Termen 101-200 Flashcards

1
Q

Keynesianisme

A

Een theorie of beleid van economisch management, geassocieerd met het reguleren van de totale vraag om volledige werkgelegenheid te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Milton Friedman

A

Amerikaanse academicus en econoom. Als scherp criticus van Roosevelt’s ‘New Deal’ en nauwe medewerker van Friedrich Hayek werd Friedman in 1948 hoogleraar economie aan de Universiteit van Chicago en richtte hij de zogenaamde ‘Chicago School’ op. Friedman werkte ook als Newsweek columnist en als Amerikaans presidentieel adviseur. In 1976 werd hem de Nobelprijs voor de economie toegekend. Friedman was een belangrijke exponent van het monetarisme en de vrijemarkteconomie en was een krachtige criticus van de Keynesiaanse theorie en het ‘belasting- en uitgavenbeleid’ van de overheid. Hij hielp bij het verschuiven van de economische prioriteiten in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, met name in het Verenigd Koninkrijk. Zijn grote werken, Capitalism and Freedom (1962) en Free to Choose (1980) hadden een aanzienlijke invloed op het opkomende neoliberale denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Economische globalisering

A

Verwijst naar het proces waarbij alle nationale economieën in meer of mindere mate zijn opgenomen in een in elkaar grijpende wereldeconomie. De OESO definieerde globalisering dus als ‘een verschuiving van een wereld van verschillende nationale economieën naar een wereldeconomie waarin de productie wordt geïnternationaliseerd en het financiële kapitaal vrij en onmiddellijk tussen landen stroomt’. Economische globalisering moet echter worden onderscheiden van internationalisering. De laatste leidt tot een grotere onderlinge afhankelijkheid tussen nationale economieën (‘ondiepe integratie’), terwijl de eerste een kwalitatieve verschuiving markeert in de richting van ‘diepe integratie’, die de territoriale grenzen overstijgt door de opbouw van een geconsolideerde mondiale markt voor productie, distributie en consumptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mercantilisme

A

Een economische filosofie, het meest invloedrijk in Europa vanaf de 15e eeuw tot het einde van de 17e eeuw, die de rol van de staat in het beheer van de internationale handel en het garanderen van de welvaart benadrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Consumentisme

A

Een psychologisch en cultureel fenomeen waarbij persoonlijk geluk wordt gelijkgesteld met de consumptie van materiële bezittingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intra-firm trade

A

Handel tussen twee gelieerde ondernemingen binnen hetzelfde bedrijf, of tussen een moederbedrijf en een gelieerde onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Immanuel Wallerstein

A

Amerikaans socioloog en pionier van de theorie van de wereldsystemen. Onder invloed van de neomarxistische afhankelijkheidstheorie en de ideeën van de Franse historicus Fernand Braudel (1902-1985) stelt Wallerstein dat het moderne wereldsysteem wordt gekenmerkt door een internationale arbeidsverdeling tussen de ‘kern’ en de ‘periferie’. De kernregio’s profiteren van de concentratie van het kapitaal in zijn meest verfijnde vormen, terwijl de perifere regio’s afhankelijk zijn van de export van grondstoffen naar de kern, hoewel fundamentele tegenstrijdigheden uiteindelijk zullen leiden tot de ondergang van het wereldsysteem. Wallerstein volgt ook de opkomst en het verval van kernhegemonieën (dominante machten) tot veranderingen in het wereldsysteem in de loop van de tijd, met het argument dat het einde van de Koude Oorlog het verval van de Amerikaanse hegemonie markeerde, niet de triomf. Belangrijke werken van Wallerstein zijn het driedelige The Modern World System (1974, 1980, 1989) en Decline of American Powers (2003).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deflatie

A

Een verlaging van het algemeen prijsniveau, gekoppeld aan een vermindering van de economische activiteit in de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Laissez-faire

A

Is het principe van niet ingrijpen in economische aangelegenheden. Het is de kern van de doctrine dat de economie het beste werkt als de overheid de economie met rust laat. De uitdrukking is ontstaan bij de Fysiocraten in het achttiende-eeuwse Frankrijk, die het maximale ‘laissez faire est laisser passer’ bedachten (laat het individu met rust, en laat de goederen vrij circuleren). De centrale aanname van laissez-faire is dat een niet-gereguleerde markt van nature naar een evenwicht neigt. Dit wordt meestal verklaard door de theorie van ‘perfecte concurrentie’. Vanuit dit oogpunt wordt overheidsingrijpen als schadelijk beschouwd, tenzij het beperkt blijft tot acties die de concurrentie op de markt bevorderen, zoals het controleren van monopolies en het handhaven van stabiele prijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Recessie

