Thema 1 Geneeskundig Proces Flashcards
Hulpvraag 3xW
Wie
Waarom
op Welk moment
Structuur medisch consult (8)
- Kennismaking
- Hoofdklacht en hulpvraag
- Anamnese
- LO
- AO
- WD
- Beleid
- Afronding
Meso-niveau
Omgeving (vb gezinssamenstelling)
Micro-niveau
Kennis patient
Macro-niveau
Gezondheidszorg (vb vervoersmogelijkheden naar ziekenhuis)
Verbale signalen
Woordkeuze
Para-verbale signalen
Intonatie
Non-verbale signalen
Lichaamstaal
Metacommunicatie
Benoem wat je ziet/hoort/wordt gezegd
Hoe geef je betekenis aan de gegevens? (3)
Kennis
Ervaring
Intuitie
Niet-analytisch
Op basis van patroonherkenning
Analytisch
Door klinisch redeneren, gestructureerde manier nadenken wat het zou kunnen zijn
Soorten diagnosen (4)
Ziektediagnose
Syndroomdiagnose
Symptoomdiagnose
Klachtdiagnose
Soorten ziektediagnosen (3)
Pathologisch-anatomisch
Pathofyiologisch
Etiologisch
Pathologisch-anatomisch (diagnose)
Objectief vast te stellen (colon ca)
Pathofysiologisch (diagnose)
Indirect objectief vast te stellen, bv functietest of hypothyreoidie
Etiologisch (diagnose)
Je ziet wat het is en herent de ziekteverwekker, bv streptococcen pneumonie
Syndroomdiagnose
Kluster van symptomen
Symptoomdiagnose
Beschrijft een symptoom, bv hypertensie
Wel objectiveerbaar
Klachtdiagnose
Beschrijft een klacht, vb pijn
Niet objectiveerbaar
Aanbrengen hierarchie DD’s (3)
- Meest waarschijnlijke aandoening (incidentie, context)
- Minder waarschijnlijk, ernstige aandoeningen (snel (be)handelen vereist, niks doen geeft schade)
- Minst waarschijnlijk
Een test moet: (4)
Voldoende discrimineren
Voldoende diagnostische winst opleveren
Beleidsconsequenties hebben
Niet te veel nadelen hebben
Sensitiviteit
% terecht positieve uitslagen onder de zieke personen
Hoe hoger de sensitiviteit, hoe groter de kans dat iemand die e ziekte heeft een … testuitslag krijgt
Positieve
Bij een hoge sensitiviteit zijn er weinig fout … uitslagen
Negatieve
Specificiteit
% terecht negatieve uitslagen onder de niet zieke personen
Hoe hoger de specificiteit hoe groter de kans dat iemand die de ziekte niet heeft een … testresultaat krijgt
Negatief
Bij een hoge specificiteit zijn er weinig fout … uitslagen
Positieve
ALTIS
Aard
Lokalisatie
Tijdsverloop
Invloeden van omstandigheden/handelen
Samenhang met andere klachten/verschijnselen
BAFOV
Beleving
Attributies
Functioneren met de klacht
Omgang met de klacht
Verwachtingen over onderzoek en behandeling
Volgorde lichamelijk onderzoek abdomen
- Inspectie
- Ausculatatie
- Percussie
4 Palpatie
Volgorde lichamelijk onderzoek bij thorax
- Inspectie
- Palpatie
- Percussie
- Auscultatie
Auscultatie normale long =
Sonoor
Auscultatie normale buik =
Tympanitisch
Auscultatie lever of hart =
Gedempt
Auscultatie klaplong =
Hypersonoor
De linkerlong heeft … kwabben
2
De rechterlong heeft … kwabben
3
De eerste harttoon is het sluiten van de kleppen tussen … en …
Atria en ventrikels
De tweede harttoon is het sluiten van de kleppen tussen …en …
Ventrikels en grote vaten
Waar ligt een normale linker hartgrens?
