Termen 301-436 Flashcards

1
Q

Pariah staat

A

Een staat die door zijn gedragsnormen buiten de internationale gemeenschap staat, wat leidt tot diplomatiek isolement en een wijdverbreide veroordeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Genocide

A

Is de poging om een nationale, etnische, raciale of religieuze groepering geheel of gedeeltelijk te vernietigen. Het Genocideverdrag van de VN (1948) noemt vijf genocidale handelingen: 1) Doden van leden van een groep 2) Het veroorzaken van ernstige lichamelijke of geestelijke problemen bij leden van een groep 3) Het opzettelijk toebrengen aan een groep van levensomstandigheden die berekend zijn om de fysieke vernietiging ervan geheel of gedeeltelijk te bewerkstelligen. 4) Het opleggen van maatregelen om geboorten binnen een groep te voorkomen 5) Kinderen gedwongen overplaatsen van een groep naar een andere groep. Genocide moet een definitieve beslissing, plan of programma inhouden om een bepaalde groep mensen uit te roeien. Het kan overlappen met ‘etnische zuivering’, hoewel dit laatste ook de gedwongen verhuizing van een etnische groep omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Internationaal recht

A

Is het recht dat van toepassing is op staten en andere internationale actoren. Er zijn twee takken van internationaal recht: privaat en publiek. - Het internationaal privaatrecht verwijst naar de regulering van de internationale activiteiten van personen, bedrijven en andere niet-overheidsactoren. Als zodanig heeft het internationaal privaatrecht betrekking op de overlappende jurisdicties van de nationale rechtsstelsels, en wordt het soms “wetsconflicten” genoemd. - Het internationaal publiekrecht is van toepassing op staten die als rechtspersonen worden beschouwd. Als zodanig heeft het betrekking op de betrekkingen tussen regeringen onderling en tussen staten en internationale organisaties of andere actoren. Het internationale recht verschilt echter van het nationale recht, in die zin dat het opereert bij gebrek aan een internationaal wetgevend orgaan en een systeem van handhaving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Instelling

A

Een geheel van normen, regels en praktijken die vorm geven aan gedrag en verwachtingen, zonder noodzakelijkerwijs het fysieke karakter van een internationale organisatie te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Internationaal humanitair recht

A

Een corpus van internationaal recht, vaak aangeduid als het oorlogsrecht, dat tot doel heeft om strijders en niet-strijders in conflictsituaties te beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verdrag

A

Een formele overeenkomst tussen twee of meer staten die door het internationale recht als bindend wordt beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hugo Grotius

A

Nederlands jurist, filosoof en schrijver. Grotius, geboren in Delft in een familie van professionele advocaten, werd diplomaat en politiek adviseur en bekleedde een aantal politieke functies. In On the Law of War and Peace (1625) ontwikkelde hij een seculiere basis voor het internationaal recht, met als argument dat dit niet gebaseerd is op theologie maar op de rede. Dit werd grotendeels bereikt door een theorie over de rechtvaardige oorlog op te bouwen, gebaseerd op natuurlijke rechten. Voor Grotius waren er vier oorzaken van een rechtvaardige oorlog: 1) Zelfverdediging 2) Om rechten af te dwingen 3) Om schadeloosstelling voor letsel te verkrijgen 4) Een onrechtvaardig mens straffen. Door het recht van staten om ten strijde te trekken voor politieke doeleinden te beperken, benadrukte Grotius de gemeenschappelijke doelen van de internationale gemeenschap en hielp hij mee om het idee van de internationale samenleving, zoals ontwikkeld door de ‘neo-Grotiaanse’ Engelse School.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pacta sunt servanda

A

Het beginsel dat verdragen bindend zijn voor de partijen en te goeder trouw moeten worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op maat (custom)

A

Een praktijk die al zo lang bestaat en zo algemeen aanvaard is dat ze nu kracht van het recht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diplomatieke immuniteit

A

Een verzameling rechten en ontheffingen die geaccrediteerde diplomaten in het buitenland genieten, meestal met inbegrip van de vrijheid van arrestatie en berechting op grond van strafrechtelijke vervolging en bevoorrechte reis- en communicatieregelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wederkerigheid

A

Verwijst naar uitwisselingen tussen 2 of meer partijen waarbij de acties van elke partij afhankelijk zijn van de acties van de andere partijen. Het goede wordt dus voor het goede teruggegeven en het slechte voor het slechte, met een ruwe gelijkwaardigheid in termen van wederzijdse voordelen en beloningen. - Positieve wederkerigheid (‘u krabt mij de rug toe en ik zal de uwe krabben’) legt uit hoe en waarom staten kunnen samenwerken bij gebrek aan een handhavende centrale autoriteit, zoals gebeurt door naleving van het internationale recht, de instelling van internationale regimes of multilateralisme. - Negatieve wederkerigheid (‘oog om oog, tand om tand’) helpt bij het verklaren van tit-for-tat escalaties van conflicten en wapenwedloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reprisal

A

Een vergeldingsactie om een overtreder te straffen of een verwonding te herstellen. Vergelding suggereert proportionaliteit en stopt meestal zonder oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelfbeschikking

A

Het beginsel dat de staat een zelfgestuurde entiteit moet zijn, die soeverein onafhankelijk en autonoom is binnen het internationale systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geen interventie

A

Het beginsel dat staten zich niet mogen mengen in de interne aangelegenheden van andere staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Grondwet

A

Een geheel van regels, geschreven of ongeschreven, die de plichten, bevoegdheden en functies van de verschillende overheidsinstellingen definiëren, de relaties tussen hen onderling en ook de relaties tussen de staat het individu bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorlogsmisdaad

A

Een schending van de wetten of gebruiken van de oorlog, waarvoor personen strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Misdrijven tegen de menselijkheid

A

Opzettelijk gepleegde feiten die deel uitmaken van een wijdverbreide, systematische en herhaalde aanval op een burgerbevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ontwikkeling

A

Groei, het verbeteren, uitbreiden of verfijnen. Ontwikkeling is meestal gekoppeld aan economische groei, maar de term wordt sterk betwist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Absolute armoede

A

Een armoedegrens die gebaseerd is op een inkomensniveau of toegang tot middelen, met name voedsel, kleding en onderdak, die onvoldoende zijn om “lichaam en geest bij elkaar te houden”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Relatieve armoede