A

Een periode van algemene economische achteruitgang die deel uitmaakt van de gebruikelijke conjunctuurcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Devaluatie

A

Een vermindering van de waarde van een valuta ten opzichte van een andere valuta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Casinokapitalisme

A

Een vorm van kapitalisme dat zeer volatiel en onvoorspelbaar is, omdat het gevoelig is voor speculatief georiënteerde stijgingen in het financieel kapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contagion (besmetting)

A

De neiging van investeerders, gealarmeerd door een crisis in een deel van de wereld, om geld uit andere delen van de wereld te halen en zo paniek te zaaien die veel verder reikt dan het oorspronkelijke probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

John Maynard Keynes

A

Britse econoom. Keynes’ reputatie werd gevestigd door zijn kritiek op het Verdrag van Versailles, die in De economische gevolgen van de vrede (1919) wordt geschetst. Zijn belangrijkste werk, The General Theory of Employment, Interest and Money, wijkt sterk af van de neoklassieke economische theorieën en heeft de discipline die nu bekend staat als de macro-economie, een heel eind op weg geholpen. Door de principes van de laissez-faire aan de kaak te stellen, legde hij de theoretische basis voor het beleid van vraagbeheersing, dat in het begin van de periode na de Tweede Wereldoorlog door westerse regeringen op grote schaal werd overgenomen. De laatste jaren van zijn leven wijdde hij veel van zijn inspanningen om de aard van de naoorlogse internationale monetaire orde vorm te geven door de oprichting van het Bretton Woods-systeem, waaronder het IMF en de Wereldbank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kredietcrisis

A

Een vermindering van de algemene beschikbaarheid van leningen (of kredieten), meestal als gevolg van de onwil van banken om elkaar leningen te verstrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

George Soros

A

Soros is een in Hongarije geboren beursbelegger, zakenman en filantroop en heeft kritiek geuit op het fundamentalistische geloof in het natuurlijke evenwicht op de markt. Hij benadrukt in het bijzonder de rol van reflexiviteit (de neiging om oorzaak en gevolg met elkaar te verbinden, omdat acties zichzelf ‘terugbuigen’) om te laten zien waarom rationeel-actor economische modellen niet werken. Soros’ belangrijkste werken zijn onder meer Open Society (2000) en The New Paradigm for Financial Markets (2008)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Paul Krugman

A

Een Amerikaanse econoom en politiek commentator. Krugmans academische werk is vooral gericht op internationale economie. Als neo-Keynesiaan heeft hij het expansieve fiscale beleid en de oplossing voor de recessie bekeken. Krugman bekritiseerde de belastingverlagingen en het verwijdende tekort van het beleid van Bush als onhoudbaar op de lange termijn. Zijn bekendste werken omvatten The Conscience of a Liberal (2007) en The Return of Depression Economics and the Crisis of 2008 (2008).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ben Bernanke

A

Amerikaanse econoom en voorzitter van de US Federal Reserve sinds 2006. Hij was heel belangrijk in de Amerikaanse reactie op de financiële crisis in 2007-2009. Zijn papers focussen vooral op de economische en politieke oorzaken van de Grote Depressie, onder meer de rol van de Federal Reserve en de tendens bij banken en financiële instellingen om aanzienlijk te bezuinigen op de kredietverlening te benadrukken. Bernanke’s belangrijkste werk is Essays on the Great Depression (2004)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Soevereine schuldencrisis

A

Een structurele onevenwichtigheid in de overheidsfinanciën die het onmogelijk maakt de staatsschuld te betalen of te herfinancieren zonder hulp van een derde partij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Eurozone

A

Het gebied van de EU waar de gemeenschappelijke munt wordt gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Soevereiniteit

A

Het principe van absolute en onbeperkte macht. Het ontbreken van een hogere autoriteit op het gebied van binnenlandse of buitenlandse zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Interne soevereiniteit

A

De notie van een opperste mogendheid/autoriteit binnen de staat, gevestigd in een orgaan dat beslissingen neemt die bindend zijn voor alle burgers, groepen en instellingen binnen de grenzen van de staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Externe soevereiniteit

A

De absolute en onbeperkte autoriteit van de staat als speler op het wereldtoneel, wat de afwezigheid van een hogere autoriteit op het gebied van buitenlandse zaken impliceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De staat