< midclaviculairlijn links
Wat is het verschil tussen plasma en serum?
Plasma = bloed ontstolbaar gemaakt met anticoagulans, cellen verwijderd door centrifuge, stollingsfactoren nog aanwezig
Serum = bloed laten stollen, cellen verwijderd, geen stollingsfactoren meer aanwezig
Noem 4 vormen van behandelen
Curatief
Symptomatisch
Preventief
Palliatief
Noem de WHO-6-step
- Probleem
- Doel
- Opties
- Keuze
- Beleid
- Follow-up
Welke globale opties heb je bij stap 3 van de WHO-6-step? (5)
Medicamenteus
Niet-medicamenteus
Preventief
Expectatief
Placebo-effect
Wat zijn de eisen van verslaglegging? (4)
Snel en gemakkelijk beschikbaar
Inhoud: volledig, betrouwbaar, toetsbaar, inzichtelijk
Vorm: leesbaar, beknopt, gestructureerd, toegankelijk
Veilig opgeslagen
SOEP
Subjectieve gegevens
Objectieve gegevens
Evaluatie
Plan
Wat zijn de functies van verslaglegging? (4)
Geheugen
Analyse
Controle
Communicatie
Welke vormen van preventie zijn er? (3)
Primair
Secundair
Tertiair
Primaire preventie
Voorkomen van ziekten
Vb: vaccinatie, leefstijladviezen
Secundaire preventie
Vroeg diagnostiek
Vb: bevolkingsonderzoek, screening bij zwangeren, hielprik
Tertiaire preventie
Voorkomen van erger worden / complicaties
Vb: antistolling bij AF, voetcontrole bij DM
Farmacologie =
Verklaring van de werking van farmaca
Farmacokinetiek =
Wat doet het lichaam met het farmacon?
Farmacodynamiek =
Wat doet het farmacon met het lichaam?
Nocebo (effect)
Placebo dat ongewenste effecten (bijwerkingen) heeft
Waar let je op bij het maken van een keuze (stap 4 WHO-6-step) (5)
Toedieningsvorm
Allergieen
Interacties
Contra-indicaties
Zwangerschap en lactatie
Noem 3 farmacokinetische interacties
Chemische interacties (tetracyclinen + antacida of melk)
Enzymcompetitie (OAC + fentoine)
Plasma-eiwit binding (NSAID en orale anticoagulantia)
Wat is het verschil tussen absolute en relatieve contra-indicaties?
Absoluut: mag niet
Relatief: kan wel, extra actie nodig (zoals nierfunctie controle of nog iets bijgeven)
Hoe ziet een geschreven recept er uit?
Naam voorschrijver, adres, tel nmr ————-———— datum
R/ generiek stof/naam (Merknaam), toedieningsvorm, sterkte
da. Af te leveren hoeveelheid
S. Op etiket, dosering, evt inname instructies, waarschuwingen
Naam patient, geb datum, leeftijd, adres —————— paraaf/handtekening
Wat zijn de voorwaarden omtrent het schrijven van een opiaatrecept? (3)
Onuitwisbare inkt
Getallen voluit geschreven
Nauwkeurige instructie (dosis per keer, max dosis 24 uur)
ADME
Absorptie
Distributie
Metabolisme
Excretie
Absorptie =
Transport geneesmiddel van plaats van toediening naar algemene circulatie
Biologische beschikbaarheid (F) =
Mate van absortie
Hoe zit het met het first-pass effect bij rectale toediening?
Laatste deel rectum gaat niet via de lever, hierdoor geen first-pass effect
Distributie =
Verdeling van het geneesmiddel over het lichaam
Verdelingsvolume (Vd) =
Volume dat theoretisch nodig is om de gemeten bloedconcentratie te verklaren
Formule voor berekenen Vd =
Vd (L) = gegeven dosis (mg) / plasma concentratie (mg/L)
Hoe is de verdeling bloed/andere weefsels bij een hoog Vd? (Bijvoorbeeld Vd=1000L)
Amper in het bloed, vooral in de andere weefsels
Hoe is de verhouding bloed/andere weefsels bij een laag Vd (bijvoorbeeld Vd = 5L)?