A

Een armoedegrens waarin mensen worden beroofd van de leefomstandigheden en voorzieningen die gebruikelijk zijn in de samenleving waartoe ze behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bbp

A

De totale waarde van alle goederen en diensten die in een economie worden geproduceerd, een maatstaf voor het nationale inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Moderniseringstheorie

A

De theorie dat er één enkele, lineaire weg naar ontwikkeling is, weerspiegeld in de transformatie van de westerse landen van traditionele, pre-industriële, agrarische samenlevingen naar moderne, industriële en massaconsumptiemaatschappijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Import substitution

A

Een economische strategie waardoor de binnenlandse industrieën, althans in de kinderschoenen, worden beschermd tegen buitenlandse concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Schuldencrisis

A

Een situatie waarin een land niet in staat is zijn schulden af te lossen omdat de economische overschotten onvoldoende zijn om de renteaflossingen te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Conditionaliteit
De eis, meestal gesteld door het IMF en de Wereldbank, dat aan bepaalde voorwaarden over de toekomstige richting van het economisch beleid wordt voldaan voordat er leningen worden goedgekeurd of verstrekt
26
Internationale hulp
De overdacht van goederen of diensten van het ene naar het andere land, die ten minste gedeeltelijk wordt gemotiveerd door de wens om het ontvangende land of zijn bevolking te helpen. Terwijl bilaterale hulp rechtstreeks hulp van land tot land is, wordt multilaterale hulp verleend door of via een internationale organisatie. Humanitaire hulp (of noodhulp) verschilt van ontwikkelingshulp; de eerste is gericht op onmiddellijke en fundamentele behoeften, terwijl de tweede betrekking heeft op projecten op langere termijn. De term is controversieel omdat het een altruïstische drijfveer is voor acties die in wezen eigenbelang kunnen dienen, aangezien deze term vaak gepaard gaat met 'voorwaarden' en niet altijd duidelijk humanitair is (leningen worden bijvoorbeeld vaak als hulp beschouwd).
27
Tobinbelasting
Een transactiebelasting op transacties in vreemde valuta, voorgesteld door de Amerikaanse econoom James Tobin
28
Amartya Sen
Een Indiase welvaartseconoom en filosoof. Sen heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het verschuiven van het denken over ontwikkeling van economische modellen naar ideeën als capaciteit, vrijheid en keuze. Sen's denken had een grote invloed op de totstandkoming van de HDI. Zijn werk omvat onder meer Poverty and Famine (1981), Development as Freedom (1999) en The Idea of Justice (2009).
29
Uhammad Yunus
Een bankier, econoom en Nobelprijswinnaar uit Bangladesh. Hij richtte de baanbrekende microfinancieringsinstelling Grameen Bank op, waarvan hij in 2011 terugtrad als gedelegeerd bestuurder. Yunus' bredere invloed komt voort uit zijn vermogen om microkrediet om te zetten in een levensvatbaar businessmodel en een effectief mechanisme voor armoedebestrijding. Zijn publicaties zijn onder meer Banker to the Poor (2003), Creating a World Without Poverty (2008) en Building Social Business (2010).
30
Corruptie
Het niet uitvoeren van 'juiste' of publieke verantwoordelijkheden vanwege het nastreven van privé-winsten, waarbij meestal sprake is van omkoping of verduistering
31
Dumping van voedsel
De gratis of goedkope donatie van overtollig voedsel aan arme landen om hun marktaandeel te behouden of om de prijzen op de wereldmarkt op peil te houden
32
Schuldverlichting
Afspraken om buitenlandse schuld af te schrijven of terug te brengen tot 'houdbare niveaus', vaak gekoppeld aan voorwaarden voor goed bestuur
33
Eerlijke handel
Handel die voldoet aan morele en niet alleen economische criteria, die verband houdt met het verlichten van de armoede en het respecteren van de belangen van verkopers en producenten in armere gebieden
34
Ecologie
De term 'ecologie' werd in 1866 bedacht door de Duitse zoöloog Ernst Haeckel. Afgeleid van de Griekse oikos, wat huishouden of habitat betekent, gebruikte hij het om te verwijzen naar "het onderzoek naar de totale relaties van het dier met zijn organische en anorganische omgeving". Ecologische ontwikkeling als een aparte tak van de biologie door een groeiend besef dat planten en dieren worden ondersteund door zelfregulerende natuurlijke systemen - ecosystemen - bestaande uit zowel levende als niet-levende elementen. Eenvoudige voorbeelden van een ecosysteem zijn een veld, een bos of een vijver. Alle ecosystemen neigen naar een staat van harmonie of evenwicht via een systeem van zelfregulering, door biologen homeostase genoemd.
35
Fossiele brandstoffen
Brandstoffen die worden gevormd door de afbraak van begraven dode organismen, waardoor ze rijk zijn aan koolstof. Voorbeelden hiervan zijn olie, aardgas en steenkool
36
Zure regen
Regen die verontreinigd is door zwavel-, salpeter- en andere zuren die bij de verbranding van fossiele brandstoffen in de atmosfeer vrijkomen
37
Uitputting van de ozonlaag
Een afname van de totale hoeveelheid ozon in de stratosfeer van de aarde, met name de ontwikkeling van een zogenaamd 'ozongat' boven Antarctica.
38
De opwarming van de aarde
Een stijging van de temperatuur op aarde, waarvan algemeen wordt aangenomen dat deze te wijten is aan de warmte die wordt opgevangen door broeikasgassen, zoals kooldioxide
39
Broeikasgassen
Gassen die warmte in de lagere atmosfeer van de aarde vasthouden
40
Global commons
Gebieden en natuurlijke hulpbronnen die onbewoond zijn en dus buiten de nationale jurisdictie vallen, zoals de atmosfeer, de oceanen en, misschien wel, Antarctica
41
Externaliteit
De kosten ven een economische activiteit die een bredere impact heeft, maar niet op de balans van een bedrijf staat of deel uitmaakt van het bbp van een land.
42
Duurzaamheid
Het vermogen van een systeem op zijn gezondheid in stand te houden en gedurende een bepaalde periode te blijven bestaan
43
Groene belastingen
Belastingen die particulieren of bedrijven straffen voor bijvoorbeeld het afval dat ze produceren, de vervuiling die ze veroorzaken, de emissies die ze veroorzaken of de eindige hulpbronnen die ze verbruiken
