If-clause Flashcards
Als water vriest, wordt het ijs.
If water freezes, it becomes ice.
When water freezes, it becomes ice.
Als i me eenzaam voel, bel ik mijn mama.
If I feel lonely, I call my mum.
Als het mooi weer is, gaan we naar het strand.
If the weather is nice, we will go to the beach.
Als we nu niet vertrekken, komen we er nooit op tijd.
If we don’t leave now, we won’t get there in time.
Als je in de problemen zit, bel me dan.
If you are in trouble, call me.
Als je je eenzaam voelt, moet je mij bellen.
If you feel lonely, you should call me.
Als ik de loterij zou winnen, zou ik een ticket naar New York boeken.
If I won the lottery, I would book a ticket to New York.
Als je mij zou vertrouwen, zou ik me gelukkiger voelen, maar ik betwijfel of je mij ooit zult vertrouwen.
If you trusted me, I’d feel happier, but I doubt you’ll ever trust me.
Als iedereen Engels zou spreken, zouden er niet zoveel misverstanden zijn.
If everyone spoke English, we wouldn’t have so many misunderstandings.
Als ik jou was, zou ik hard studeren voor het examen.
If I were you, I’d study hard for the exam.
Als hij nog zou leven, zou hij ons vertellen dat we van het leven moeten genieten.
If he was/were still alive, he would tell us to enjoy life.
Als je mij een boodschappenlijstje had gegeven, was ik naar de supermarkt gegaan.
If you had given me a shopping list, I would have gone to the supermarket.
Als je op tijd was gestopt, was er geen ongeluk gebeurd.
If you had stopped in time, we wouldn’t have had an accident.
Als het niet regent, kom ik bij je langs.
If it doesn’t rain, I’ll come and visit you.
I’ll come and visit you if it doesn’t rain.
Als je geen baan krijgt, verdien je niet genoeg geld om alleen te wonen.
Unless you get a job, you won’t earn enough money to live alone. (= if you do not get a job)