Medicijn gaat vooral in het bloed zitten, weinig in overige weefsels
Wat is het verschil bij ouderen met een medicijn met een hoog Vd?
Ouderen hebben meer vet. Medicijnen met een groot Vd (bijvoorbeeld benzo’s) gaan stapelen in het vet -> werkt minder goed, maar wel veel langer
Metabolisme =
Het omzetten van lichaamsvreemde stoffen via enzymen in het lichaam tot metabolieten
Wat is de volgorde van metabolisme? (2)
- Bio-transformatie
- Conjugatie
Bio-transformatie (bij metabolisme)
Omzetting moederstof
Conjugatie (bij metabolisme)
Koppeling aan andere stoffen
Inducer
Versnellen/stimuleren CYP enzym
Inhibitor
Remmen CYP enzym
Welke zijn inducers en welke inhibitors?
Grapefruitsap
St janskruid
Rifampicine
Pompelmoes
Valeriaan
Ginseng
Verapamil
Carbamazepine
Inducers:
St janskruid, carbamazepine, rifampicine
Inhibitors:
Grapefruitsap, mompelmoes, valeriaan, ginseng, verapamil
Bij een inducer gaat het CYP enzym … werken en zal de werking van het medicijn …
Harder werken, afnemen
Bij een inhibitor gaat het CYP enzym … werken en zal de werking van het medicijn …
Trager, toenemen
Exretie/eliminatie =
Verwijderen geneesmiddel/metaboliet uit het lichaam
Eliminatie gaat voornamelijk via 2 organen, namelijk:
Lever
Nieren
Eliminatie via de lever kan op 2 manieren:
Metabolisme
Excretie in gal
Eliminatie via de nieren kan op 2 manieren:
Passief: filtratie
Actief: secretie
Wat is nulde orde kinetiek?
Per tijdseenheid gaat er een vaste hoeveelheid medicijn weg (vb alcohol)
Wat is eerste orde kinetiek?
Hoe meer medicijn in je bloed, hoe meer je afscheidt (volgens T1/2). Bij halfwaardetijd ben je dus altijd gehalveerd.
Wanneer bereik je een steady state?
Steady state = 5x T1/2 (halfwaardetijd)
T1/2 (halfwaardetijd) =
Tijd die nodig is om een plasmaconcentratie tijdens eliminatiefase tot de helft te reduceren
Na hoeveel keer de T1/2 is de concentratie dusdanig laag dat er gezegd kan worden dat het medicijn niet meer aanwezig is in het lichaam?
4 a 5 maal
CL (klaring) =
Volume bloed per tijdseenheid dat van het geneesmiddel wordt ontdaan
Noem twee DIRECTE farmacodynamische interacties
Antagonisme
Summatie/synergisme
Antagonisme (farmacodynamische interactie) =
Werking 2 midelen gaat elkaar tegen (bv opiaten en naloxon)
Summatie/synergisme (directe farmacodynamische interactie) =
Werking 2 middelen versterken elkaar
Noem 4 voorbeelden van indirecte farmacodynamische interacties
Hydrochloorthiazide en betablokkers
Vitamine K antagonisten en acetylsalicylzuur
Acetylsalicylzuur en NSAID’s
Benzo’s en morfine
Agonist
Binding van geneesmiddel met receptor en activatie daardoor
Antagonist
Een geneesmiddel blokkeert of heft de effecten van activering van de receptor op
Bijwerking
Werking van het geneesmiddel anders dan de bedoelde werking
First-pass effect
Effect wat de lever heeft op de medicatie spiegel. Orale medicatie wordt opgenomen via de darmen en gaat via de poortader langs de lever, waar een deel van de medicatie al wordt afgebroken voor het daadwerkelijk in de bloedbaan terecht komt.