A1 - 1 Flashcards
doel
goal
riem
belt
het huis
home
het wiel
wheel
duim
thumb
blote
bare (barefoot)
schoen
shoe
glas
glass
rolt
to roll
hoek
corner
schiet
to kick
vast
to fix/ to fasten
broek
trousers
strak
tight (to tighten)
los
loose (to loose)
rond
round
fiets
bike
kapot
broken
ander
other
woon
to live
tuin
garden
heerlijk
lovely
slaat
to hit
steekt
to put (agzina salmaq)
mond
mouth
dik
fat / big
pijn
pain
voel
feel
viel
fell
heel
çox
hier
here
dier
animal
vier
five
ruim
large
muis
mouse
noot
nut
zeep
soap
geel
yellow
jaar
year
maan
month (or moon)
vuur
fire
hang
hang
pak
pack
hard
hard
sla
to hit (or salad)
lekker
tasty/ good
zacht
soft
oog
eye
hou
love
bloem
flower
zon
sun
kom op
come on / com up
gaat onder
go down
gooien
to throw
hout
wood
warm
warm
brand
fire (bonfire)
brandt
to burn
hoeveel
how much
vijf
five
geit
goat
neus
nose
ring
ring
lach
to lauch
schaar
scissors
krijg
to get
vakantie
vacancy
(ge)weest
be (e.g. geweest - been)
wei
way (or to leave)
boer
farmer
melk
milk
melkt
to milk
kleintjes
baby animals
ruik
to smell
niks
nothing
dicht
closed
kopen
to buy
steen
stone
past op
to fit (e.g. ring fits)
blij
pleased, happy
grapje
joke
knip
cut (nails, paper, etc)
groot
big
klein
small
nagel
nail
vrouw
woman
blauw
blue
cent
eent
schrift
notebook
bloed
blood
gezicht
face
ken
to know
trouw
to marry
lucht
sky
citroen
lemon
kost
to cost
terug
back
schrijf
to write
huiswerk
homework
vol
full
moet
must
prikken
sting, draw bloed
onderzoek
research, examination
verbrand
burned
smeer
rub
zalf
cream - oitment
bescherm
protect
hoed
hat
zak
bag
lek
to leak
les
lesson
pil
pll
nep
fake
tik
tick (ticking a window)
raam
window
mis
to miss
leg
to put
tel
to count
tot
to
stap
step
stap in
to step in
druk
press (also busy)
denk
to think
praat
to speak
help
to help
dans
dance
graag
like, to be pleased by
bal
ball
drop
licorice
zwart
black
half
half
speel
play
vlek
fleck (ləkə)
hals
neck
rits
zipper
stuur
to send
ster
star
breng
bring, fetch
bang
afraid
kind
child
kruipt
crawl
vraag
ask
broer
brother
plein
square
dorp
town
plaats
village
blijf
stay, remain
heet
named/ called
film
film
weet
know
laten
let’s
samen
together
leuker
btter
kijken
to look/ to watch
tog
right?
vaak
often
met mij mee
with me
zoon
son
zoek
to search
huur
rent
per
per
voor
for
wie
who
koop
buy
te koop
to sell
maat
size
grote maat
large size
sterk
strong
slot
lock
rijd
to drive
rijdt
drives
heeft
to have
klopt
correct
dat klopt
that is correct
vind
to find
wel
well
veel
a lot
te
a lot
laag
low
hem
him
maak
to make
school
school
schoon
clean
kleine
small
mooie
nice
buurt
neighborhood
zoekt
searches
schoon-maker
cleaner
brief
letter
avond
evening (6pm-midnight)
na
after
woon pas kort
live for short time
sinds
since
baan
job
ochtend
morning (sunrise to noon)
dank u wel
thank you
maar
but
want
because
dan
then
er
there
grond
ground
kleur
color
schip
ship
schaap
sheep
wel veel
too much
inschrijven
register
makkelijk
easy, comfortable
even denken
let me think
even
momentarily, for a bit
moeilijk
difficult
vergeet
forget
steeds
constanly, always, still
wacth
wait
boekje
note book
waar
t
geloof
belief/ to believe
bij
near, beside, by
je
you (subject pronoun)
jou
you (object pronoun)
zie
see
alleen
only
vriend
friend
onze
our
kinderen
children
jongen
boy
meisje
girl
leuke
nice
altijd
always
buiten
outside
nog
still
jong
young
wil
want
deur
door
come maar
come on
binnen
inside
woonkamer
living room
keuken
kitchen
achter
after
eet (eten)
to eet (or food, if “eten maken”)
trap
stairs
zo ga
so go
boven
above
eerste
first
verdieping
floor
badkamer
bathroom
slaapkamers
bedroom
hun
their
eigen
own
kamer
room
tweede
second
ruimte
space/ room
liggen
to lay (or on)
allerlei
all kinds of
splullen
stuff
alles
all, everything
gezien
saw
best wel een ruime woning
quite a spacious house
woning
house
toilet
toilet
beneden
downstairs
gang
corridor
links
left
licht
light
zit
sit (or on)
rechts
right
dingen
things
nodig
need
winter
winter
dag / dagen
day / days
kort
short
nacht / nachten
night
lang
long
vaandag
today
erg
very/ extremely
koud
cold
toch
still, yet
doe aan
put on
dikke
thick
jas
jacket
daar
there, because
voorjaar
spring
fijn
fine
seizoen
season
worden langer
getting longer
wordt warmer
gets warmer
natuurlijk
naturally, of course
zonder
without
eindelijk
finally
mooi
beautiful
wat mooi
how beautiful
bloemen
flowers
al die
all those
zomer
summer
