Taak 3: paradigma´s en wetenschappelijke revoluties Flashcards
Vier ‘common sense’ aannamen logisch positivisten waar Kuhn zich tegen af zette:
- Wetenschappelijke kennis groeit cumulatief
- Wetenschappelijke kennis is objectief
- Wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces
- Wetenschappers zijn zelfkritisch
Wetenschappelijke kennis groeit cumulatief
De logisch positivisten gaan uit van het idee dat de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis cumulatief van aard is. D.w.z. wetenschap genereert continue feitenkennis over onze werkelijkheid en wetenschappelijke kennis vertoont een kwantitatieve, cumulatieve groei. Deze groei is in sommige perioden, zoals de renaissance, wat sneller dan in andere.
De logisch positivisten erkennen overigens wel dat er ook weleens wetenschappelijke kennis verloren gaat. Achterhaalde theorieën worden echter in de regel vervangen door superieure theorieën die dezelfde empirische verschijnselen meer accuraat verklaren. Bovendien hebben de nieuwe theorieën een groter verklarend vermogen en beschrijven ze meer empirische verschijnselen dan de oude theorieën. In de ogen van de logisch positivisten zijn deze latere theorieën dus ook objectief beter. Deze alsmaar groeiende berg van objectieve feiten zorgt er volgens de logisch positivisten voor dat de wetenschap steeds dichter bij een complete en accurate beschrijving van de werkelijkheid komt. Dit wordt truth approximation genoemd, d.w.z. wetenschap ‘zoomt’ steeds verder in op de werkelijkheid en kennis is een steeds nauwkeurigere afspiegeling.
De logisch positivisten nemen dus aan dat nieuwere theorieën in de regel de waarheid dichter benaderen dan oudere theorieën (verisimilitude), al verschillen ze in mening van Popper hoe deze betere ‘approximation’ bereikt wordt. Volgens deze denkwijze is het uiteindelijke doel van de wetenschap om tot een volledige en zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van de werkelijkheid te komen. Om dit doel te bereiken is het de taak van wetenschappers om zoveel mogelijk objectieve feiten toe te voegen aan de groeiende berg wetenschappelijke kennis.
Wetenschappelijke kennis is objectief
De logisch positivisten stellen dat wetenschappelijke kennis objectief is in die zin dat deze onafhankelijk is van wetenschappers. Volgens de logisch positivisten zeggen de objectieve feiten dan ook iets over de objectieve werkelijkheid en de wereld om ons heen.
Een belangrijke aanname die de logisch positivisten hierbij maken, is dat objectieve feiten theorieneutraal zijn. Zij scheiden dus duidelijk de theorie van de observatie, oftewel de gebruikte theorie staat los van de objectieve feiten die de wetenschapper ontdekt. Deze neutrale observaties vormen dus een soort objectieve scheidsrechter aan de hand waarvan wetenschappers kunnen vaststellen of de theorie correct is.
Wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces
Wetenschap is bij uitstek een rationele bezigheid. Wetenschappelijke theorieën zijn logisch coherent en wetenschappers gebruiken inductieve en deductieve methoden om kennis te vergaren. Bij Popper vinden we dit idee van rationaliteit ook terug: wetenschap draait vooral om kritische toetsing van bestaande theorieën.
A. Context of discovery: Historische verhaal dat weergeeft hoe de wetenschapper zijn theorie ontdekt. Vb. Ontdekking zwaartekracht door Newton, nadat hij appel zag vallen. Voor logisch positivisten is context of discovery niet relevant voor het begrijpen van hoe wetenschap werkt, het is slechts een subjectief psychologisch proces dat afhankelijk is van allerlei toevalligheden.
B. Context of justification: Hoe theorie gevormd wordt (vanuit context van ontdekking), het rationele element van wetenschap. Vb. Hoe Newton zijn idee in wiskundige vorm heeft gegoten en zijn theorie heeft uitgewerkt. Het is voor de logisch empiristen irrelevant hoe iemand op een theorie komt of waar iemand de inspiratie vandaan haalt voor een wetenschappelijk ontdekking. Waar het om gaat, is hoe de uiteindelijke theorie wordt gevormd, logisch en wiskundig coherent wordt gemaakt en wordt getoetst. Dit maakt van wetenschap volgens de logisch positivisten een rationele activiteit.
Wetenschappers zijn zelfkritisch
Wetenschappelijke theorieën moeten zich volgens Popper kwetsbaar opstellen door uitspraken te genereren die in principe experimenteel weerlegbaar, oftewel falsifieerbaar zijn. Een zelfkritische houding is (volgens Popper) cruciaal.
