Tekst 12 portret van Catilina Flashcards
1
Q
nobilis
A
is, e: edel, aanzienlijk, adellijk
2
Q
genus
A
generis: geboorte, afkomst, geslacht
3
Q
nasci
A
or, natus sum: geboren worden, afstammen van
4
Q
ingenium
A
ii: aard, karakter, talent
5
Q
malus
A
a, um: slecht, ongunstig, kwaadaardig
6
Q
caedes
A
is: moord, moordslag
7
Q
gratus
A
a, um: dankbaar, aangenaam, plezierig (+datief
8
Q
exercere
A
eo, exercui, exercitum: zich met iets bezighouden, (be)oefenen
9
Q
vigilia
A
ae: het wakker blijven, het waken
10
Q
supra
A
(bijwoord): meer, eerder
11
Q
quam
A
(bijwoord): dan
12
Q
varius
A
a, um: afwisselend, veelzijdig
13
Q
alienus
A
a, um: van een ander, andermans
14
Q
ardere
A
eo, arsi, -: branden, gloeien, hevig verlangen
15
Q
satis
A
(bijwoord): voldoende