44
Ecologische voetafdruk
Een maatstaf voor de ecologische capaciteit die gebaseerd is op de hectaren biologisch productieve grond die nodig zijn om het verbruik van natuurlijke hulpbronnen van een bepaalde persoon te voorzien en zijn afval te absorberen
45
Ecocentrisme
Een theoretische oriëntatie die voorrang geeft aan het behoud van ecologisch evenwicht in plaats van het bereiken van menselijke doeleinden
46
Voorzorgsprincipes
De veronderstelling ten gunste van actie met betrekking tot belangrijk ecologische en andere kwesties waarover wetenschappelijke onzekerheid bestaat, gebaseerd op het feit dat de kosten van niet-handelen veel hoger liggen dan de kosten van actie
47
Handel in emissierechten
Een mechanisme dat de partijen bij het Kyotoprotocol in staat stelt om emissies van of aan andere partijen te kopen of te verkopen, zonder dat dit ten koste gaat van de algemene emissiedoelstellingen
48
Collectief goed
Een algemeen voordeel waarvan individuen niet kunnen worden uitgesloten en waarvoor de begunstigden bijgevolg geen aanmoedigingspremie ontvangen
49
Geopolitiek
Is een benadering van de analyse van het buitenlands beleid die de acties, relaties en betekenis van staten in termen van geografische factoren, zoals locatie, klimaat, natuurlijke hulpbronnen, fysiek terrein en bevolking begrijpt. Dit gebied van de geopolitiek werd in belangrijke mate bepaald door Alfred Mahan (1840-1914), die stelde dat de staat die de zeeën controleert de wereldpolitiek zou beheersen, en Halford Mackinder (1861-1947), die suggereerde dat daarentegen de controle over de landmassa tussen Duitsland en centraal Siberië de sleutel is tot de controle over de wereldpolitiek. Critici van geopolitiek hebben meestal bezwaar gemaakt tegen het geografische determinisme van de geopolitiek, wat lijkt te impliceren dat in de internationale politiek 'geografie is het lot'. De opkomst van de globalisering heeft soms de geopolitiek achterhaald.
50
Beveiliging van de middelen
Veiligheid in de zin van toegang tot energie en andere hulpbronnen die voldoende is om in de economische en militaire behoeften van een staat te voorzien
51
Een grondstoffenoorlog
Een oorlog die wordt uitgevochten om de controle te krijgen of te behouden over hulpbronnen die belangrijk zijn voor de economische ontwikkeling en de politieke macht
52
Thomas Malthus
Een Britse politieke econoom en geestelijke. Malthus werd opgevoed volgens de Verlichtingsideeën van denkers als Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) en David Hume (1711-1776). In 1788 werd hij dominee in de Engelse kerk. Malthus is het meest bekend om de opvattingen in zijn pamflet, dat later werd uitgebreid tot een boek in vele edities, de Essay on Population (1798). Het belangrijkste argument was dat de (ongecontroleerde) bevolkingsgroei altijd groter zal zijn dan de groei van de middelen van subsistentie, omdat de bevolkingsgroei exponentieel (of geometrisch) is, terwijl de groei van het aanbod van voedsel en andere essentiële zaken slechts rekenkundig is. Bevolkingsgroei zou daarom altijd leiden tot hongersnood, ziekte en oorlog. Terwijl sommigen hebben betoogd dat Malthus' voorspellingen fundamenteel onjuist waren, omdat ze geen rekening hielden met verbeteringen in de agrarische en andere technologieën, hebben anderen gesuggereerd dat zijn voorspellingen zijn slechts zijn uitgesteld.
53
Piekolie
Het punt waarop het maximumpercentage van de aardoliewinning wordt bereikt
54
Geslacht
Verwijst in de eerste plaats naar de sociale constructie van seksuele verschillen. Als zodanig is 'gender' duidelijk verschillend van 'sekse'. Voor de meeste feministen legt 'sekse' de nadruk op biologische en dus onuitroeibare verschillen tussen vrouwen en mannen, terwijl 'gender' een reeks cultureel gedefinieerde verschillen tussen vrouwen en mannen aangeeft. Gender werkt ofwel door middel van stereotypen (meestal gebaseerd op contrasterende modellen van vrouwelijkheid en mannelijkheid), of het is een manifestatie van structurele machtsverhoudingen. Dit constructivistische beeld van gender wordt echter aangevochten door essentialistische feministen, die het onderscheid tussen sekse en gender volledig verwerpen, door poststructuralistische feministen, die de nadruk leggen op de dubbelzinnigheid van gender, en door postkoloniale feministen, die erop staan dat genderidentiteiten meervoudig zijn, en niet enkelvoudig.
55
Patriarchaat
Letterlijk: regeren door de vader. Hoewel sommige feministen 'patriarchaat' in deze specifieke en beperkte zin gebruiken om de structuur van het gezin en de dominantie van de man-vader over zowel zijn vrouw als zijn kinderen te beschrijven, gebruiken vooral radicale feministen de term om te verwijzen naar het systeem van de mannelijke macht in de maatschappij als geheel. Patriarchaat betekent dus 'heerschappij door mannen'. De term impliceert dat de ondergeschiktheid van vrouwen zowel de dominantie van de man-vader binnen het gezin weerspiegelt als er het gevolg van is. Millett (1970) suggereerde dus dat het patriarchaat twee principes bevat: 'Mannen zullen de vrouwen domineren, de oudere man zal de jongere man domineren'. Een patriarchale samenleving wordt daarom gekenmerkt door zowel gender- als generatiegebonden onderdrukking.
56
Masculinisme
Gendervoordelen die voortkomen uit de voorstelling van mannelijke of mannelijke opvattingen als superieur of als objectief en rationeel
57
Veiligheidsparadox
De paradox dat de opbouw van militaire capaciteit ter versterking van de nationale veiligheid contraproductief kan zijn, omdat het andere staten kan aanmoedigen om meer dreigende en vijandige houdingen aan te nemen
58
Structureel geweld
Een vorm van geweld die voortkomt uit maatschappelijke structuren die overheersing, onderdrukking of uitbuiting in stand houden, in tegenstelling tot 'direct geweld' dat voortkomt uit individuele of groepsmotivaties
59
Matriarchaat
Letterlijk: regel door de moeder. Een samenleving, of die nu historisch of verondersteld wordt, die door vrouwen geregeerd wordt
60
Oorlogsverkrachting
