Test 1 Flashcards

1
Q

Zich uitdossen

A

Zich feestelijk of opvallend kleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Illustrer

A

Beroemd, zeer bekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geheid

A

Gegarandeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De archipel

A

Eilandengroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zoetgevooisd

A

Met een mooie, lief klinkende stem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bedremmeld

A

Beteuterd, sip, verlegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ontbieden

A

Laat komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De typografie

A

Alle aspecten die horen bij de opmaak van een tekst (bv. lettertype, regelafstand en witruimte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De trilogie

A

Drie romans die een gehele vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Clandestien

A

In het geheim en bij wet verboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De beschouwing

A

Bespreking, analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tiranniek

A

Dwingend, onderdrukkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De anekdote

A

Kort, grappig verhaal tijdens een gesprek of presentatie over iets dat echt gebeurd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De didacticus (mv didactici)

A

Iemand die zich toelegt op de leer vh lesgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hiërarchisch

A

Opgebouwd uit rangen en standen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Roemrucht

A

Beroemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Autonoom

A

Zelfstandig, onafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het oeuvre

A

De complete verzameling van werken van een kunstenaar. In een oeuvre van een groot kunstenaar kun je vaak zowel samenhang als evolutie ontdekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Synoniem

A

Verschillend woord, zelfde betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Homoniem

A

Totaal andere betekenis

Bank != bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Polyseem woord

A

Meer verwante betekenissen

Steen = kiezel-, bak-, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Homofoon

A

Klinkt =

Hard en hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Homograaf

A

Schrijft hetzelfde, andere uitspraak

Appel en appel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Antoniem

A

Tegengestelde betekenis

Mooi en lelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hyperoniem

A

Omvattend woord

Dier (hond, kat, paard)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hyponiem

A

Onderliggend woord

Hond (van dier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

ongeleed woord

A

bestaat niet uit meerdere delen

(monster)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

samenstelling

A

pool - ster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

samenstellende afleiding

A

drie - wiel - er

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

afleiding

A

grondwoord + (achter)voegsel

(onschuldig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q
  • aar
A

iemand die de handeling uitvoert / handeling wordt gedaan

martelaar = persoon die martelt en persoon die gemarteld wordt

32
Q
  • wan
A

slecht

33
Q
  • ver
A

verandering

(ver)gaan

34
Q

zn + eren

A

ww

Diëteren

35
Q

Cognitief

A

(Functies) die te maken hebben met verwerken van info om te leren

36
Q

Privatiseren

A

Bedreif / eigendom overheid opgekocht door privé bedreiven -> concurrentie en betere inkomsten

37
Q

Empathisch

A

dat hij of zij van de vaardigheid gebruikmaakt om zich te verplaatsen in de ander

38
Q

Bagatelliseren

A

Als minder voorstellen dan iets werkekijk is

39
Q

Filantroop

A

Mensenvriend

40
Q

Aflaat

A

Een aflaat is in de Katholieke Kerk een kwijtschelding van straffen die de gelovige in het hiernamaals nog moet uitboeten

41
Q

Impliciet

A

niet uitdrukkelijk gezegd of erbij geschreven, maar wel in het gezegde of geschrevene opgesloten liggend

42
Q

Descriptief

A

Met descriptief of beschrijvend onderzoek probeer je accuraat en systematisch een populatie, situatie of fenomeen te beschrijven

43
Q

Xenofobie

A

Angst voor het onbekende

44
Q

Opportunist

A

iemand die zich aan alle situaties aanpast om er zo voor zichzelf het meeste voordeel uit te halen, zonder welke ethiek dan ook

45
Q

Theocentrisme

A

God = middelpunt

46
Q

Doctoraat

A

Het doctoraat is de hoogste graad die aan een universiteit behaald kan worden

47
Q

Prescriptief

A

voorschrijvende, uitspraak over wat het geval zou moeten zijn

48
Q

Advocaat van de duivel spelen

A

zwartkijker bij overleg of discussie: hij stelt kritische vragen en maakt opmerkingen vanuit een negatief standpunt

49
Q

Een appeltje met iemand te schillen hebben

A

kwaad zijn op iemand en dit ook echt laten merken

50
Q

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan

A

iemand kan zijn ware aard niet verbergen

51
Q

Na regen komt zonneschijn

A

na lijden komt verblijden

52
Q

Boontje komt om zijn loontje

A

iemand krijgt zijn verdiende straf

53
Q

Oost west, thuis best

A

waarheen je ook gaat, het eigen land is het best

54
Q

Met de gebakken peren zitten

A

te maken hebben met de onaangename gevolgen van eerdere gebeurtenissen

55
Q

Zijn schaapjes op het droge hebben

A

‘binnen’ zijn: je hebt genoeg geld verdiend om rustig te kunnen leven en niet te (hard) te werken

56
Q

Een zaak in de doofpot stoppen

A

opzettelijk niet meer spreken over een zaak

57
Q

Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan

A

wie te veel gedronken heeft, zal weinig verstandigs meer kunnen zeggen

58
Q

Baat het niet, dan schaadt het niet

A

het helpt misschien niet, maar het kan ook geen kwaad

59
Q

Bezint eer ge begint

A

denk na over de gevolgen voordat je actie onderneemt

60
Q

Wie niet waagt, niet wint

A

wie geen risico durft nemen, komt nooit vooruit

61
Q

Hoge bomen vangen veel wind

A

personen van aanzien (met hoge betrekkingen) staan bloot aan beoordeling, haat, nijd, laster…

62
Q

Een oogje in het zeil houden

A

iets in de gaten houden

63
Q

Een klap van de molen krijgen

A

niet goed meer bij je verstand zijn

64
Q

Olie op het vuur gooien

A

de zaak erger maken

65
Q

Dweilen met de kraan open

A

dingen doen die niet zinvol zijn

66
Q

Het achterste van je tong laten zien

A

alles wat je weet vertellen (vaak gebruikt in ontkennende zin: hij laat niet het achterste van zijn tong zien)

67
Q

Een oude bok lust nog wel een jong blaadje

A

een ouder man valt voor een jonger persoon

68
Q

Het is schering en inslag

A

het gebeurt heel vaak

69
Q

Het gat dichten/dichtrijden

A

aansluiting krijgen met een voorligger

70
Q

In iemands wiel springen

A

achter een tegenstander aan gaan

71
Q

Naar de pieren/haaien gaan

A

ten onder gaan, zinken

72
Q

Het paard achter de wagen spannen

A

de zaak geheel verkeerd aanpakken

73
Q

Te veel hooi op de vork nemen

A

je neemt te veel werk aan waardoor je in de problemen komt

74
Q

Met de kippen op stok gaan

A

vroeg gaan slapen

75
Q

wie eerst komt, eerst maalt

A

wie eerst komt, is eerst aan de beurt

76
Q

Iemand in het gareel houden

A

iemand laten gehoorzamen

77
Q

Dat is koren op zijn molen

A

dat is echt iets voor hem