A

De staat is een politieke vereniging die soevereine jurisdictie vestigt binnen bepaalde territoriale grenzen. In de politieke theorie wordt de staat meestal gedefinieerd in tegenstelling tot het maatschappelijk middenveld: het omvat instellingen die herkenbaar ‘publiek’ zijn in die zin dat ze verantwoordelijk zijn voor de collectieve organisatie van het gemeenschapsleven en gefinancierd worden via belastingen. In de internationale politiek wordt de staat echter meestal gedefinieerd vanuit een extern perspectief en omarmt het maatschappelijk middenveld. In deze visie wordt een staat gekenmerkt door 4 kenmerken: 1) Een afgebakend grondgebied 2) Een permanente bevolking 3) Een effectieve regering 4) Soevereiniteit Dit betekent in feite dat een staat gelijk staat aan een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Bestuur/overheid
In grote lijnen zijn de verschillende manieren waarop het sociale leven wordt gecoördineerd, waarvan de overheid slechts één is
26
Welvaartsstaat
Een staat die de hoofdverantwoordelijkheid op zich neemt voor het sociale welzijn van zijn burgers, die wordt gerealiseerd via een reeks sociale zekerheid, gezondheid, onderwijs en andere diensten
27
Competitiestaat
Een staat die strategieën volgt om het concurrentievermogen op lange termijn in de geglobaliseerde economie te waarborgen
28
Mislukte staat
Een mislukte staat is een staat die niet in staat is zijn sleutelrol te vervullen, namelijk het waarborgen van de binnenlandse orde door het gebruik van geweld op zijn grondgebied te monopoliseren. Voorbeelden hiervan zijn Cambodja, Haïti, Rwanda, Liberia en Somalië. Mislukte staten zijn niet langer in staat om als levensvatbare politieke eenheden te opereren, omdat ze geen geloofwaardig systeem van recht en orde hebben en vaak gegrepen worden door burgeroorlog of krijgslordisme. Zij zijn ook niet langer in staat om als levensvatbare economische eenheden te functioneren, omdat zij niet in staat zijn om voor hun burgers te zorgen en niet over een goed functionerende infrastructuur beschikken. Hoewel relatief weinig staten samen instorten, functioneert een veel groter aantal nauwelijks en is het gevaarlijk dicht bij instorten.
29
Krijgslordisme
Een toestand waarin lokaal gemilitariseerde banden strijden om de macht bij afwezigheid van een soevereine staat
30
State-building
De opbouw van een functionerende staat door de oprichting van legitieme instellingen voor de uitvoering van beleid op belangrijke regeringsgebieden
31
Goed bestuur
Normen voor het besluitvormingsproces in de samenleving, met inbegrip van participatie van de bevolking, respect voor de rechtsstaat, transparantie, reactievermogen en verantwoordingsplicht
32
Hiërarchie
Een organisatie die gebaseerd is op een graduele rangschikking en een duidelijke en meestal top-down gezagsstructuur
33
Governance
Is een breder begrip dan de overheid. Hoewel er nog steeds geen vaste of overeengekomen definitie bestaat, verwijst het in bredere zin naar de verschillende manieren waarop het sociale leven wordt gecoördineerd. Governcance is dus een proces (of een complex van processen), de belangrijkste modaliteiten ervan, waaronder markten, hiërarchieën en netwerken. Hoewel de overheid betrokken kan zijn bij governance, is het mogelijk om 'governance zonder overheid' te hebben. Governance wordt gekenmerkt door een vervaging van het onderscheid tussen staat en samenleving (particuliere instanties en instellingen werken nauw samen met openbare instanties en instellingen) en de betrokkenheid van een aantal niveaus of lagen (mogelijk lokaal, provinciaal, nationaal, regionaal en mondiaal). De processen waarmee internationale zaken worden gecoördineerd, worden steeds vaker 'global governance' genoemd.
34
Multilevel governance
Een patroon van overlappende en onderling verbonden overheden die voortkomen uit de groei of het toenemende belang van supranationale en subnationale instanties
35
Decentralisatie
Uitbreiding van de lokale autonomie door de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan nationale instanties
36
Lokalisatie
Een trend die het lokale als basis voor politieke actie, culturele identiteit of economische organisatie bevoordeelt, meestal geassocieerd met het groeiende belang van subnationaal bestuur
37
Deconcentratie
De overdracht van de macht van de centrale overheid aan ondergeschikte regionale of provinciale instellingen die geen deel hebben aan de soevereiniteit. Hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn volledig van het centrum afgeleid