Kuhns theorie over wetenschappelijke revoluties
Volgens Thomas Kuhn negeerden zijn voorgangers de geschiedenis van wetenschappelijke ontwikkeling en schetsten zij daarmee een verkeerd beeld van wetenschappelijke vooruitgang. Tijdens Kuhns historisch onderzoek naar de ontwikkeling van de natuurkunde als wetenschap viel hem op dat deze wetenschap zich volgens een karakteristieke cyclische structuur ontwikkelde. Centraal in deze wetenschappelijke ontwikkelingscyclus staat volgens Kuhn het begrip paradigma.
De paradigma’s van Kuhn
Het begrip paradigma staat centraal in de filosofie van Kuhn. Kuhn gebruikt de term paradigma vooral als een overkoepelend begrip dat de algemene benadering binnen een wetenschappelijke discipline kenmerkt. Een paradigma is een coherent geheel aan theorieën, meetinstrumenten, onderzoeksmethodieken en basisaannamen. Een paradigma biedt wetenschappers in een bepaalde discipline een soort roadmap. Het bepaalt welke onderzoeksvragen relevant zijn en welke niet. Het paradigma bepaalt ook wat goede en wat slechte wetenschap is.
De introductie van deze paradigma’s ziet Kuhn als revoluties in de wetenschap. Een nieuw paradigma introduceert een fundamenteel andere kijk op de wereld en zet de wetenschap daarmee op de kop. Een paradigma biedt een kader voor een wetenschapsgebied, maar dat wil niet zeggen dat het een pasklaar antwoord heeft op alle vraagstukken binnen een wetenschap. Het genereert juist onderzoeksvragen, die nog moeten worden beantwoord. Het paradigma wordt door de wetenschappers in de loop der tijd steeds verder verfijnd en uitgebreid. De onderzoeksvragen die het paradigma genereert, worden door Kuhn ook wel puzzels genoemd. Het oplossen van deze puzzels kenmerkt volgens Kuhn het dagelijks werk van de wetenschapper.
In de ogen van Kuhn zijn wetenschappers niet zozeer dagelijks op zoek naar ‘novelty’. Het ontdekken van nieuwe, onverwachte feiten of theorieën die conflicteren met het bestaande paradigma is niet het doel van wetenschap. Integendeel, als een paradigma succesvol is, doet de wetenschap geen onverwachte nieuwe ontdekkingen, maar lost het puzzels op die binnen het paradigma passen.
Route naar normale wetenschap volgens Kuhn
1.Pre-paradigmatische periode
In zo’n beginperiode beschikken wetenschappers nog niet over gedeelde basisaannamen of een theorie, en bestaat er nog geen overeenstemming over welke problemen nu precies essentieel zijn voor het onderzoeksveld. Ook bestaat er nog geen gedeeld vocabulaire tussen wetenschappers. Dit alles maakt het buitengewoon moeilijk voor wetenschappers om tot samenwerking te komen. Zonder een paradigma lijken alle feiten en verschijnselen namelijk even relevant: Als je als wetenschapper niet weet op welke verschijnselen of verbanden je je moet richten in je onderzoek, dan ontbreken ook de redenen om een bepaald verschijnsel tot op de bodem uit te zoeken. Op deze manier kom je volgens Kuhn ook niet tot echte wetenschap.
- Herdefiniërend boek/studie
Een wetenschappelijk boek of exemplarische studie die het probleemveld voor een vak herdefinieert of nieuwe onderzoeksmethoden uitvindt. - Komen tot consensus
Het veld ontwikkelt zich verder in vaktijdschriften. Een meerderheid van de wetenschappers schaart zich achter de nieuwe stroming en andere benaderingen geraken steeds meer op de achtergrond en aanhangers van oudere benaderingen sterven uit. (consensus bereiken kan decennialang duren) - Fase van normale wetenschap
Zodra een nieuw paradigma algemeen wordt geaccepteerd, breekt een fase van normale wetenschap aan. Er wordt niet meer getwijfeld aan de juistheid. Wetenschappers gebruiken het als richtlijn en onderzoeken voorspellingen van het paradgima en proberen het uit te breiden en te verfijnen. In deze periode ondergaat de wetenschap geen radicale veranderingen. Het paradigma genereert onderzoeksvragen/puzzels en het oplossen van deze puzzels zorgt voor wetenschappelijke vooruitgang. (fase van normale wetenschap kan decennia/eeuwen duren)
Anomalieën
Volgens Kuhn zijn wetenschappers in een periode van normale wetenschap niet kritisch ten aanzien van het bestaande paradigma. Kernaannamen worden voor waarheid aangenomen en dat is niet zonder reden. Er is voor deze aannamen overweldigend empirisch bewijs. De wetenschap zou volgens Kuhn dan ook zijn tijd verdoen als ze voortdurend zelfkritisch zou zijn naar het eigen paradigma. Deze conservatieve houding heeft een belangrijke functie. Het zorgt ervoor dat wetenschappers hun paradigma niet snel overboord gooien als onderzoeksresultaten niet overeenkomen met wat het paradigma voorspelt. Hoe succesvol een paradigma ook is, volgens Kuhn worden er na verloop van tijd nieuwe, onverwachte ontdekkingen gedaan die niet binnen het paradigma passen. Kuhn noemt dit soort ontdekkingen anomalieën.
