Les 25 Flashcards

1
Q

Drempelwaarde

A

Intensere gebeurtenis = nieuwswaardiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Frequentie

A

Geleidelijk aan ontwikkelen = langer termijn weinig aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Negativiteit

A

Slecht nieuws, nieuwswaardiger dan goed nieuws

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onverwachtheid

A

Eerder nieuws dan routine / niet verrassend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Duidelijkheid

A

Minder vage gebeurtenissen = nieuwswaardiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Personalisatie

A

1/meer mensen centraal
Makkelijker identificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Betekenisvolheid

A

Cultureel nabij = nieuwswaardiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Elitelanden

A

Wereldgrootmachten = nieuwswaardiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Elitemensen

A

Meer aandacht naar bekende mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Consonantie

A

Journalisten zijn meer geneigd te rapporteren over berichten die binnen hun eigen verwachtingspastroon liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Continuïteit

A

Een verhaal dat al in het nieuws is maar nieuwswaardiger en in nieuws blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Samenstelling

A

Balans in nieuws (binnen en buitenlands)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Karakteristiek

A

Typische eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Compilatie

A

Verzameling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Relateren

A

Iets in verband brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Staven

A

Aantonen

17
Q

Consequent

A

Eerder gezegd

18
Q

Hypothetisch

A

Gebaseerd op iets wat nog moet komen

19
Q

Dogmatisch

A

Onbuigzame geloofsovertuiging

20
Q

Relatief

A

In verhouding tot iets anders

21
Q

Absoluut

A

Zoals het is

22
Q

Ambiguïteit

A

Dubbelzinnigheid

23
Q

Inzettekst

A

Ingevoegde tekst bij groter artikel

24
Q

Credit

A

Bronvermelding (soms onder foto)

25
Q

Lead

A

Inleiding tot het artikel

26
Q

Streamer

A

Quote die vergroot tussen de teksten staat om aandacht te trekken

27
Q

Broodtekst

A

Hoofdtekst, hele artikel zonder koppen, quotes, …

28
Q

Tussenkopje

A

Titteltje bij een deel vh artikel