + leg uit

A
  1. Nociceptieve input: Dit verwijst naar de signalen die worden gegenereerd wanneer weefselschade optreedt, zoals bij een letsel. Nociceptoren zijn zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor schadelijke prikkels.
  2. Neurale verwerking: Dit is het proces waarbij de signalen van nociceptieve input door het zenuwstelsel worden overgedragen en verwerkt. Dit omvat zowel de perifere als de centrale verwerking van pijninformatie.
  3. Pijnwaarneming: Hier wordt pijn beschouwd als een subjectieve ervaring. Het omvat de emotionele en cognitieve aspecten van pijn, evenals de perceptie van de intensiteit en locatie van de pijn.
  4. Gedrag en gevolgen: Dit verwijst naar de reacties en gedragingen die optreden als reactie op pijn, zoals het vermijden van pijnlijke activiteiten of het zoeken naar medische hulp. Het omvat ook de langetermijneffecten van pijn op iemands leven.

Dit model helpt bij het begrijpen van de complexe aard van pijn en hoe verschillende factoren, waaronder biologische, psychologische en sociale aspecten, bijdragen aan de pijnervaring van een individu. Het wordt vaak gebruikt in de klinische praktijk en onderzoek naar pijnbestrijding.

63
Q

Adviesdosering paracetamol bij gebruik <1 maand

A

Oraal 3-4dd 1-2 tabletten 500mg, max 4g/dag

64
Q

Max dosering bij gebruik paracetamol >1 maand zonder risicofactoren voor toxiciteit = …

A

3g/dag

65
Q

Max dosering paracetamol bij gebruik >1 maand met een risicofactor voor toxiciteit = …

Met 2 of meer risicofactoren = …

Wat zijn de risicofactoren? (8)

A

1 RF = 2 g/dag
2 of meer RF = 1,5gr/dag

Vasten of slechte voedingstoestand
>2 EH alcohol per dag
CYP2E1 enzyminducerende middelen gebruik
Bestaande leveraandoeningen
Kwetsbare oudere (vooral icm gewicht <50kg)
Roken
Genetisch bepaalde lage metabolisatiesnelheid
Gecombineerd gebruik van meerdere pijnstillers

66
Q

Absolute contra-indicaties NSAID’s (9)

A

Overgevoeligheidsreactie op NSAID in het verleden
Actuele infectie met waterpokken of gordelroos
Levercirrose (Child Pugh A, B en C)
Anamnese van longaanval na gebruik acetylsalicylzuur of NSAID
Zwangerschap 3e trimester
Dialyse
Ernstig hartfalen
Hart- en vaatziekte in de VG (alleen voor diclo/ibu vanaf 2400mg/dag
Huidig ulcus pepticum, huidige gastritis, gastro-intestinale bloeding (huidig of in het verleden)

67
Q

Leg uit wat het verschil is tussen oxynorm en oxycontin

A

Beide geneesmiddelen bevatten het werkzame stof Oxycodon. Oxycontin (Continu) is de langwerkende variant (retard tablet). Oxynorm is de Normale variant van oxycodon.

Oxycontin kan gebruik worden als onderhoudspijnstiller bij heftige (oa postoperatieve pijn). de oxynorm is de kortwerkende variant en wordt vaak gebruikt indien patiënten bovenop de oxycontin nog pijn ervaren en als de pijn niet gedurende de hele dag aanwezig is.

68
Q

Meest voorkomende chronische ziekten in NL bij volwassenen (5) en kinderen (5) (Bron = chatGPT…)

A

Volwassenen
1. Hart- en vaatziekten
2. DM
3. Chronische longziekten (COPD/astma)
4. Kanker
5. Reumatoide artritis

Kinderen
1. Astma
2. ADHD
3. Autisme
4. Overgewicht en obesitas
5. Allergische aandoeningen

69
Q

Welke determinanten kunnen onder andere de kwaliteit van leven bepalen? (10) (Bron = chat GPT …)

A

Gezondheid (fysiek/mentaal)
Sociale omgeving
Financiele situatie
Onderwijs
Omgeving
Toegang tot gezondheidszorg
Cultuur en waarden
Veiligheid
Persoonlijke keuzes en levensstijl
Participatie

70
Q

Wat is het verschil tussen principe ethiek en zorgethiek? (Bron = chat GPT)

A

Principe-ethiek is een morele benadering die zich richt op het formuleren en toepassen van algemene ethische principes, zoals autonomie, rechtvaardigheid, niet-schade en weldoen, om morele beslissingen te nemen.

Zorgethiek legt de nadruk op de betekenis van zorgrelaties en de zorg voor anderen in morele besluitvorming. Het benadrukt de rol van empathie, verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid bij het begrijpen van ethische kwesties en het nemen van morele beslissingen. Zorgethiek is contextueel en relationeel, waarbij de specifieke situatie en de betrokkenheid van individuen van groot belang zijn bij het beoordelen van morele keuzes. Het richt zich op het erkennen en waarderen van de individuele ervaringen en behoeften van degenen die zorg ontvangen en degenen die zorg verlenen.

