Task 6 three dimensions Flashcards

1
Q

cue approach of depth perception

A

focust op identificeren van informatie in de retina wat samenhangt met diepte in scenes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Occlusion

A

Object dat deels bedekt is moet verder weg staan dan het object wat het bedekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nonmetrical depth cue

A

Geeft relatieve ordening, maar niet diepte omvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 soorten depth cues

A

Oculomotor
Monocular
Binocular

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oculomotor

A

Signalen gebaseerd op de positie van onze ogen en de spanning in oogspieren. Accomoderen en convergentie veroorzaken deze signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Monocular

A

Signalen die werken met 1 oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Binocular

A

Signalen die afhankelijk zijn van beide ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pictorial cues

A
Relatieve hoogte
Relatieve grootte
Perspectief convergentie
Bekende grootte
Atmosferisch perspectief
Textuur gradiënt
Schaduw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Motion-produces cues

A

Nieuwe signalen verschijnen als we waarnemen in beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Motion parallax

A

Dichtbije objecten lijken ons snel voorbij te gaan maar objecten ver weg lijken langzamer te bewegen en blijven in zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Optic flow

A

Patroon van bewegende objecten in visuele scenes door de relatieve beweging tussen de observeerder en de scene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Visual angle

A

Hoek van object relatief naar oog van observeerder, wordt groter naarmate persoon dichterbij komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conflicting cues theory

A

Onze perceptie van lijn lengtes is afhankelijk van:

  • eigenlijke lengte van verticale lijnen
  • Gehele lengte van het figuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Binocular disparity

A

Verschil tussen de 2 retina beelden van dezelfde scene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stereoscopic vision

A

Diepte zien met 2 ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Corresponding retinal points

A

Punten op retina die overlappen als de ogen boven op elkaar worden geplaatst

17
Q

Absoulute disparity

A

Mate waarin objecten afwijken van corresponding points

18
Q

Relative disparity

A

Absolute ongelijkheid in een setting

19
Q

Stereopsis

A

Mogelijkheid tot gebruik van binocular disparity als signaal voor diepte