th1. wetenschappelijk onderzoek Flashcards
1
Q
6 kenmerken van wetenschappelijk onderzoek
A
- mensenkennis en wetenschappelijke kennis
- objectiviteit en neutraliteit
- betrouwbaarheid
- validiteit
- controleerbaarheid en reproduceerbaarheid
- geloofwaardigheid
2
Q
wat is wetenschappelijke kennis / mensenkennis? (1)
A
- wetenschappelijke kennis = op basis van wetenschappelijk onderzoek (voorwaarden > kwaliteitsgarantie)
- mensenkennis = het inzicht dat mensen tijdens hun leven opbouwen over hoe andere mensen zich gedragen (het gedrag)
3
Q
4 kenmerken van wetenschappelijke kennis
A
- systematische en geordende kennis
- verklarende en voorspellende kennis
- veralgemenende kennis
- objectiverende kennis
4
Q
wetenschappelijke kennis vs. mensenkennis
A
- systematische en geordende kennis ≠ mensenkennis = warrige, subjectieve, selectieve en toevallige ervaringen of gebeurtenissen of indrukken
- verklarende en voorspellende kennis ≠ mensenkennis = anekdotische evidentie (particuliere situaties)
- veralgemenende kennis (empirisch getoetst en gebaseerd op bevindingen) ≠ mensenkennis = NOOIT getoetst
- objectiverende kennis ≠ mensenkennis = subjectieve indrukken
5
Q
objectiviteit en neutraliteit (2)
A
- wie voert het onderzoek? (onafhankelijk, eigen belang?, op een ‘integere’ manier) / wie betaalt het wetenschappelijk onderzoek? = HEEL duur
- wie gaf de opdracht tot het onderzoek?
- objectiviteit ≠ neutraliteit
- objectiviteit ≠ waardevrijheid (feiten)
6
Q
negative case analysis
A
- doelbewust op zoek naar afwijkende of tegenstrijdige voorbeelden
- confrontatie met wat niet in het plaatje lijkt te passen
=> blikveld verruimt + soliditeit (robuustheid, degelijkheid) vd bewijsvoering en hypothese wordt getest
7
Q
confirmation bias
A
- info zoeken die eigen overtuigingen bevestigt
- info in richting van onze overtuigingen te interpreteren
- !! er tegenin gaan kan de objectiviteit van je onderzoek verhogen !!
8
Q
betrouwbaarheid (3)
A
- de mate waarin het resultaat onafhankelijk van het toeval is
- weinig toevallige fouten in je resultaten
- herhaling onderzoek? > dezelfde resultaten
- interne betrouwbaarheid = transparant, verantwoording over keuzes > derden toelaten hoe onderzoek is verlopen
- audit trail = gedetailleerd verslag van alle stappen
- peer debriefing = overleg plegen en feedback vragen aan collega’s - externe betrouwbaarheid = mate waarin onderzoek herhaalbaar of repliceerbaar is
- dezelfde methodes en dezelfde doelgroep
- dezelfde methodes en een andere doelgroep
- andere methodes en dezelfde doelgroep - conclusie: mate waarin het resultaat bij een herhaalde meting hetzelfde is (streven naar)
9
Q
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
A
- mate van overeenstemming tss verschillende beoordelaars
- vb. persoonlijke kenmerken hebben geen invloed op gebruik van het instrument
- in Cohen’s kappa (zie cursus statistiek !! ) NIET KENNEN
10
Q
validiteit (4)
A
- resultaten zijn ook van toepassing in een andere context (buiten het onderzoek)
- resultaten zijn veralgemeend
- interne validiteit = geen systematische fouten en de resultaten van je onderzoek zijn daadwerkelijk te wijten aan de variabele(n) die je bestudeerd hebt (sociaal wenselijk)
- externe validiteit = toepassing op andere populatie, andere situatie OF op ander tijdstip
11
Q
kenmerken van controleerbaarheid en reproduceerbaarheid (5)
A
- transparante methodesectie: vb. welk type onderzoek (kwalitatief, kwantitatief), welke onderzoeksmethode (interviews, enquêtes)
- duidelijk formuleren en vaag taalgebruik vermijden
- duidelijke bronverwijzing (opgelet! plagiaat)
- contactgegevens te vermelden
12
Q
geloofwaardigheid (6)
A
- gebaseerd op realiteit
- vooringenomenheid (confirmation bias) en reactiviteit = resultaat wordt mee beïnvloedt doordat het in een onderzoekscontext gebeurt