Tentamen 25-6-2021 opg. 3 Flashcards
Waarom bevond de Hoge Raad zich in Urgenda op glas ijs en beredeneer of u het daarmee eens bent.
- Volgens vaste rechtspraak van de HR is de rechter niet bevoegd om een wetgevingsbevel op te leggen. Volgens de HR is het aan de wetgever en niet de rechter om een politieke afweging te maken over het te voeren beleid. Daarom kan de rechter de wetgever niet dwingen om specifieke maatregelen te nemen om een probleem op te lossen. Dit volgt uit HR Waterpakt/Arbeidskostenforfait/SGP
- In Urgenda oordeelt de HR dat de Staat de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 25% moet verminderen t.o.v. 1990. De HR draagt de staat daarmee op om een specifieke resultaat neer te zetten en dat verhoudt zich slecht met de aangehaalde jurisprudentie, omdat daaruit lijkt te volgen dat de rechter de wetgever geen dwingende aanwijzingen mag geven.
De Nederlandse rechter kan niet aan de Grondwet toetsen. Leg uit welke fenomeen daaraan in de weg staat. Stel dat dit wel mogelijk zou zijn: aan welke grondrechten uit H1 van de Grondwet had de rechter dan kunnen toetsen om tot een met Urgenda en de Duitse klimaatuitspraak vergelijkbare uitkomst te komen?
Beargumenteer bij welke van de door u genoemde grondrechten uit de wet de kans het grootst is dat vervolgens een schending wordt aangenomen.
Het fenomeen is het toetsingsverbod, zie art. 120 Gw. Als er geen toetsingsverbod was, dan had de rechter aan verschillende grondrechten kunnen toetsen. [Noem minstens 2 concrete grondrechten uit H1 met een uitleg over de relevantie van de aangehaalde artikelen in dit verband]. De kans is groot dat er een schending zou zijn aangenomen van art. 10 van de Gw, aangezien de HR om in Urgenda tot zijn oordeel te komen een schending van art. 8 EVRM heeft aangenomen. Allebei de artikelen bevatten het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.