Verkrachtingen begaan door soldaten, andere strijders of burgers tijdens een gewapend conflict of oorlog
61
Militaire prostitutie
Prostitutie die zich richt op, en soms wordt georganiseerd door, het leger
62
Mensenhandel
Het verkeer van personen, gebaseerd op bedrog en dwang, met als doel ze uit te buiten, meestal door ze te verkopen voor seksuele of andere vormen van slavernij
63
Geslachtsongelijkheidsindex
Een door de VN gebruikte maatstaf voor het verlies aan menselijke ontwikkeling als gevolg van genderongelijkheid, waarbij rekening wordt gehouden met drie dimensies: reproductieve gezondheid, empowerment en de arbeidsmarkt
64
Microkrediet
Zeer kleine leningen voor bedrijfsinvesteringen, waak verstrekt aan mensen die geen toegang hebben tot traditionele kredieten
65
Internationale organisatie
Is een instelling met formele procedures en een lidmaatschap van 3 of meer staten. Internationale organisaties worden gekenmerkt door regels die de betrekkingen tussen de lidstaten willen reguleren en door een formele structuur die deze regels implementeert en handhaaft. Toch kunnen internationale organisaties worden gezien als instrumenten, gebieden of actoren. - Als instrumenten zijn het mechanismen waarmee staten hun eigen belang nastreven. - Als gebieden vergemakkelijken ze het debat en de uitwisseling van informatie, en dienen ze als permanente instellingen voor conferentiediplomatie. - Als actoren stellen zij staten in staat om samen te werken, wat een zekere mate van 'gebundelde' soevereiniteit vereist.
66
Robert Keohane
Amerikaanse internationale betrekkingen theoreticus. Met zijn jarenlange medewerker Joseph S. Nye stelde Keohane enkele van de belangrijkste veronderstellingen van realistische analyse in Translational Relations and World Politics (1971) in vraag en benadrukte hij het toenemende belang van niet-overheidsactoren en van economische kwesties in de wereldpolitiek. In Power and Interdependence: World Politics in Transition (1977) Keohane en Nye zetten de theorie van 'complexe interdependentie' uiteen als alternatief voor realisme, gebaseerd op de trend naar internationale samenwerking en de groeiende betekenis van internationale regimes. Sinds de publicatie van After Hegemony (1984) heeft Keohane echter getracht een synthese te maken van structureel realisme en complexe interdependentie, waarbij hij een hybride, 'aangepast structureel realisme' of 'neoliberaal institutionalisme' heeft gecreëerd. Andere belangrijke werken van zijn hand zijn onder meer International Institutions and State Power (1989) en Power and Interdependence in a Partiallly Globalized World (2002).
67
Spillover
Het dynamische proces waarbij integratie op het ene beleidsterrein de neiging heeft om zich te 'spiegelen' naar andere beleidsterreinen, naarmate nieuwe doelstellingen en druk wordt gegenereerd
68
Collectieve beveiliging
Het idee of de praktijk van en gemeenschappelijke defensie, waarbij een aantal staten zich ertoe verbinden elkaar te verdedigen, op basis van het beginsel "allen voor één en één voor allen". Collectieve veiligheid is de theorie of praktijk van staten die zich ertoe verbinden elkaar te verdedigen om agressie te ontmoedigen of een overtreder te bestraffen als de internationale orde is geschonden. De kerngedachte is dat agressie het best kan worden tegengegaan door gezamenlijk optreden van een aantal staten, omdat dit het enige alternatief is voor de onveiligheid en onzekerheid van de machtspolitiek. Een succesvolle collectieve veiligheid hangt af van drie voorwaarden: 1. Ten eerste moeten de staten ruwweg gelijk zijn, of er mag tenminste geen sprake zijn van een overheersende macht. 2. In de tweede plaats moeten alle staten bereid zijn de kosten en de verantwoordelijkheid voor de verdediging van elkaar te dragen. 3. Ten derde moet er een internationaal orgaan zijn dat het morele gezag en het politieke vermogen heeft om doeltreffend op te treden.
69
Woodrow Wilson
Amerikaanse president (1913-1921). Wilson hield de VS aanvankelijk buiten de Eerste Wereldoorlog, maar voelde zich in april 1917 genoodzaakt de oorlog in te gaan om de wereld 'veilig voor de democratie' te maken. Wilsons idealistische internationalisme, ook wel 'Wilsonianisme' genoemd, kwam het duidelijkst tot uiting in de veertien punten die hij in januari 1918 in een toespraak voor het Congres uiteenzette, als basis voor duurzame vrede. Deze gaven uitdrukking aan de ideeën van nationale zelfbeschikking, open overeenkomsten en het einde van de geheime diplomatie, de vrijheid van handel en scheepvaart, ontwapening en collectieve veiligheid, bereikt via een 'algemene vereniging van naties'. Wilsonisch liberalisme wordt meestal geassocieerd met het idee dat een wereld van democratische natiestaten, naar het voorbeeld van de VS, de zekerste manier is om oorlog te voorkomen.
70
Vredeshandhaving (peacekeeping)
Een techniek die bedoeld is om de vrede te bewaren wanneer de gevechten zijn stopgezet en om te helpen bij de uitvoering van de akkoorden die door de vredestichters zijn bereikt. Vredeshandhaving wordt door de VN gedefinieerd als "een manier om door conflicten verscheurde landen te helpen de voorwaarden te scheppen voor duurzame vrede". Het is dus in wezen een techniek die bedoeld is om de vrede te bewaren, hoe fragiel die ook is, waar de gevechten zijn gestopt, en om te helpen bij de uitvoering van de akkoorden die de vredestichters hebben bereikt. "Traditionele" of klassieke vredeshandhaving komt neer op het volgen en observeren van het vredesproces in post-conflictsituaties, waarbij vredeshandhavers worden ingezet nadat er een staakt-het-vuren is onderhandeld en er geen gevechten worden verwacht, behalve in het geval van zelfverdediging. Deze vorm van vredeshandhaving is een vorm van consensus en vereist de toestemming van het gastland, met als voordeel dat het vermogen om onpartijdig verslag uit te brengen over de naleving van een staakt-het-vuren het vertrouwen tussen staten of groepen die eerder in oorlog waren, versterkt.
71
Vredeshandhaving (peace enforcement)
Dwangmaatregelen, met inbegrip van het gebruik van militair geweld, die worden gebruikt om de vrede en veiligheid te herstellen in situaties waarin sprake is van agressie