Kuhn en Popper hebben verschillende opvattingen over hoe wetenschappers omgaan met falsificatie van theorieën. Kuhn laat zien dat wetenschappers door de geschiedenis van de wetenschap heen hardnekkige anomalieën niet als falsificaties van hun paradigma beschouwen. Zelfs als anomalieën de wetenschap in een crisis hebben gebracht, doen wetenschappers volgens Kuhn nog steeds geen afstand van het paradigma. Ze beginnen wel naar alternatieve verklaringen te zoeken en het geloof in het bestaande paradigma neemt af.
Volgens Kuhn wijzen wetenschappers in de praktijk hun paradigma niet af op basis van een vergelijking met observationele data. Pas als er een nieuwe, alternatieve theorie beschikbaar is, en dit alternatief door de meerderheid van de wetenschappers als nieuw paradigma wordt geaccepteerd, wordt de oude visie verworpen.
Ook hebben Kuhn en Popper verschillende ideeën over wanneer een vakgebied een wetenschap is.
KUHN:
- Wetenschappelijke theorieën moeten uitspraken kunnen genereren die experimenteel weerlegbaar/falsifieerbaar zijn.
- Het onderscheid wetenschap - pseudowetenschap = aanwezigheid van een paradigma. Het paradigma creëert puzzels voor wetenschappers, dit genereert nieuwe kennis. Pseudowetenschap, zoals astrologie, begeeft zich in een pre-paradigmatische fase. Er worden geen echte ‘puzzels’ gecreëerd waardoor deze disciplines ook geen progressie vertonen.
POPPER:
- Falsificatieprincipe = demarcatiecriterium dat echte wetenschap onderscheidt van pseudowetenschap, zoals astrologie. Pseudowetenschap kan geen falsifieerbare uitspraken genereren en heeft het daardoor altijd bij het rechte eind.
Wetenschappelijke cyclus volgens Kuhn
Paradigma -> Normale wetenschap -> Anomalie -> Crisis -> Revolutie
Periode van crisis en revolutie
Veel anomalieën worden uiteindelijk wegverklaard, worden voorlopig genegeerd, of kunnen door kleine aanpassingen van het paradigma worden opgevangen, zodat normale wetenschap zich weer ongestoord verder kan ontwikkelen. Soms stapelen de anomalieën zich echter in die mate op dat wetenschappers ze niet meer kunnen oplossen binnen het bestaande paradigma. Er wordt nog steeds geprobeerd om de bestaande theorieën aan te passen zodat ze de anomalieën kunnen verklaren, waarbij er vaak een wildgroei aan aangepaste theorieën ontstaat. Volgens Kuhn zijn dit tekenen dat het paradigma op omvallen staat. Zo ontstaat een periode van crisis. Wetenschappers worden in dit stadium zeer kritisch naar hun paradigma. Omdat puzzels niet opgelost kunnen worden, zijn er radicale nieuwe ideeën en methoden nodig om de crisis te verhelpen.
Een crisis kan op drie manieren worden opgelost:
1. Anomalieën worden binnen paradigma opgelost en normale wetenschap gaat verder.
2. Probleem wordt niet opgelost en genegeerd in hoop dat toekomstige generatie het probleem kan verhelpen.
3. Wetenschap blijft in crisis totdat iemand buiten het paradigma met een nieuwe theorie naar voren komt, die kan leiden naar een nieuw paradigma dat wel een verklaring heeft voor de anomalieën.
