TaalCompleet (KNM) Flashcards
1
Q
dichtbevolkt
A
densly populated
2
Q
hoofdstad
A
capital
3
Q
vliegveld
A
airport
4
Q
regering
A
government
5
Q
handel
A
trade
6
Q
bij elkaar
A
Ard arda
7
Q
gebeid
A
area
8
Q
bespreek
A
discuss
9
Q
dijken
A
Dikes
10
Q
duinen
A
Dune
11
Q
houdt
A
holds
12
Q
polder
A
Polder
13
Q
overstroomt
A
flood
14
Q
beschermt
A
protects
15
Q
overleden
A
dead
16
Q
watersnoodramp
A
flood disaster
17
Q
ramp
A
disaster
18
Q
volk
A
people
19
Q
macht
A
power
20
Q
besluiten
A
decisions
21
Q
nemen
A
taking/ making (e.g. decision)
22
Q
besluiten nemen
A
making decisions
23
Q
bezetten
A
occupy
24
Q
joden
A
jews
25
gehandicapten
disabled people
26
onderduiken (ondergedoken)
to go into hiding (in hiding)
27
concentratiekamp
concentration camp
28
dagboek
diary
29
bevrijdden
liberated
30
geallieerden
allies
31
vochten
fought
32
slachtoffers
victims
33
dodenherdenking
commemoration of the dead
34
bevrijdingsdag
liberation day
35
voeren
carry (wage, e.g. war)
36
oorlog voeren
wage war
37
afspraken
arrangements
38
munt
currency
39
gastarbeiders
guest workers
40
vluchtelingen
refugees
41
beslissen
to decide
42
stemmen
to vote
43
gelijkheid
equality