72
Vredesopbouw (peace-building)
Is een langetermijnproces van het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor duurzame vrede. Dit betekent dat de diepgewortelde structurele oorzaken van gewelddadige conflicten op een alomvattende manier moeten worden aangepakt. Strikt genomen is vredesopbouw een fase in het vredesproces die plaatsvindt nadat het vredesproces is voltooid. Deze activiteiten overlappen elkaar echter altijd in meer of mindere mate. Vredesopbouw als langetermijnoplossing voor conflicten vereist een breed scala aan strategieën. Deze omvatten: economische wederopbouw, herstel of verbetering van de economische en sociale structuur, mijnopruiming, demobilisatie en behoud van voormalige strijders, re-integratie van ontheemden, oprichting van gemeenschapsorganisaties en herziening van overheidsregelingen, of 'staatsopbouw'.
73
Global governance
Is een breed, dynamisch en complex proces van interactieve besluitvorming op mondiaal niveau waarbij zowel formele en informele mechanismen als gouvernementele en niet-gouvernementele instanties betrokken zijn. Staten en regeringen blijven de voornaamste instelling voor het verwoorden van publieke belangen en die van de mondiale gemeenschap als geheel, maar mondiaal bestuur omvat ook intergouvernementele en soms supranationale organen. Het mondiale beleid wordt bepaald door een systeem van horizontale en verticale interacties, waarbij ambtenaren in verschillende overheidssectoren samenwerken met functionarissen in andere landen, maar ook met activisten, wetenschappers, bankiers en anderen buiten de overheid. De term 'global governance' wordt soms enger gebruikt om te verwijzen naar de instellingen waar deze interacties plaatsvinden.
74
Wereldregering
Is het idee van de hele mensheid verenigd in één gemeenschappelijke politieke autoriteit. Alle opvattingen over wereldbestuur zijn gebaseerd op centralisatie van het gezag in een supranationaal orgaan dat wetgevende en uitvoerende macht zou hebben. Er zijn echter twee heel verschillende modellen van wereldbestuur. 1. In het unitaire model zou een 'kosmopolis', of wereldstaat, een monopolie hebben op het legitieme gebruik van geweld en een strikt hiërarchische wereldorde vestigen. 2. In het federale model zou een centrale autoriteit autonoom gezag krijgen over de rechtsstaat en de handhaving van de orde, terwijl de samenstellende eenheden (eerdergenoemd) de controle behouden over lokale en binnenlandse aangelegenheden.
75
Supra nationalisme
Is het bestaan van een autoriteit die hoger is dan die van de natiestaat en in staat is haar haar wil op te leggen. Supranationalisme draagt dus soevereiniteit en beslissingsbevoegdheid over van de deelstaten naar een internationale of regionale organisatie. Dit kan gebeuren door de oprichting van een internationale federatie, waarin de soevereiniteit wordt gedeeld tussen centrale en perifere organen, een proces dat vaak wordt aangeduid als het bundelen van soevereiniteit. De opmars van het supranationalisme wordt gezien als onderdeel van de algemene integratieve trend binnen de mondiale politiek. Maar critici van het supranationalisme, vooral realisten, beweren dat het niet alleen een bedreiging vormt voor de soevereiniteit, maar ook voor de nationale identiteit en de democratie, die misschien zelfs de kiem van het wereldbestuur in zich draagt.
76
Intergouvernementalisme
Verwijst naar de interactie tussen staten die plaatsvindt op basis van soevereine onafhankelijkheid. Intergouvernementalisme wordt daarom meestal onderscheiden van supranationalisme. De meest voorkomende vorm van intergouvernementalisme is een verdrag of bondgenootschap, waarvan de eenvoudigste vorm een bilaterale overeenkomst tussen staten is. De andere belangrijke vorm van intergouvernementalisme is een liga of confederatie, zoals de OPEC of de OESO. In dergelijke organen wordt de soevereiniteit van de staat in stand gehouden door middel van een proces van unanieme besluitvorming waarbij elke lidstaat een veto heeft, althans voor zaken van vitaal nationaal belang.
77
Multilateralisme
Kan in grote lijnen worden gedefinieerd als een proces dat gedrag tussen drie of meer landen coördineert op basis van algemene gedragsprincipes. Wil een proces echt multilateraal zijn, dan moet het voldoen aan drie beginselen. Deze beginselen zijn - Non-discriminatie: alle deelnemende landen moeten gelijk worden behandeld. - Ondeelbaarheid: de deelnemende landen moeten zich gedragen alsof ze één enkele entiteit zijn, zoals in de collectieve veiligheid. - Diffuse wederkerigheid: de verplichtingen tussen landen moeten een algemeen en duurzaam karakter hebben en mogen geen voorbeelden zijn van eenmalige samenwerking. Multilateralisme kan informeel zijn en de aanvaarding van gemeenschappelijke normen en regels door drie of meer landen weerspiegelen, maar is meer in het algemeen formeel, in welk geval multilateralisme gelijk staat aan institutionalisme.
78
Protectionisme
Het gebruik van tarieven, quota en andere maatregelen om de invoer te beperken, zogenaamd om de binnenlandse industrieën te beschermen
79
Wisselkoers
De prijs waartegen de ene valuta wordt ingewisseld voor de ander
80
Vrijhandel
Een systeem van handel tussen staten dat niet wordt beperkt door tarieven of andere vormen van protectionisme
81
Ruilvoet (terms of trade)
Het saldo tussen invoerprijzen en uitvoerprijzen
82
Betalingsbalans
De balans van transacties tussen een land en andere landen, rekening houdend met zichtbare handel, onzichtbare handel en kapitaalstromen in de vorm van investeringen en leningen
83
Niet-tarifaire belemmeringen
Regels, voorschriften of praktijken die de invoer belemmeren door bijvoorbeeld het aankoopbeleid van regeringen, systematische vertragingen aan de grenzen of complexe gezondheids- en nationale normen
84
Nieuwe internationale economische orde
Voorstellen voor de hervorming van de wereldeconomie om ontwikkelingslanden beter te beschermen door onder andere de handelsvoorwaarden te wijzigen, de regelgeving te versterken en buitenlandse ondernemingen te nationaliseren
85
Goudbeurs standaard