Zodra een nieuw paradigma zich aanbiedt en na verloop van tijd de meerderheid van de wetenschappers zich hierachter heeft geschaard, ontstaat een revolutie oftewel een paradigmaverschuiving. Het oude paradigma wordt verlaten en een nieuw paradigma wordt de dominante benadering binnen het wetenschapsgebied. Na een paradigmaovergang wordt het onderzoeksveld binnen een wetenschapsgebied geherdefinieerd. Wetenschappers krijgen een andere visie op welke fenomenen wetenschappelijk relevant zijn, waardoor oude vraagstukken kunnen komen te vervallen of zelfs onwetenschappelijk worden verklaard, en nieuwe vraagstukken belangrijk worden. Zo’n paradigmaverschuiving betekent een fundamentele switch in het perspectief van de wetenschappers. Na zo’n paradigmaverschuiving bekijken wetenschappers de wereld vanuit een nieuw perspectief, werken ze vanuit andere uitgangspunten en kijken ze fundamenteel anders aan tegen de verschijnselen die ze bestuderen.
Omdat een paradigmaverschuiving soms wel tientallen jaren in beslag kan nemen, stelt Kuhn dat wetenschappers zich vaak niet eens bewust zijn dat ze in zo’n periode zitten. Sterker nog, de oude garde blijft tijdens een crisis vaak stellig vasthouden aan het instortende paradigma, terwijl de nieuwe generatie wetenschappers al bezig is het nieuwe paradigma op te bouwen. Meestal gaat er volgens Kuhn een generatie overheen voordat het nieuwe paradigma goed in het zadel zit en de volgende generatie studenten met het nieuwe paradigma opgroeit. Na zo’n paradigmaverschuiving breekt opnieuw een fase aan van normale wetenschap. Zo’n periode kan dan weer decennia of zelfs eeuwen duren. Revoluties zijn volgens Kuhn de belangrijkste momenten in de wetenschap, maar ze zijn eerder uitzondering dan regel.
De Kuhniaanse Gestalt-switch
We zagen dat Kuhn zich afzet tegen een specifiek beeld van wetenschappelijke ontwikkeling, namelijk het idee van cumulatieve groei, zoals die geïmpliceerd door logisch positivisten en Popper. Deze kritiek maakt Kuhn vanuit historisch perspectief. De geschiedenis van de wetenschap wordt niet gekenmerkt door cumulatieve, kwantitatieve groei van kennis, maar door periodes van crisis waarin rigoureuze kritiek en reflectie plaatsvindt, gevolgd door een nieuw paradigma en een nieuwe periode van normale wetenschap.
A. KWANTITATIEVE VERANDERING: kan je mee rekenen vb temperatuurverschil
B. KWALITATIEVE VERANDERING: vb. water is bij -25 vast en bij +25 vloeibaar.
Incommensurabiliteit
Kuhn claimt dat zijn cyclus van wetenschapsontwikkeling belangrijke implicaties heeft voor de door de logisch positivisten veronderstelde cumulatieve groei van wetenschap. Er is volgens hem enkel sprake van cumulatieve groei tijdens een periode van normale wetenschap, niet bij een paradigma-overgang. Elkaar opvolgende paradigma’s zijn volgens hem incommensurabel. Dit betekent letterlijk ‘niet meetbaar met een en dezelfde maatstaf’. Kuhn stelt dus dat paradigma’s zo fundamenteel verschillen dat er geen gedeelde standaard is waarmee ze met elkaar vergeleken kunnen worden.
Volgens Kuhn echter kan incommensurabiliteit tussen paradigma’s op drie verschillende vlakken tot uiting komen.
- Manieren van observeren.
Wetenschappelijke observaties zijn volgens Kuhn niet theorieneutraal, maar theorie-geladen. Dat betekent dat twee wetenschappers die verschillende paradigma’s aanhangen, dezelfde observaties op een andere manier interpreteren. Ze kijken door een andere bril naar de wereld. Ook kunnen wetenschappers van concurrerende paradigma’s geïnteresseerd zijn in heel andere verschijnselen. - Onderzoeksmethoden.
Paradigma’s hanteren verschillende standaarden over wat geldt als goede en slechte wetenschap. Het is dus mogelijk dat bepaalde onderzoeksmethoden die vóór een paradigmaovergang nog als wetenschappelijk werden beschouwd, dat niet meer zijn na een paradigmaovergang. - Taalgebruik.
Na een paradigmaovergang kunnen bestaande concepten fundamenteel van betekenis veranderen. Wetenschappers spreken na een paradigmaovergang een andere taal. Oude concepten kunnen vervallen of krijgen een andere invulling.