The Kiss Flashcards
1
Q
verdrinken
A
drown
2
Q
verantwoordelijk
A
responsible
3
Q
plasse
A
pee
4
Q
(op)offeren
A
sacrifice
5
Q
wedijveren
A
compete
6
Q
versterken
A
intensify
7
Q
aanpassing, bewerking
A
adaptation
8
Q
afschrikkend
A
chilling
9
Q
wezenlijk
A
substantial
10
Q
verontrustend, ontstellend
A
disconcerting
11
Q
afgelegde afstand
A
mileage
12
Q
meedogenloos
A
ruthless
13
Q
huisarts
A
general practitioner
14
Q
opgewonden, nerveus
A
wired
15
Q
onzekerheid, afwachting
A
suspense
16
Q
geïsoleerd, afgezonderd
A
isolated
17
Q
geïsoleerd, beschermd
A
insulated
18
Q
zelfbehoud
A
self-preservation
19
Q
opwindend, vrolijk
A
exhilarating
20
Q
potentieel, mogelijk
A
potential
21
Q
oproepen
A
evoke
22
Q
sonisch
A
sonic
23
Q
onderdompelen
A
immerse
24
Q
beschouwen, bedenking
A
contemplation
25
Q
bedenken, onverschouwen
A
contemplate
26
Q
ontsteking, starter
A
ignition
27
Q
joyride
A
joyride
28
Q
mompelen
A
mutter