Een betalingssysteem waarbij valuta's worden gewaardeerd in termen van een valuta die zelf op de 'gouden standaard' staat
86
Devaluatie
De verlaging van de officiële koers waartegen de ene munt in een ander wordt gewisseld
87
Overgangslanden
Voormalige Sovjetbloklanden die zich in een overgangsperiode van centrale planning naar marktkapitalisme bevinden
88
Joseph Stiglitz
Nobelprijs winnende Amerikaanse econoom. De voorzitter van President Clintons Raad van Economische Adviseurs, 1995-1997, en hoofdeconoom van de Wereldbank, 1997-2000, Stiglitz is vooral bekend om zijn kritische opvattingen over mondiale economische governance en globalisering. In Globalization and its Discontents (2002) betoogde Stiglitz dat het IMF ontwikkelingslanden een beleid had opgelegd dat de betalingsbalanscrisis vaak eerder verergerde dan verlichtte, omdat het meer bedoeld was om het bankwezen en de financiële belangen in de ontwikkelde wereld te helpen dan om de armoede te verlichten. In Making Globalization Work (2006) koppelde hij globalisering aan 'Americanization', aantasting van het milieu, 'roll-back' van de democratie en het vergroten van de verschillen in ontwikkeling, en riep hij op tot sterkere en transparantere internationale instellingen om economische kansen te vergroten en financiële crises te voorkomen. Andere belangrijke werken van Stiglitz zijn onder meer Whither Socialism? (1996), The Roaring Nineties (2003) en Freefaal (2010).
89
Meestbegunstigde natie
Een aanduiding die wordt gegeven aan een land dat daarmee recht heeft op alle gunstige handelsvoorwaarden die voor andere landen gelden
90
Decentralisatie
Uitbreiding van de lokale autonomie door de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan nationale instanties
91
Federalisme
Een territoriale machtsverdeling op basis van een gedeelde soevereiniteit tussen centrale en perifere instanties
92
Deconcentratie
De overdracht van de macht van de centrale overheid naar ondergeschikte regionale instellingen die, in tegenstelling tot federale instellingen, geen deel hebben aan de soevereiniteit
93
Centralisatie
De concentratie van politieke macht of overheidsgezag in het centrum
94
Confederatie
Een gekwalificeerde unie van staten waarin elke staat onafhankelijk blijft, doorgaans gewaarborgd door unanieme besluitvorming
95
Vrijhandelszone
Een gebied waarop staten ermee instemmen de tarieven en andere handelsbelemmeringen te verlagen
96
Douane-unie
Een regeling waarbij een aantal staten een gemeenschappelijk buitentarief ten opzichte van de rest van de wereld vaststelt, meestal met afschaffing van de interne tarieven
97
Gemeenschappelijke markt
Een gebied dat een aantal landen in gevaar brengt en waarbinnen sprake is van een vrij verkeer van arbeid en kapitaal en een hoge mate wan economische harmonisatie. Soms ook wel 'interne markt' genoemd
98
Beveiligingsgemeenschap
Een regio waar het niveau van samenwerking en integratie tussen staten oorlog of het gebruik van grootschalig geweld onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk maakt
99
Functionalisme
De theorie dat de overheid in de eerste plaats reageert op menselijke behoeften. Functionalisme wordt geassocieerd met stapsgewijze stappen in de richting van integratie, binnen specifieke gebieden van beleidsvorming, in een door de deelstaten gecontroleerd tempo
100
Neofunctionalisme
Een herziening van het functionalisme die erkent dat regionale integratie in één gebied de druk tot verdere integratie in de vorm van 'spillover' genereert
101
Spillover
Een proces waarbij het creëren en verdiepen van de integratie in één economische ruimte de druk opvoert voor verdere economische integratie en, mogelijkerwijs, voor politieke integratie
102
Jean Monnet
Franse econoom en bestuurder. Monnet was grotendeels zelflerend. Tijdens de eerste wereldoorlog vond hij werk in de coördinatie van de Frans-Britse oorlogsvoorraden en later werd hij benoemd tot plaatsvervangend secretaris-generaal van de Volkenbond. Hij was de initiatiefnemer van het aanbod van Winston Churchill om zich in 1940 aan te sluiten bij een unie tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, die na de installatie van het Vichy-regime van Pétain werd opgegeven. Monnet nam in 1945 het Franse moderniseringsprogramma onder de Gaulle voor zijn rekening en in 1950 kwam hij met het Schuman-plan, op basis waarvan vervolgens de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Economische Gemeenschap werden ontwikkeld. Hoewel Monnet het intergouvernementalisme afwees ten gunste van een supranationale regering, was hij geen formele voorstander van het Europees federalisme.
103
Monetaire Unie
De invoering van een gemeenschappelijke munt binnen een gebied dat een aantal staten omvat
104
Stemming met gekwalificeerde meerderheid
Een systeem van stemmen waarbij verschillende meerderheden nodig zijn over verschillende onderwerpen, waarbij de stemmen van de staten worden gewogen op basis van de omvang van de staten
105
Subsidiariteit
Is in grote lijnen de deconcentratie van de besluitvorming van het centrum naar lagere niveaus. Het wordt echter op twee verschillende manieren opgevat. - In federale staten zoals Duitsland wordt subsidiariteit begrepen als een politiek principe dat decentralisatie en participatie van de bevolking impliceert, met name via lokale en provinciale instellingen. Het VEU verklaart dan ook dat besluiten "zo dicht mogelijk bij de burgers moeten worden genomen". - Subsidiariteit wordt echter ook geïnterpreteerd, meestal door antifederalisten, als een grondwettelijk beginsel dat de nationale soevereiniteit verdedigt tegen de inmenging van de EU-instellingen. In dit licht verklaart het VEU dat de EU alleen moet optreden over zaken die 'niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt'.
106
De crisis in de eurozone
Een gecombineerde staatsschuldcrisis en bankencrisis in de eurozone, ondersteund door een lage groei en een afnemende concurrentiekracht
107
Fiscale unie
De vaststelling van een gecoördineerd belasting- en uitgavenbeleid op een gebied dat een aantal staten omvat
108
David Mitrany
