Taak 5: Hypotheses, theorie en voorspellingen Flashcards

1
Q

‘Als-dan’-redeneringen

A

Een belangrijke manier van redeneren bestaat uit ‘als-dan’-premissen. Dergelijke premissen bestaan uit twee onderdelen:

Het zogenaamde antecedent (als), afgekort met de letter P

Een consequent (dan), afgekort met de letter Q

Bijvoorbeeld: ‘Als Berlijn in Duitsland ligt, dan spreken de mensen daar Duits.’, ‘Als P, dan Q.’

Zoals eerder gezien, bestaat een redenering uit premissen (P1 en P2) en een conclusie (C). In het geval van ‘als-dan’-redeneringen zijn er voor zowel P als Q twee mogelijk situaties. Beide kunnen waar of onwaar zijn. Op basis van P kunnen we vervolgens een uitspraak doen over Q, of vice versa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Deductieve ‘als-dan’-redeneringen

A
  1. MODUS PONENS
    Als P, dan Q
    P -> Q
  2. MODUS TOLLENS
    Als P, dan Q
    Niet Q -> Niet P
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ongeldige ‘als-dan’-redeneringen

A
  1. BEVESTIGEN CONSEQUENT
    Als P, dan Q
    Q -> P
  2. ONTKENNEN ANTECEDENT
    Als P, dan Q
    Niet P -> Niet Q
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Generaliseren

A

Inductieve redeneringen leiden niet tot noodzakelijk ware gevolgtrekkingen, net als bij het ontkennen van het antecedent en het bevestigen van het consequent. Inductieve redeneringen worden om die reden door de logici en filosofen zoals Popper niet als logisch valide (of geldig) gezien. Het is echter wel mogelijk om een inductieve generalisatie te maken met een bepaalde mate van waarschijnlijkheid, a.d.h.v. goed gebruik van steekproefmethode en statistische technieken. Sommige inductieve generalisaties zijn sterker dan andere. Twee factoren zijn met name bepalend voor de sterkte van een inductieve generalisatie:

A. Grote steekproef. Inductieve generalisatie is gestoeld op groot aantal waarnemingen i.p.v. enkele anekdotes.
B. Representatief. Steekproef is typisch/representatief voor populatie waar de generalisatie betrekking op heeft.

Deze twee factoren bepalen in samenspel de kwaliteit van een inductieve generalisatie. Het enkel voldoen aan criterium 1 is geen voldoende garantie voor een inductieve generalisatie van hoge kwaliteit.

Inductieve generalisatie heeft een centrale rol in de wetenschap. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende typen ‘schattingen’ die wetenschappers vanuit een steekproef naar populaties willen generaliseren:

  1. De (relevante) frequentie van bepaalde gebeurtenissen.
    Vb. Hoeveel procent Nederlanders een universitaire opleiding volgt.
  2. De (relevante) frequentie van combinaties van gebeurtenissen (dwz correlaties).
    vb. In welke mate het nemen van een antidepressivum samenvalt met een goed slaappatroon.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorspellingen o.b.v. ‘als-en-dan’-redeneringen

A

Het voorspellen van gebeurtenissen is een essentieel onderdeel van wetenschap. Het al dan niet uitkomen van een voorspelling is een manier om de verisimilitude van een theorie te beoordelen. Het waarheidsgehalte (de verisimilitude) van een theorie moet zich vertalen in voorspellingen over de toekomst die daadwerkelijk uitkomen. Voorspellingen zijn gebaseerd op ‘als-en-dan’-redeneringen.

Wanneer een onderzoeker tegen een bepaald vraagstuk aanloopt, bijvoorbeeld waarom mensen een bepaald gedrag vertonen, kan die een verklarende hypothese opstellen en deze proberen te onderzoeken door een empirische voorspelling te formuleren. De onderzoeker volgt in dat geval de hypothetisch-deductieve methode. De eerste stap in dit proces is het afleiden van een voorspelling die deductief voortkomt uit de hypothese of theorie. Een voorspelling (de verwachte uitkomst van een bepaald onderzoek) hangt natuurlijk ook af van hoe de onderzoeker van plan is de hypothese te onderzoeken. In het ‘als-en-dan’-schema noemen we dat de voorgestelde actie.

Grofweg zijn er twee routes die een onderzoeker kan nemen om een hypothese te onderzoeken.

  1. Passief observeren/meten: hoe vaak bepaalde gebeurtenissen voorkomen, of verschillende zaken meten.
  2. Actief een bepaalde situatie creëren, door Francis Bacon ook wel geduid als de methode van ‘Pulling the Lion’s tail’, staat centraal in de zogenaamde experimentele methode (meer daarover in studietaak 6)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hypothetisch-deductieve methode ~ Als-en-daarom-redereningen

A

De hypothetisch-deductieve (HD) methode is een veelgebruikte wetenschappelijke methode, ook in de psychologie. De HD-methode is een alternatief van, of uitbreiding op, de inductieve methode. Waar de inductieve methode in essentie observatiegedreven is, keert de HD-methode dit in feite om. D.w.z. in de HD-methode staat een ‘idee’ centraal als startpunt, de HD-methode is hypothese-/theoriegedreven. Vanuit een bedachte hypothese of theorie wordt vervolgens een voorspelling afgeleid die wordt blootgesteld aan empirische toetsing.

Sommige ‘als-dan’-redeneringen zijn deductief, leiden dus tot noodzakelijk ware conclusies, terwijl andere ‘als-dan’-redeneringen logisch ongeldig zijn (maar met bepaalde mate van zekerheid een conclusie toelaten). Het verschil tussen HD-confirmatie en HD-falsificatie (voorkeursmethode van Popper) is toe te schrijven aan de sterke logica van de falsificatiemethode die namelijk een deductief schema volgt (modus tollens). Tenminste, dat was hoe Popper daar in eerste instantie over dacht. Het is niet altijd eenduidig of een bepaald onderzoeksresultaat nu daadwerkelijk in tegenspraak is met de hypothese.

Hoewel Poppers HD-falsificatiemethode dus logisch gezien een sterkere methode is dan de HD-confirmatiemethode, zijn er praktische bezwaren tegen het idee dat onderzoeksresultaten een duidelijke zwarte zwaan bieden aan onderzoekers om daarmee hun theorie of hypothese te falsifiëren.

Het probleem, ook wel bekend als het Duhem-Quine-probleem, is dat we een aantal cruciale aannamen moeten maken om dit resultaat als een harde falsificatie (zwarte zwaan) te beschouwen. Want hoe hebben de onderzoekers walgingsgevoeligheid precies gemeten? En hoe is de mate waarin mensen viezigheid vermijden gemeten?

Om de hypothese als gefalsifieerd te beschouwen, moeten we ervan uitgaan dat dergelijke aspecten in het onderzoek allemaal op orde zijn. Mocht nu blijken dat bijvoorbeeld de onderzoekers matige meetmethodes hebben gebruikt, dan verzwakt dat de harde logica van de modus tollens. Immers, is het onderzoeksresultaat dan een gevolg van een foutieve methode (zoals de meetmethodes) of van een onware hypothese?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly