Taal - HC 3 Flashcards
Taal is…
Sociaal en cognitief.
Multidisciplinair onderzoek (nodig).
Spraak- en taalproblemen, sociaal-emotionele ontwikkeling, verstandelijke ontwikkeling, motoriek, gerichte aandacht en auditieve verwerking.
Taalbegrip.
Begrijpen van taal.
Taalproductie.
Zelf spreken van taal.
Fonologie.
Klankleer.
Semantiek.
Woordenschat, betekenis.
Morfologie.
Vormleer, bijv. werkwoord spellen en vervoegen verleden tijd.
Syntaxis.
Zinsopbouw, bijv. woordvolgorde in zin.
Pragmatiek.
Conventies rond taalgebruik in communicatieve situaties, bijv. beurt wisselen in dialoog.
Metalinguïstiek.
Reflectie op taalgebruik, bijv. zelfcorrectie.
Periodes van normatieve taalontwikkeling.
- Pre-linguale periode.
- Vroeg-linguale periode.
- Differentiatiefase.
- Voltooiingsfase.
- Latere fase van taalontwikkeling.
Pre-linguale periode.
- 1e levensjaar.
- Communiceren d.m.v. gelaatsexpressies en lichaamstaal.
- 1e halfjaar aandacht voor elkaar, na 1e half jaar ook voorwerpen en gedeeltelijke aandacht voor hetzelfde onderwerp.
- Vanaf 6 maanden beurtnemen en brabbelen.
- Geleidelijk komt in brabbelpatroon melodie en intonatie van taal.
- Expressief jargon, gevorderd brabbelen.
Vroeg-linguale periode.
- 1 tot 2,5 jaar.
- Geleidelijk over in woorden en leren dat taal middel is om betekenis over te dragen.
- 1/2 woorduitingen en gaat over in productie van eenvoudige meerwoordzinnen.
- Kwantitatieve woordenschatgroei.
- Kwalitatieve woordenschatgroei, van woorden over dagelijks leven gerelateerd aan lichaamsfuncties naar uitdrukken van relaties tussen dingen.
- Meerwoorduitingen die voornamelijk bestaan uit zelfstandig naamwoorden en werkwoorden.
Differentiatiefase.
- 2,5 - 5 jaar.
- Lexicale ontwikkeling in stroomversnelling –> semantiek eigen maken, voorzetsels en bijwoorden gebruiken.
- Morfologie ontwikkelt.
- Aspecten van sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling in woorden uiten.
rond 5e/6e verstaanbaar spreken, weinig opvallende fouten.
Voltooiiingsfase.
- 5 - 10 jaar.
- Schriftelijke taal –> leren lezen en schrijven.
- Mondelinge taalgebruik verder ontwikkelen.
- Woordenschat neemt in omvang toe.
- Meest basale regels syntaxis en morfologie beheerst.
- Metalinguïstische vaardigheden, verbeteren eigen en anderen taalgebruik.
- Taalgebruik ook voor uitdrukken van fantasie of creativiteit.