38
Federalisme
Verwijst naar juridische en politieke structuren die de macht verdelen tussen twee verschillende bestuursniveaus, die geen van beide ondergeschikt zijn aan de andere. Het centrale kenmerk ervan is dan ook het beginsel van gedeelde soevereiniteit. 'Klassieke' federaties zijn schaars in aantal: de VS, Zwitserland, België, Canada en Australië. Veel meer staten hebben echter federale kenmerken. De meeste federale, of federale, staten werden gevormd door het samenkomen van een aantal gevestigde politieke gemeenschappen. Ze zijn vaak geografisch groot en hebben vaak een cultureel diverse bevolking. Federalisme kan echter ook een internationale dimensie hebben, die met name de basis kan vormen voor regionale integratie, zoals in het geval van het 'Europees federalisme'.
39
Buitenland
Omgaan met of bezig zijn met een ander land, gebied of mensen. Impliceert vreemd of niet vertrouwd
40
Buitenlands beleid
Het overheidsbeleid geeft aan hoe de overheid en haar verschillende instanties te werk gaan. Buitenlands beleid verwijst in het algemeen naar pogingen van regeringen om de gebeurtenissen buiten de grenzen van de staat te beïnvloeden of te beheren, meestal, maar niet uitsluitend, door middel van hun betrekkingen met buitenlandse regeringen. Buitenlandse beleidsvorming omvat de vaststelling van doelstellingen en de selectie van middelen om deze te bereiken. Gezien de toenemende vervlechting van binnenlandse en buitenlandse zaken in de moderne wereldpolitiek wordt soms de voorkeur gegeven aan de term 'externe betrekkingen' boven buitenlands beleid, waardoor interacties op meerdere niveaus mogelijk worden, waarbij meerdere actoren betrokken zijn. Het terrein van het buitenlands beleid kan op zijn minst niet langer beperkt blijven tot de betrekkingen tussen de ministers van Buitenlandse Zaken of tussen de nationale diplomatieke diensten.
41
Nationaal belang
Verwijst naar buitenlandse beleidsdoelen, -doelstellingen of -voorkeuren die een samenleving als geheel ten goede komen. Het concept is echter vaak vaag en omstreden. Het wordt het meest gebruikt door realistische theoretici, voor wie het wordt bepaald door de structurele implicaties van internationale anarchie en dus nauw verbonden is met de nationale veiligheid, het voortbestaan en het streven naar macht. Voor de besluitvormingstheoretici verwijst het nationale belang naar de strategieën en doelstellingen van degenen die verantwoordelijk zijn voor het buitenlands beleid, hoewel dit kan betekenen dat het kan ontaarden in louter retoriek. Een andere mogelijkheid is dat het verwijst naar doelstellingen van buitenlands beleid die in het kader van het democratisch proces zijn onderschreven.
42
Incrementalisme
De theorie dat beslissingen niet in het licht van duidelijke doelstellingen worden genomen, maar door kleine aanpassingen die door veranderende omstandigheden worden gedicteerd
43
Etnocentrisme
het standplaatsgebonden beoordelen van culturen. De eigen cultuur, of een andere van tevoren bepaalde cultuur, wordt gebruikt om andere culturen in een sociaal-cultureel opzicht te meten.
44
Groepsdenken
Het fenomeen waarbij psychologische en professionele druk samensmelten om een groep besluitvormers aan te moedigen een eensgezind en coherent standpunt te nemen
45
Sociale klasse
In grote lijnen een groep mensen die een vergelijkbare sociale en economische positie delen, gebaseerd op hun relatie tot de productiemiddelen of p het inkomen en de status van hun beroepsgroep
46
Postindustriële samenleving
Een samenleving die gebaseerd is op de dienstensector in plaats van op de verwerkende industrie, en die gepaard gaat met een aanzienlijke groei van het aantal werknemers in de wittenboordensector
47
Onderklasse
Een slecht gedefinieerde en politiek controversiële term die in grote lijnen verwijst naar mensen die lijden aan meervoudige ontberingen (=armoede)
48
Internet
Een wereldwijd netwerk dat computers over de hele wereld met elkaar verbindt. Een 'virtuele' ruimte waarin gebruikers online informatie kunnen raadplegen en verspreiden
49
Connectiviteit
Een computergezoemwoord dat verwijst naar de koppelingen tussen het ene apparaat en hat ander, en dat de snelheid, het gemak en de omvang van de informatie-uitwisseling beïnvloedt
50
Informatiemaatschappij