Mitrany, een in Roemenië geboren Brits historicus en politiek theoreticus, was de belangrijkste exponent van het functionalisme in de internationale politiek. Zijn 'functionalistisch-sociologische' benadering benadrukte dat internationale samenwerking zou beginnen over specifieke transnationale kwesties en zich vervolgens zou ontwikkelen tot een breder proces. Omdat 'functionele' organen effectiever bleken te zijn dan de nationale overheid, zou het staatssysteem zich ontwikkelen tot een 'werkend vredessysteem'. Mitrany's belangrijkste werken zijn A Working Peace System (1966) en The Functionalist Theory of Politics (1975).
109
Karl Deutsch
Deutch, een in Tsjechië geboren Amerikaanse politicoloog, daagde het traditionele realistische beeld van internationale betrekkingen uit door te benadrukken hoe regionale integratie de impact van internationale anarchie kan beïnvloeden. De 'samensmelting', door de bouw van één enkel besluitvormingscentrum, zou echter minder gebruikelijk zijn dan 'integratie', die soevereine staten in staat stelt om te interageren binnen een 'pluralistische veiligheidsgemeenschap'. Tot de belangrijkste werken van Deutsch op dit gebied behoren de Political Community in the North Atlantic Area (1957) en Nation-Building (1966).
110
Ernst Haas
Haas is een van de grondleggers van het neofunctionalisme, oftewel 'federalisme in termijnen', vooral als het gaat om de Europese integratie, en is een in Duitsland geboren Amerikaanse internationale relatiestheoreticus. Hij betoogde dat het proces van 'spillover' de politieke actoren ertoe zou aanzetten om hun loyaliteit, verwachtingen en activiteiten geleidelijk te verschuiven van de natiestaat naar een 'nieuw groter centrum'. In de jaren zeventig raakte Haas echter ontgoocheld door het neofunctionalisme. Zijn belangrijkste werken zijn Beyond The Nation-State (1964) en Tangle of Hopes (1969).
111
Causaliteit
De relatie tussen een gebeurtenis of een reeks omstandigheden (oorzaak) en een andere gebeurtenis of reeks omstandigheden (gevolg), waarbij de laatste een gevolg is van de eerste
112
Determinisme
De overtuiging dat het menselijk handelen en de keuzes van de mens volledig geconditioneerd zijn door externe factoren. Determinisme impliceert dat de vrije wil een mythe is.
113
Model
Een theoretische weergave van empirische gegevens die tot doel heeft het begrip te bevorderen door belangrijke relaties en interacties te benadrukken
114
Uitlegstheorie
Theorie die zin wil geven aan gebeurtenissen, ontwikkelingen en vraagstukken in de 'echte wereld', door algemene causale stellingen te bevorderen
115
Interpretatieve theorie
Theorie die betekenis geeft aan gebeurtenissen of kwesties, in een poging om de wereld te begrijpen in plaats van uit te leggen
116
Normatieve theorie
Theorie die waarden en gedragsnormen voorschrijft, wat 'zou moeten' zijn in plaats van wat 'is'
117
Pragmatisme
Verwijst in het algemeen naar een bezorgdheid over praktische omstandigheden in plaats van over theoretische overtuigingen, over wat er in de echte wereld bereikt kan worden, in tegenstelling tot wat er in een ideale wereld bereikt zou moeten worden. Als filosofische doctrine (meestal geassocieerd met filosofen als William James (1842-1910) en John Dewey (1859-1952)), houdt het pragmatisme in dat de betekenis van en de rechtvaardiging voor overtuigingen moet worden beoordeeld op basis van hun praktische gevolgen. Hoewel een pragmatische stijl van politiek per definitie niet-ideologisch is, komt het niet neer op ongedisciplineerd opportunisme. Als politieke doctrine suggereert pragmatisme een voorzichtige houding ten opzichte van verandering die ingrijpende hervormingen en revolutie afwijst als een fatsoenlijke, onbekende houding.
118
Voorstel
Een verklaring die iets bevestigt of ontkent, dat zowel waar als onwaar kan zijn. 'Wat wordt beweerd'
119
Rationele keuzetheorie
Een benadering van de analyse waarbij modellen worden geconstrueerd op basis van procedurele regels, meestal over het rationeel eigenbelang van de betrokken persoon
120
Rationalisme
De overtuiging van de wereld kan worden begrepen en verklaard door de uitoefening van het menselijk verstand, gebaseerd op de veronderstelling dat de wereld een rationele structuur heeft
121
Paradigma
Is in algemene zin een patroon of model dat relevante kenmerken van een bepaald fenomeen belicht. Het verwijst echter naar een intellectueel kader van onderling samenhangende waarden, theorieën en aannames, waarbinnen het zoeken naar kennis plaatsvindt, zoals gebruikt door Kuhn (1962). De 'normale' wetenschap wordt dus uitgevoerd binnen een gevestigd intellectueel kader; in de 'revolutionaire' wetenschap wordt getracht het oude paradigma te vervangen door een nieuw paradigma. De radicale implicatie van deze theorie is dat 'waarheid' en 'onwaarheid' niet definitief kunnen worden vastgesteld. Het zijn slechts voorlopige oordelen die opereren binnen een geaccepteerd paradigma dat uiteindelijk zal worden vervangen.
122
Metatheorie
Theorie die reflecteert op de filosofische aannames die ten grondslag liggen aan theorieën, met name over ontologie, epistemologie en methodologie
123
Methodologie
Een wijze van analyse of onderzoek, met inbegrip van de methoden die worden gebruikt om gegevens of bewijsmateriaal op te sporen
124
Postmodernisme
Is een controversiële en verwarrende term die voor het eerst werd gebruikt om experimentele bewegingen in de westerse kunst, architectuur en culturele ontwikkeling in het algemeen te beschrijven. Als instrument voor sociale en politieke analyse benadrukt het postmodernisme de verschuiving van door industrialisatie en klassensolidariteit gestructureerde samenlevingen naar steeds meer gefragmenteerde en pluralistische 'informatiemaatschappijen', waarin individualisme in de plaats komt van klasse, religieuze en etnische loyaliteit. In filosofische termen onderscheidt het postmodernisme zich vooral door zijn afwijzing van het idee van absolute en universele waarheid. Postmodernisten leggen in plaats daarvan de nadruk op het discours en het debat, waarbij ze het pluralisme en de verschillen omarmen, in plaats van te proberen deze te verbannen of te overwinnen.
125
Paradigmaverschuiving
Het proces waarbij het dominante paradigma binnen een kennisveld wordt vervangen door een rivaliserend paradigma
