Tekenen week 4 Flashcards

1
Q

welke onderdelen heeft een maat

A
  1. aanhaallijn
  2. meethulplijn
  3. maatlijnbegrenzing
  4. maat
  5. maatlijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat word het meest gebruikt als maatbegrenzing ?

A

een pijlpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoeveel mm moeten de maathulplijnen doorlopen dan de maatlijn

A

1mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe moeten 2D tekeningen gelezen worden ?

A

vanaf onder of vanaf de rechterzijde gelezen kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe worden lineare maten geplaast ?

A
  1. horizontaal
  2. verticaal
  3. evenwijdig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat moet je doen als de naarmate kleiner word ?

A

de eerste pijlpunten worden naar buiten gezet

daarna ook de maat zelf word naar buiten verplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bij gebrek aan ruimte voor pijlpunten kan een pijlpunt vervangen worden door ?

A

een schuinstreepje of een stip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In aanzichten waar de diameter niet zichtbaar is als cirkel moet altijd het …. symbool (Ø) worden gebruikt

A

diametersymbool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat mag je bij een afschuiving onder 45 graden aanduiding gebruikt worden ?

A

4 x 45 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat mogen maatlijnen nooit doen?

A

snijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar moet je maten zo veel mogelijk plaatsen ?

A

zoveel mogelijk buiten de geometrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar staat sw of swl voor ?

A

sleutelwijdte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HEX

A

6-kantige elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

OCT

A

8 kantige elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sferische diameter

A

bijna volle bolvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sefrische radius

A

gedeeltelijke bolvorm

17
Q

Maathulplijnen moeten aansluiten op

A

geometrie en 1 mm verder doorlopen dan de maatlijn

18
Q

De maat staat

A

in het midden en 1mm boven de maatlijn

19
Q

De leesrichting van de tekst moet altijd

A

altijd van onderaf te lezen zijn en of van de rechterzijde

20
Q

Linieure maten

A

worden horizontaal of verticaal of evenwijdig aan de geomterie geplaatst

21
Q

Naarmate de maat kleiner wordt plaats je

A

je eerst de pijlpunten naar buiten , gaat dat niet dan kun je ook daarna de maat aan de buitenkant zetten

22
Q

Bij gebrek aan ruimte voor de pijlpunten kan één

A

één pijlpunt vervangen worden door een schuin streepje of een stip

23
Q

Diameter symsbool is verplicht

A

volgens de nen iso

24
Q

In aanzichten waar de diameter niet zichtbaar is als cirkel moet

A

moet altijd het diameter symbool worden gebruikt

25
Evenwijdige maten plaats je
op regelmatige afstanden
26
Maatlijnen mag je niet
Maatlijnen mag je niet laten snijden
27
Maathulplijnen doe je op het uiteinde van hartlijnen
Maathulplijnen doe je op het uiteinde van hartlijnen laten aansluiten en dus niet over hartlijnen heen
28
Maten moet je plaatsen zoveel mogelijk
mogelijk buiten het geometrie plaatsen met uitzondering van kleine maten
29
SW of SLW
voor sleutelwijdte en staat voor vierkantsymbool
30
HEX
voor sleutelwijdte 6kantige elementen
31
OCT
OCT voor sleutelwijdte met 8 kantige elementen
32
SO
SO voor sferische diameter van een bijna hele bolvorm
33
SR
voor sferische radius van een SR gedeeltelijke bolvorm