Een samenleving waarin kennis/informatie de cruciale hulpbron is, met als belangrijkste dynamische kracht het proces van technologische ontwikkeling en verspreiding
51
Technologisch determinisme
Een geschiedenistheorie waarin technologische innovatie en ontwikkeling wordt verondersteld de belangrijkste motor te zijn van sociale, economische of politieke verandering
52
Netwerk
Een middel om het sociale leven te coördineren door middel van losse en informele relaties tussen mensen of organisaties, meestal met het oog op de verspreiding of uitwisseling van kennis
53
World Wide Web
Een hypertekst-gebaseerd systeem dat gebruikers van het internet toegang geeft tot een verzameling van onlinedocumenten die zijn opgeslagen op servers over de hele wereld. Vaak eenvoudigweg WWW of het web genoemd
54
Deterritorialisering
Het proces waardoor sociale ruimten niet langer volledig in kaart kunnen worden gebracht in termen van territoriale plaatsen, territoriale aftand en territoriale grenzen
55
Cultureel imperialisme
De verplaatsing van een inheemse cultuur door het opleggen van buitenlandse overtuigingen, waarden en houdingen, die gewoonlijk gepaard gaan met het consolideren of legitimeren van economische en/of politieke overheersing
56
Naomi Klein
Canadese journalist, auteur en anti-corporate activist. Klein's No Logo: Taking Aim at the Brand Bullies (2000) is een breed opgezette kritiek op lifestyle branding en arbeidsmisbruik, en bespreekt opkomende vormen van verzet tegen globalisering en bedrijfsoverheersing. Het is beschreven als 'het boek dat deel is gaan uitmaken van de beweging', maar heeft een bredere betekenis gehad in het aanzetten tot reflectie over de aard van het consumentenkapitalisme en de tirannie van de merkencultuur. In Disaster Capitalism (2008) vestigde ze de aandacht op de mate waarin de opmars van het neoliberalisme betrokken is geweest bij 'schokkende' noodtoestanden en crises van welke aard dan ook. Klein is een veel voorkomende en invloedrijke mediacommentator. Ze woont in Toronto, maar reist veel door Noord-Amerika, Azië, Latijns-Amerika en Europa en ondersteunt bewegingen die campagne voeren tegen de negatieve effecten van globalisering.
57
Merk
Een symbolische constructie, meestal bestaande uit naam, logo of symbool, die de belofte, 'persoonlijkheid' of het beeld van een product of groep producten weergeeft .
58
McDonaldisering
Het proces waarbij wereldwijde grondstoffen en handels- en marketingpraktijken in verband met de fastfoodindustrie steeds meer economische sectoren gaan domineren de toenemende mate van standaardisering van productie- en distributieprocessen en rationalisering van de samenleving
59
Culturele globalisering
Is het proces waarbij informatie, goederen en beelden die in een deel van de wereld worden geproduceerd, in een mondiale stroom terechtkomen die de culturele verschillen tussen naties, regio's en individuen 'platwalsen'. Culturele globalisering is nauw verbonden met en ontstond in samenhang met de economische globalisering en de communicatie- en informatierevolutie. Culturele globalisering is echter een complex proces dat zowel homogenisering, of culturele 'afvlakking', als polarisatie en diversiteit genereert. Dit laatste kan zich voordoen omdat culturele producten zich gemakkelijker verspreiden als ze zich aanpassen aan lokale tradities en inzichten, en omdat de waargenomen overheersing door buitenlandse ideeën, waarden en levensstijlen de opkomst van etnische, religieuze of nationale bewegingen kan aanwakkeren.
60
Amerikanisering
De politiek-economische dominantie van de VS of de verspreiding van de Amerikaanse culturele waarden en praktijken naar andere delen van de wereld
61
Gemeenschap
Een principe of sentiment gebaseerd op de **collectieve identiteit van een sociale groep**, een band van kameraadschap, loyaliteit en plicht
62
Consumerisme
Consumentisme is een psychologisch en cultureel fenomeen waarbij persoonlijk geluk wordt gelijkgesteld met de consumptie van materiële bezittingen. Het wordt vaak geassocieerd met de opkomst van een 'consumptiemaatschappij' of een 'consumentenkapitalisme'. Het consumentenkapitalisme werd gevormd door de ontwikkeling van nieuwe reclame- en marketingtechnieken die gebruik maakten van de groei van de massamedia en de verspreiding van massaproductie. Een consumptiesamenleving is een samenleving die is georganiseerd rond de consumptie in plaats van de productie van goederen en diensten. Terwijl de 'productiemaatschappij' de waarden van discipline, plicht en hard werken benadrukt (de protestantse werkethiek bijvoorbeeld), legt de consumptiemaatschappij de nadruk op materialisme, hedonisme en onmiddellijke in plaats van uitgestelde bevrediging.