In essentie draait het verschil tussen deze benaderingen om de focus: principe-ethiek richt zich op abstracte ethische principes en regels, terwijl zorgethiek zich richt op concrete zorgrelaties en de menselijke dimensie van zorgverlening. Beide benaderingen kunnen waardevol zijn bij het aanpakken van ethische dilemma’s in de gezondheidszorg en andere domeinen, en soms worden ze zelfs gecombineerd om een meer alomvattende ethische benadering te bieden.

71
Q

Een veelgebruikt gespreksmodel voor ethisch redeneren bij een ethisch zorgdilemma is het “Vier Componenten Model” (Four Component Model) en bestaat uit vier componenten:

A
  1. Medische indicatie
  2. Patiëntenvoorkeur
  3. Kwaliteit van leven
  4. Contextuele factoren
72
Q

Doel palliatieve sedatie

A

Het lijden van terminaal zieke patienten verlichten door hen in een staat van verminderd bewustzijn te brengen (symptomen als oncontroleerbare pijn, ernstige benauwdheid, angst of agitatie verminderen, wanneer andere vormen van symptomatische behandeling niet effectief zijn gebleken)

73
Q

Verschil palliatieve sedatie en euthanasie

A

Bij palliatieve sedatie is het doel om het bewustzijn van de patient te verminderen, niet om het leven van de patient te beëindigen. Het is dus een vorm van comfortzorg.

74
Q

Wat is het verschil tussen actieve en passieve, directe en indirecte euthanasie? (Bron = chat GPT)

A
  1. Actieve euthanasie:
    • Actieve euthanasie houdt in dat een persoon opzettelijk stappen onderneemt om het leven van een ander individu te beëindigen, meestal op diens verzoek. Dit kan onder meer betekenen dat een arts medicijnen toedient om het leven van de patiënt te beëindigen.
  2. Passieve euthanasie:
    • Passieve euthanasie omvat het staken of niet starten van levensverlengende medische behandelingen voor een terminaal zieke patiënt. Dit gebeurt meestal op basis van de wensen van de patiënt of zijn vertegenwoordiger. Het resulteert in het laten sterven van de patiënt door het stoppen van de behandeling.
  3. Directe euthanasie:
    • Directe euthanasie verwijst naar het directe handelen om het leven van een patiënt te beëindigen, zoals het toedienen van een dodelijke dosis medicatie.
  4. Indirecte euthanasie:
    • Indirecte euthanasie vindt plaats wanneer een handeling wordt uitgevoerd met als doel het verlichten van pijn of lijden, maar die een onbedoeld neveneffect heeft van het verkorten van het leven van de patiënt. In dit geval is het overlijden niet het beoogde doel, maar eerder een ongewenst gevolg.

Het belangrijkste onderscheid ligt in de intentie van de handeling. Bij actieve euthanasie is de intentie om het leven van de patiënt te beëindigen, terwijl bij passieve euthanasie de intentie is om te stoppen met levensverlengende behandelingen zonder het doel te hebben het leven te beëindigen. Bij directe euthanasie is het overlijden het directe en beoogde gevolg van de handeling, terwijl bij indirecte euthanasie het overlijden een onbedoeld neveneffect is van het verlichten van lijden.

75
Q

Wat betekent PREM/PROM? (Bron = chat GPT)

A

PREM staat voor “Patient-Reported Experience Measure” en PROM staat voor “Patient-Reported Outcome Measure”. Deze termen verwijzen naar verschillende soorten metingen en gegevensverzameling in de gezondheidszorg:

  1. PREM (Patient-Reported Experience Measure):
    • PREM’s zijn metingen die de ervaringen en tevredenheid van patiënten met de zorg en diensten in de gezondheidszorg meten. Ze richten zich op de percepties en meningen van patiënten over aspecten zoals toegankelijkheid, communicatie met zorgverleners, wachttijden, respect voor hun waardigheid en andere aspecten van de zorgervaring.
  2. PROM (Patient-Reported Outcome Measure):
    • PROM’s zijn metingen die de uitkomsten meten die direct door patiënten worden gerapporteerd, zoals symptomen, kwaliteit van leven, functioneren en andere aspecten van hun gezondheidstoestand. Deze metingen zijn bedoeld om het perspectief van de patiënt op de effecten van een ziekte of behandeling vast te leggen.
76
Q

Wat is het verschil tussen disease management en case management? (Bron = chat GPT)

A

In het kort draait disease management om het beheer van een specifieke ziekte, terwijl case management zich richt op het coördineren van zorg voor individuen met complexe behoeften, ongeacht de aard van hun gezondheidsproblemen.