Spellen - HC 5 Flashcards
Impliciete statistische leervaardigheden.
Vermogen om te leren over de frequenties van objecten en gebeurtenissen en combinaties daarvan o.b.v. blootstelling.
Prephonological writing.
Ongeveer rond 4 jaar. Kinderen kunnen herkenbare symbolen die lijken op letters waaraan ze zijn blootgesteld ‘schrijven’. Vaak hun eigen naam.
Grafotactische patronen.
Patronen die volgorde en inrichting van letters betreffen.
Invented spelling.
Ongeveer 5/6 jaar. Steeds meer fonologie bij spellen. Het klopt niet helemaal, maar letters passen meer bij de klanken van het woord.
Fouten in spelling in invented spelling fase.
- Omission.
- Substitutions.
- Intrusions.
Theorieën over spelling ontwikkeling.
- Constructivistische theorie.
- Stadium en fase theorieën.
- Dual-route theories.
- Integration of multiple patterns.
Constructivistische theorie.
Vanaf jonge leeftijd eigen hypotheses over hoe schrijven werkt. Hypotheses passen zij over tijd aan.
Stadium en fase theorie.
Groeiend vermogen om klanken aan letters te koppelen. Letten niet op nonphonological knowledge.
Dual-rout theorie.
Stellen dat spelling lukt door:
- Nonlexical route: systemen gebruiken voor fonemen koppelen aan grafemen.
- Lexical route: gebruiken van spelling van hele woorden die zijn opgeslagen in geheugen.
Integration of multiple patterns.
- Uiterlijke vorm van schrift –> 2/3 jaar.
- Verband tussen geschreven symbolen en taal.
Explicit instruction.
Systematische methode waarbij leerkrachten direct lesgeven op een manier die scaffolding of ondersteuning biedt bij het leren van vaardigheid.
SRSD.
Instructieaanpak. Leerlingen krijgen expliciete instructie over schrijf strategieën, zelf regulatie strategieën en belangrijke conditionele/procedurele kennis.
Fases:
1. Ontwikkel en activeer achterliggende kennis.
2. Bespreken.
3. Model it.
4. Onthouden.
5. Ondersteunen.
6. Oefenen.
SRSD verbeterd:
- Genre elementen waaronder schrijven.
- Kwaliteit van schrift.
- Kennis van schrift.
- Aanpak bij schrijven.
- Motivatie en self-efficacy.
Strategieën aanleren nieuwe spelling.
- Tracing and visualization.
- Spelling games.
- Peers studying together.
- Practice, repetition and generalization.
Cognitieve processen in verband met ontwikkeling lezen en spellen.
- Fonologisch bewustzijn.
- Rapid automatized naming (RAN).
- Vermogen om letters met hun bijbehorende spraakklanken te matchen.