63
Sociaal kapitaal
Culturele en morele middelen, zoals netwerken, normen en vertrouwen, die de sociale cohesie, politieke stabiliteit en welvaart helpen bevorderen
64
Individualisme
Is het geloof in het primordiale belang van het individu boven een sociale groep of collectief orgaan. Als zodanig heeft het individualisme twee belangrijke implicaties: Ten eerste heeft elk individu een eigen, ja zelfs unieke identiteit, die zijn of haar 'innerlijke' of persoonlijke kwaliteiten weerspiegelt. Dit wordt weerspiegeld in het idee van individualiteit, en is gekoppeld aan de notie van mensen als eigenbelang en grotendeels zelfredzame wezens. Ten tweede hebben alle individuen dezelfde morele status als 'personen', ongeacht factoren als ras, religie, nationaliteit, geslacht en sociale positie. Het idee dat individuen van gelijke morele waarde zijn, wordt weerspiegeld in het idee van rechten, en vooral in de doctrine van de mensenrechten.
65
Overheersende macht
De theorie dat machtsconcentratie meestal tijdelijk zijn omdat ze tegengestelde krachten en de opkomst van concurrerende machtscentra simuleren. Vaak gebruikt om uitdagingen aan de macht van bedrijven te verklaren
66
Wereldwijd maatschappelijk middenveld
De term 'civil society' verwijst naar autonome groepen en verenigingen die onafhankelijk van de overheid opereren. Het mondiale maatschappelijk middenveld wijst dus op een wereld waarin transnationale niet-gouvernementele groepen en verenigingen met elkaar in wisselwerking staan. Deze groepen zijn meestal vrijwillig en zonder winstoogmerk, waardoor ze zich onderscheiden van de transnationale ondernemingen. De term "mondiaal maatschappelijk middenveld" is echter complex en omstreden. In zijn 'activistische' versie zijn transnationale sociale bewegingen de belangrijkste actoren van het mondiale maatschappelijk middenveld, waardoor het een 'buitenstaander'-oriëntatie krijgt en sterk gericht is op humanitaire doelen en kosmopolitische idealen. In de versie van het 'beleid' zijn NGO's de belangrijkste actoren van het mondiale maatschappelijk middenveld, waardoor het een 'insider'-oriëntatie krijgt, wat betekent dat het een belangrijke overlapping vormt met het mondiale bestuur.
67
Postmaterialisme
Is een theorie dat de aard van politieke bekommernissen en houdingen in termen van economische ontwikkelingsniveaus verklaart. Het is losjes gebaseerd op de 'hiërarchie van behoeften' van Abraham Maslow (1908-1970), die achting en zelfrealisatie boven materiële of economische behoeften stelt. Het postmaterialisme gaat ervan uit dat de omstandigheden van materiële schaarste egoïstische en acquisitieve waarden voortbrengen, wat betekent dat de politiek gedomineerd wordt door economische kwesties. Echter, in omstandigheden van wijdverbreide welvaart, tonen individuen meer interesse in postmateriële of levenskwaliteitskwesties. Deze houden zich typisch bezig met moraliteit, politieke rechtvaardigheid en persoonlijke ontplooiing, en omvatten feminisme, wereldvrede, armoedebestrijding, raciale harmonie, milieubescherming en dierenrechten.
68
Zelfactualisatie
Persoonlijke vervulling door de verfijning van de gevoeligheden. Zelfrealisatie is meestal gekoppeld aan de transcendentie van egoïsme en materialisme
69
Directe actie
Politieke actie buiten het constitutionele en wettelijk kader. Directe actie kan variëren van passief verzet tot terrorisme
70
De Natie
Naties zijn complexe fenomenen die gevormd worden door een verzameling van culturele, politieke en psychologische factoren. 1. ultureel gezien is een natie een groep mensen die met elkaar verbonden zijn voor een gemeenschappelijke taal, religie, geschiedenis en tradities, hoewel alle naties een zekere mate van culturele heterogeniteit vertonen. 2. Politiek gezien is een natie een groep mensen die zichzelf als een natuurlijke 'politieke' gemeenschap beschouwt, meestal uitgedrukt in de wens om soevereiniteit te vestigen of te behouden. 3. Psychologisch gezien is een natie een groep mensen die zich onderscheidt door een gedeelde loyaliteit of genegenheid, in de vorm van vaderlandsliefde, hoewel mensen die geen nationale trots hebben, toch kunnen erkennen dat ze 'behoren' tot de natie
71
Patriotisme