weer
weather
niemand
nobody, noone
draag
to wear, to carry
droog
dry
vrij
free
heeft vrij (hebben vrij)
having time off
najaar
autumn (second half of the year)
bladeren
leaves
regen / regent
rain / rains
nat
wet
donker
dark
gezellig
pleasant
lerares
teacher
noemen
to call (calling a name)
juf
teacher
juffrouw
woman teacher
tussen
between
klaas
class
mogen
may (to be allowed to)
opruimen
tidy, clear
sluit
close
bank
bank
bijna
almost
hoeft
need/ have to
nooit
never
gesloten
closed
kwart
quarter (hour)
maandag
monday
dinsdag
tuesday
woensdag
wednesday
donderdag
thursday
vrijdag
friday
zaterdag
saturday
zondag
sunday
‘s ochtends
in the morning
‘s middags
in de midday
‘s avonds
in de evening
‘s nachts
in the night
iets
something
wil graag
want
gaan
go
zitten
sit
laten we even gaan zitten
lets sit down
aan het tafel
at the table
bij het raam
next to the window
stoel / stoelen
chair
zullen
will (they or you - you will, they will)
nemen
to take
broodje
bread
kaas
cheese
broodje kaas
cheese sandwich
niets
nothing
anders
other
zoeveel
so much
heb zien in iets warms
I want something warm
een kop soep
a cup of soup
lijkt me lekker
seems nice to me / I like
vlees
meat
glas melk
glass of milk
haal
to get (e.g. to get the bill)
geld
money
geven
to give
gek
crazy, insane
betalen
to pay
volgende
next
keer
time (e.g. next time)
collega / collega’s
colleague, colleagues
thuis
at home
hele
whole
meestal
mostly, generally
groente
vegetable
kip
chicken
dat vinden kinderen lekker
children like that
dat vind ik lekker
I like that
ontbijt
breakfast
brood
bread
boter
butter
kopje thee/ kopje koffie
cup of tea, cup of coffee
de lunch
lunch
gebak
pastry
ei
egg
gebakken ei
fried egg
warm eten
warm food
vis
fish
aardappelen
potato
ik wel
I do
ik ben het met je eens
i agree with you
wat doe jij voor werk
what do you do (what is your work)
wat voor
what kind
besluten
decide, to make decision
beslissen
decide
oplossen
solve
vroeg uit bed
out of bed
veel te doen
much to do
eerst
first
douchen
to shower
trek ik schone kleren aan
I put on clean clothes
maak wakker
to wake up
wassen
to wash
aankleden
to dress
taak
task
haar
hair
boven ben ik klaar
I am done upstairs
iedereen
everyone
behalve
except
langzaam
slow
roep
call (hail)
nou
well
kom je nou
are you coming (well, are you coming)
laat
late
maakt klaar
prepares
oor
ear
luisteren
to listen
half oor
half ear (listening with half ear)
nieuws
news
gebeuren / gebeurd
to happen, happened
wat is er in de wereld gebeurd
what happened in the world
vertrekken/ vertrekt
to leave / left
als
as, if
zijn
to be
ruimen
clean up
ruimen de spullen op
cleaning the stuff up
heel programma
whole program
moe
tired
soms ben ik al moe als ik op mijn werk kom
sometimes I am already tired when I come to my work
gelukkig
luckily
koffie
coffee
kletsen
to chatter, gossip
aan het werk
get to work
kleden
to dress
wonen
to live (live in)
familie
(extended) family
gezin
(immediate) family
foto
photo
naast
next to
achternaam
last name
oudste
eldest, oldest
moeder
mother
midden
middle
jongste
youngest
ouders
parents
allemaal
everybody, all
blond
blonde
zoals
as, such as
gisteren
yesterday
praten
to talk (to talk to)
gepraat
talked
aardige
nice ones
allebei
both
gemeente
municipality
hun kinderen gaan hier in de buurt naar school
their children go to school in this neighborhood
net
just
net als
just like
miscchien
maybe
vriendjes
boyfriends
vriendinnetjes
girlfriends
schijnt
to appear, to shine (sun)
ik heb mijn eerst doel bereijkd
I have achieved my first goal
ik heb aangekom
I have arrived
wisselen
switch
ruilen
exchange
ziek
sick
geweest
been
gelegen
lying (lied in bed)
hoofd
head
armen
arms
benen
legs
dokter
doctor
gebeld
called
apotheek
pharmacy
medicijnen
medicine
halen
to get (medicine)
herfst
autimn
enzovoort
and so on
minstens
at last
pas op
beware, look after
Voelt zich slecht
feeling themselves bad
daarom
therefore
blijven
stay
zorgen
care
bijvoorbeeld
for example
leef
live
gezond
healthy
betekenen
to mean (something)
bewegen
to move
regelmatig
regularly
wandelen
to walk
gewoontes
habits
Dan pak je toch de bus
then do you take the bus, right?
halte
stop
bus halte
bus stop
wachten
waiting
dus
so
liever
rather
nadelen
cons
speciale
special
kleren
clothes
trouwens
besides
last
burden
feit
fact
verlies
loss, waste
voordeel
benefit
korte
short
teveel
too many, too much
vet
fat (eating fat)
rook
smoking