Teckels, Spitshonden en Keeshonden Flashcards
Teckel (DUI):
zeer lange rug, kortbenig, gestrekt hoofd versmallend naar neus, weinig stop, zware uitstekende wenkbrauwen, strakke lippen, ovale schuin geplaatste ogen, hoog aangezette matig lange afgeronde oren, recht naar beneden gedragen staart, vrij veel kleuren (effen, tweekleurig merle), meest voorkomend: rood en black and tan (behalve ruwhaar, die meestal wildkleur)
Siberian Husky (USA):
elegant, vosachtig hoofd, iets schuin geplaatste ogen (bruin/blauw,50% odd-eyed), hoog aangezette rechtstaande oren brede basis matig afgeronde punt, matig kort diep lichaam, middelmatig lange niet grove gladliggende bovenvacht, geen halskraag, staart naar beneden, alle kleuren (ook wit) en aftekeningen, meestal wolfsgrauw, zilvergrijs, roestbruin en zwart-wit, wit masker op hoofd en brilvormige aftekening rond ogen
Alaskan Malamute (USA):
stevig gebouwd, zwaarder dan Husky, staand op tenen, breed krachtig bovenaan matig rond hoofd, schuin staande ogen (altijd bruin!), zijdelings iets schuin naar voor aangezette uitelkaar staande oren klein in verhouding, wuivende pluimbeharing aan omhoog gedragen staart, dikke ruwe bovenvacht, dikke halskraag, meestal wolfsgrijs of zwart-wit, kap en/of bril op hoofd
Samojeed (RUS):
breed, diepe borst, middellange rug, krachtig wigvormig hoofd, brede platte schedel, puntige/spitse snuit, diepliggende ogen, geen grote, ver uitelkaar staande driehoekige oren met afgeronde punt, zwaar behaarde opgekrulde staart, zware bovenvacht, duidelijke halskraag, kort glad haar op hoofd, wit roomkleurig, wit met lichtbruin
Duitse Spitzen of Keeshonden (DUI):
korte rechte aflopende rug, diepe borst, lange uitstaande haren, dikke ondervacht, zware halskraag, dik kort haar op snuit oren voeten binnen- en buitenzijde benen, vosachtig hoofd, kleine bij elkaar staande puntoren, wigvormige neus, duidelijke stop, krulstaart vormt grote harige bos, kleur wolfsgrauw, wit, zwart, bruin, oranje (klein en groot)
Chow Chow (China):
leeuwachtig, brede diepe borst, korte rug en lenden, brede matig lange snuit, blauwzwarte tong, kleine dikke ver uitelkaar geplaatste opstaande naar voor gedragen oren, lage rechte sprongen, dichte rechte van lichaam afstaande vacht, langharig of kortharig, effen rood, zwart, blauw, roomkleur
Basenji (Congo):
oorspronkelijk lopende jachthond, versmallend hoofd bij de ogen, huidrimpels op schedel en voorhoofd, ogen met doordringende uitdrukking, relatief grote fijne puntige staande oren, hoog aangezette gekrulde staart die 1 of 2 ringen vormt en dicht tegen kruis gedrukt, korte dichte fijne bovenvacht, meestal roodbont, daarnaast zwartbont of driekleur, voeten/staartpunt steeds wit, vooral voorhand is wit, blaft niet maar jodelt