Letterlijk, liefde voor het vaderland. Een psychologische gehechtheid aan de loyaliteit aan de natie of het land
72
Ras
Een groep mensen die dezelfde fysieke of biologische kenmerken delen, gebaseerd op een gemeenschappelijke afkomst .
73
Etnische groep
Een groep mensen die een gemeenschappelijke culturele en historische identiteit delen, typisch verbonden met een geloof in een gemeenschappelijke afkomst
74
Volksgeist
Letterlijk, de geest van het volk. De organische identiteit van een volk dat zich in zijn cultuur met name in zijn totaal openbaart
75
Etnisch nationalisme
Een vorm van nationalisme die de organische en meestal etnische eenheid van de natie benadrukt en die nationale 'geest' en culturele gelijkheid van de natie wil beschermen of versterken .
76
Natiestaat
Een natiestaat is een autonome politieke gemeenschap die verbonden is door de overlappende banden van burgerschap en nationaliteit, waardoor politieke en culturele identiteit samenvallen. Natiestaten weerspiegelen dus Mazzini's doel: 'Elke natie is een staat, slechts één staat voor de hele natie'. De meeste moderne staten zijn natiestaten, in die zin dat de natie dankzij het klassieke nationalisme is geaccepteerd als de basiseenheid van het politieke bestuur. De natiestaat is echter meer een politiek ideaal dan een realiteit, omdat alle staten in zekere mate cultureel en etnisch heterogeen zijn. De term 'natiestaat' is echter (vaak ten onrechte) een synoniem geworden voor de 'staat' in een groot deel van het publieke en een deel van het academische discours.
77
Nationale zelfbeschikking
Het principe dat de natie een soevereine identiteit is. Zelfbeschikking impliceert zowel nationale onafhankelijkheid als democratisch bestuur
78
Militarisme
Het bereiken van doelen met militaire middelen. Of de verspreiding van militaire ideeën en waarden in de burgelijke samenleving
79
Chauvinisme
Een irrationeel geloof in de superioriteit of dominantie van de eigen groep of mensen. Het kan worden toegepast op een natie, een etnische groep, een geslacht...
80
Antisemitisme
Vooroordelen of haat tegen Joden. Semieten zijn van oudsher de afstammelingen van Semieten, zoon van Noach.
81
Xenofobie, vreemdelingenhaat
Angst of haat voor buitenlanders. Pathologisch etnocentrisme
82
Pan-nationalisme
Een stijl van nationalisme gewijd aan het verenigen van een ongelijksoortig volk door middel van ofwel expansionisme ofwel politieke solidariteit
83
Etnische reiniging
Een eufemisme dat verwijst naar de gedwongen uitzetting van een etnische groep of groepen met het oog op de zuiverheid van het ras, waarbij vaak sprake is van genocidaal geweld
84
Racialisme
Racialimse is in grote lijnen de overtuiging dat politieke of sociale conclusies kunnen worden getrokken uit het idee dat de mensheid is verdeeld in biologisch verschillende rassen. Racialistische theorieën zijn dus gebaseerd op twee aannames. 1. De eerste is dat er fundamentele genetische, oftewel soort-type, verschillen zijn tussen de volkeren van de wereld (een zeer onwaarschijnlijke claim in het licht van de moderne wetenschappelijke kennis). 2. De tweede is dat deze genetische of raciale verschillen worden weerspiegeld in culturele, intellectuele en/of morele verschillen, waardoor ze politiek en sociaal significant zijn. In politieke termen uit zich het racialisme in oproepen tot rassensegregatie (zoals apartheid) en in doctrines van 'bloed' superioriteit of inferioriteit (bijvoorbeeld antisemitisme).
85
Migratie
Het verkeer van een persoon of groep personen, hetzij over een binnengrens, hetzij binnen een staat
86
Diaspora
Letterlijk, verspreiding. Impliceert verplaatsing of verspreiding met geweld, maar wordt ook gebruikt om te verwijzen naar de transnationale gemeenschap die als gevolg van deze verspreiding is ontstaan
87
Emigratie
Een proces waarbij mensen hun vaderland verlaten om zich in een ander land te vestigen
88
Intern ontheemde persoon
Een persoon die gedwongen wordt zijn of haar gewone verblijfplaats te ontvluchten door de gevolgen van een gewapend conflict, algemeen geweld of een natuur- of door de mens veroorzaakte ramp
89
Vluchteling
Een persoon die gedwongen wordt zijn of haar land te verlaten omdat zijn of haar leven, veiligheid of vrijheid wordt bedreigd
90
Immigratie
Een proces waarbij niet-onderdanen naar een land verhuizen om zich te vestigen in een land om zich te vereffenen
91
Mensenhandel
Het werven en huisvesten van personen met het oog op uitbuiting, veroorzaakt door de dreiging of het gebruik van dwang of geweld