126
Metanarratief
Een geloofsovertuiging of ideologie die gebaseerd is op een universele theorie van de geschiedenis die de samenleving als een samenhangend geheel beschouwt
127
Empirisme
De overtuiging dat ervaring de enige basis voor kennis is en dat daarom alle hypothesen en theorieën door observatie moeten worden getoetst
128
Positivisme
Een intellectuele stroming die is ontstaan in de negentiende-eeuwse sociale wetenschappen en de vroege twintigste-eeuwse filosofie. De kernideeën zijn dat de wetenschap de enige betrouwbare manier is om kennis vast te stellen en dat de wetenschap alleen kan omgaan met waarneembare entiteiten die direct ervaren kunnen worden. Positivisten stellen dat de methodologie van de natuurwetenschappen kan worden toegepast op de studie van de maatschappij, in het bijzonder omdat menselijk gedrag kan worden waargenomen en objectief kan worden gemeten. Hoewel het positivisme soms met neorealisme wordt gelijkgesteld, had zijn invloed op de studie van wereldzaken zich ruimer tot om het even welke poging uitgebreid om verklarende theorie te bouwen, al dan niet dit kwalificatie impliceert.
129
Objectivisme
Oordelen die betrekking hebben op objecten, in welk geval de waarheid onafhankelijk van een leugen kan worden onderscheiden
130
Subjectivisme
Oordelen die betrekking hebben op onderwerpen die nier waar of onwaar zijn, maar die betrekking hebben op gevoelens, smaak of moraal
131
Klassenbewustzijn
Een marxistische term die een accuraat bewustzijn van klassenbelangen aanduidt, waardoor een klasse in zichzelf wordt getransformeerd tot een klasse voor zichzelf
132
Utopisme
Een utopie is letterlijk een ideale of perfecte samenleving. Utopisme wordt vaak gebruikt als een pejoratieve term, die misleidend of fantasievol denken impliceert, een geloof in een onrealistisch en onhaalbaar doel. Realisten hebben het liberale internationalisme in die zin 'utopisme' genoemd. De term kan echter in positieve zin worden gebruikt om te verwijzen naar een stijl van politieke theorievorming die een kritiek op de bestaande orde ontwikkelt door een model van een ideaal of perfect alternatief te construeren (voorbeelden zijn onder meer anarchisme en marxisme). Utopische theorieën zijn meestal gebaseerd op (realistische of onrealistische) veronderstellingen over de ruimte voor menselijke zelfontwikkeling. Utopieën worden meestal gekenmerkt door het wegnemen van gebrek, de afwezigheid van conflicten en het vermijden van onderdrukking en geweld.
133
Francis Fukuyama
Amerikaans sociaal analist en politiek commentator. Fukuyama werd geboren in Chicago, VS, als de zoon van een protestantse prediker. Hij was lid van de Policy Planning Staff van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken voordat hij consultant werd voor de Rand Corporation. Als fervent Republikein kreeg hij internationale bekendheid door zijn artikel 'The End of History? (1989), die hij later uitgroeide tot The End of History and the Last Man (1992). Zij beweerden dat de ideeëngeschiedenis was geëindigd met de erkenning van de liberale democratie als 'de uiteindelijke vorm van menselijk bestuur'. In Trust (1996) en The Great Disruption (1999) besprak Fukuyama de relatie tussen economische ontwikkeling en sociale cohesie, waarbij hij de nadruk legde op contrasterende vormen van kapitalistische ontwikkeling. In The Origins of Political Order (2011) onderzocht hij de wegen die verschillende samenlevingen zijn ingeslagen om hun huidige vorm van politieke orde te bereiken.
134
Samuel P. Huntington
Amerikaans academisch en politiek commentator. Huntington leverde invloedrijke bijdragen op drie gebieden: militaire politiek, strategie en civiel-militaire betrekkingen; Amerikaanse en vergelijkende politiek: en de politiek van minder ontwikkelde samenlevingen. In The Third Wave (1991) bedacht hij het begrip 'golven van democratisering' en verbond hij zich aan het democratiseringsproces na 1972 met eerdere golven, in 1828-1926 en 1943-1962. Zijn meest besproken werk, The Clash of Civilizations and the Making of World Order (1996), bracht de controversiële stelling naar voren dat in het conflict tussen 's werelds grootste beschavingen in de eenentwintigste eeuw tot oorlogsvoering en internationale wanorde zou leiden. In Who Are We? (2004) besprak Huntington de uitdagingen voor de nationale identiteit van de VS door de grootschalige immigratie van Latino's en de onwil van Latino gemeenschappen om zich te assimileren in de taal en cultuur van de meerderheidssamenleving.
135
Hedley Bull
Een Australische internationale relatiestheoreticus, Bull's The Anarchical Society (1977) maakte een beroemd onderscheid tussen een 'systeem van staten' en een 'samenleving van staten'. Hij pleitte voor een neogrotiaanse benadering van theorie en praktijk, waarbij de internationale samenleving een echte maar kwetsbare normatieve orde is, gebaseerd op de instellingen van het machtsevenwicht, het internationaal recht, de diplomatie, de oorlog en de grootmachten. Bull (1966) erkende ook dat de internationale samenleving de neiging kan hebben tot zowel solidarisme als pluralisme, afhankelijk van de mate waarin staten samenhangend opereren en gemeenschappelijke doelen nastreven. Zijn andere belangrijke werken zijn onder meer The Control of the Arms Race (1961) and Justice in International Relations (1984)
136
Martin Wight
Een Britse internationale relatiestheoreticus, Wight's bekendste boek, International Theory: The Three Traditions (1991), bracht het idee naar voren dat de internationale theorie kan worden onderverdeeld in de 'drie R's' - realisme, revolutionisme en rationalisme. Terwijl het realisme de internationale politiek ziet als een nulsomstrijd om de macht, benadrukt het revolutionisme de diepe spanning tussen de dynamiek van het staatssysteem en de werkelijke belangen van de individuele burgers. Rationalisme staat tussen deze uitersten in en bevordert het idee dat de mens als sociale wezens samenlevingen smeden die gereguleerd worden door wederzijdse rechten en plichten. De internationale samenleving is daarom noch chaotisch en noodzakelijkerwijs gewelddadig, noch zalig vreedzaam.