92
Braindrain
De emigratie van getrainde of getalenteerde personen van hun land van herkomst naar een ander land, ook wel 'human capital flight' genoemd
93
Cultureel nationalisme
Een vorm van nationalisme die de nadruk legt op de regeneratie van de natie als een onderscheidende beschaving in plaats van op zelfbeschikking
94
Kolonialisme
Kolonialisme is de theorie of praktijk van het vestigen van controle over buitenlands grondgebied en het veranderen in een kolonie. Kolonialisme is dus een bijzondere vorm van imperialisme. Kolonialisme wordt meestal gekenmerkt door nederzettingen en economische overheersing. Zoals gebruikelijk in Afrika en Zuidoost-Azië werd het koloniale bestuur uitgeoefend door een nederzettingengemeenschap uit het moederland die zich etnisch onderscheidde van de inheemse bevolking. In het Franse kolonialisme werden koloniën beschouwd als een deel van het moederland, wat betekende dat de koloniale volkeren formele burgerrechten kregen. Het neokolonialisme daarentegen impliceert economische overheersing zonder directe politieke controle, zoals bijvoorbeeld in het zogenaamde Amerikaanse 'dollarimperialisme' in Latijns-Amerika.
95
De Verlichting
Een intellectuele beweging die in de 18e eeuw haar hoogtepunt bereikte en in naam van de rede en de vooruitgang de traditionele geloofsovertuigingen in religie, politiek en leren in het algemeen op de proef stelde
96
Identiteit
Een relatief stabiel en duurzaam gevoel van zelfstandigheid. Identiteit kan persoonlijk, sociaal of menselijk zijn
97
Liberale democratie
Een liberale democratie is een politiek regime waarin een 'liberale' inzet voor een beperkt bestuur wordt vermengd met een 'democratisch' geloof in het volksbestuur. De belangrijkste kenmerken zijn: 1) Het recht om te regeren wordt verkregen door het welslagen van regelmatige en concurrerende verkiezingen op basis van algemeen kiesrecht voor volwassenen 2) Beperkingen die aan de regering worden opgelegd door een grondwet, institutionele checks and balances en bescherming van de rechten van het individu 3) Een krachtig maatschappelijk middenveld met inbegrip van een economie van het particuliere bedrijfsleven, onafhankelijke vakbonden en een vrije pers Terwijl sommigen de liberale democratie beschouwen als de politieke uitdrukking van westerse waarden en economische structuren, stellen anderen dat zij universeel toepasbaar is, omdat zij de mogelijkheid biedt om een zo breed mogelijke waaier aan meningen en overtuigingen te uiten.
98
Multiculturalisme
Multiculturaliteit wordt als beschrijvende en normatieve term gebruikt. - Als beschrijvende term verwijst het naar de culturele diversiteit die voortvloeit uit het bestaan binnen een samenleving van twee of meer groepen waarvan de overtuigingen en praktijken een eigen gevoel van collectieve identiteit genereren, gewoonlijk in verband met raciale, etnische of taalverschillen. - Als normatieve term impliceert multiculturalisme een positieve ondersteuning van de gemeenschappelijke diversiteit, gebaseerd op het recht van verschillende culturele groepen op respect en erkenning, of op de vermeende voordelen van morele en culturele diversiteit voor de ruimere samenleving. Multiculturalisme erkent in deze zin het belang van overtuigingen, waarden en levenswijzen bij het tot stand brengen van zelfbegrip en een gevoel van eigenwaarde voor zowel individuen als groepen
99
Etniciteit
Etniciteit is het gevoel van loyaliteit aan een specifieke bevolking, culturele groep of territoriaal gebied. Het begrip is complex omdat het zowel een raciale als een culturele lading heeft. De leden van etnische groepen worden vaak correct of foutief gezien, als afstammelingen van gemeenschappelijke voorouders, wat betekent dat ze de neiging hebben om te denken aan uitgebreide verwantschapsgroepen, verenigd door bloed. Meer in het algemeen wordt etniciteit echter begrepen als een vorm van culturele identiteit, zij het op een diep en emotioneel niveau. Een 'etnische' cultuur omvat waarden, tradities en praktijken, maar, van cruciaal belang is dat het mensen een gemeenschappelijke identiteit en een gevoel van onderscheidend vermogen geeft, meestal door zich te richten op hun afkomst en afkomst.
100
Thesis over botsingen van beschavingen
De theorie dat in de wereld na de Koude Oorlog conflicten niet in de eerste plaats ideologisch of economisch, maar eerder cultureel van aard zouden zijn