Taak 4 Geheugen Flashcards

1
Q

Welke twee typen geheugen zijn er?

A

korte- en lange termijn geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken korte termijngeheugen

A
  • Kan beperkte hoeveelheid informatie opslaan (tussen de 5 en 9 stuks) →beperkte capaciteit
  • Korte termijn geheugen vereist repetitie, wanneer je een letterreeks leest en iets leidt je af, dan neemt je kans om de letters te herhalen snel af.
  • Als je iets uit het korte termijn geheugen eenmaal vergeten bent, gaat het verloren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lange termijn geheugen

A
  • Kan een enorme hoeveelheid informatie opslaan
  • Je kunt lange termijn herinneringen reconstrueren waar je jaren niet aan hebt gedacht, hoewel de herinnering misschien niet 100% nauwkeurig is.
  • Met lange termijn geheugen kan een hint je helpen iets te reconstrueren waarvan je dacht dat je het vergeten was.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Consolidatie (versterken)

A

Verder stelde hij voor dat het opslaan van iets in het korte termijngeheugen gedurende een voldoende lange periode het voor de hersenen mogelijk maakt het te consolideren (versterken) in het lange termijngeheugen. Vermoedelijk gebeurt dit door het bouwen van nieuwe synapsen of andere structurele veranderingen. Als iets de repetitie van het korte termijngeheugen onderbrak voordat de consolidatie compleet was, ging de informatie gewoon verloren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

flitslichtherinneringen of ‘Flashbulb memories’

A

Emotioneel belangrijke herinneringen worden snel
gevormd. Als een gebeurtenis buitengewoon opwindend is (eerste kus, of tragedie) herinnert u zich niet alleen de gebeurtenis zelf, maar ook de gebeurtenissen net ervoor en erna

  • De fysiologische verklaring is dat zeer emotionele ervaringen de locus coeruleus opwekken, waardoor de afgifte van norepinefrine door de cortex en de afgifte van dopamine in de hippocampus toeneemt. Emotionele ervaringen verhogen ook de afscheiding van epinefrine en cortisol die de amygdala en hippocampus activeren (sneller informatie opslaan door hoge activiteit).
  • Het punt is dat consolidatie afhangt van meer dan de tijd die nodig is om nieuwe eiwitten te synthetiseren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

synaptic tag-en-capture-proces

A

Het synaptic tag-en-capture-proces is wanneer je brein snel een nieuwe herinnering labelt en onthoudt als belangrijk en relevant, zoals wanneer je een nieuwe route naar huis onthoudt nadat je hem een keer hebt genomen.

Het synaptic tag-en-capture-proces is wanneer je brein snel een nieuwe herinnering labelt om later vast te houden als er een vergelijkbare en belangrijke gebeurtenis plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat het lange termijngeheugen?

A

Declaratief geheugen (expliciet) → bewust informatie kunnen oproepen:
- Semantisch geheugen;
- Episodisch geheugen;

Niet-declaratief geheugen:
- Impliciet geheugen;
o Procedureel geheugen
o Gewoontes (habit-learning);
o Vaardigheden;
o Priming;
o Simpele vormen van conditionering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

declaratieve kennis

A
  • Declaratieve kennis is kennis die beschikbaar is als bewuste herinnering, en het kan in gedachten worden gebracht als herinnerd verbaal of non-verbaal materiaal, zoals een idee, geluid, beeld, gevoel, geur of woord.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het semantisch en episodisch geheugen?

A

Declaratief geheugen biedt een manier om de externe wereld weer te geven. Declaratief geheugen heeft 2 hoofdcomponenten:
- Semantisch geheugen (feiten over de wereld); weten wat de hoofdstad is van frankrijk. mensen herkennen. weten wat geleerd is op school
- Episodisch geheugen (specifieke details van gebeurtenissen uit het verleden kunnen herinneren). herinnering aan de eerste schooldag. ookwel autobiografische kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werkgeheugen

A

Korte termijngeheugen. Nodig om info op te slaan en daar iets mee te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Niet-declaratief geheugen

A

Impliciet geheugen (niet-declaratief geheugen)
▪ Vormen van gewoontes
▪ Vaardigheden ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Priming

A

het verbeterde vermogen om een item te detecteren, produceren of classificeren op basis van een recente ontmoeting met hetzelfde of een gerelateerd item.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Non-associatief leren

A

Het geheugen bestaat uit verschillende dimensies: Habituatie/habit learning: dit is
non-associatief leren, waarbij er gewenning optreed bij een stimulus. Klassiek conditioneren: dit is
associatief leren, waarbij nieuwe verbanden worden gelegd tussen een stimulus en respons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

trial en error leren

A

Trial and error leren is een manier van leren waarbij men door herhaaldelijk proberen en fouten maken uiteindelijk de juiste oplossing vindt. Het geleidelijke trial-en-error leren dat leidt tot gewoontes wordt gesteund door het striatum. Habit-learning is gekenmerkt door herhalend gedrag en het is niet gevoelig voor veranderingen in de waarde van de beloning (declaratief gedrag is dat wel!).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De relatie tussen geheugensystemen:

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Twee manieren van leren: klassieke conditionering en operante conditionering

A

Klassieke conditionering(niet decleratief): Het combineren van 2 stimuli, verandert de respons op een van de stimuli.

Instrumentele/operante conditionering: Een respons leidt tot een bekrachtiging of bestraffing. Een bekrachtiger is elke gebeurtenis die de toekomstige kans op een reactie vergroot. Een bestraffer is een gebeurtenis die de frequentie van de respons onderdrukt.

bij operante conditionering de reactie van het individu de uitkomst bepaalt (bekrachtiging of straf), terwijl bij klassieke conditionering de CS en UCS op bepaalde momenten voorkomen, ongeacht het gedrag van het individu.

17
Q

engram

A

Lashley was op zoek naar het engram = de fysieke weergave van wat er is geleerd. Een verbinding tussen 2 hersengebieden zou een mogelijk voorbeeld van een engram zijn. Lashley redeneerde dat als leren afhangt van nieuwe of versterkte verbindingen tussen hersengebieden, een mes dat ergens in de hersenen is gesneden, die verbinding zou moeten onderbreken en de aangeleerde reactie zou opheffen.

18
Q

Equipotentialiteit en mass action (Lashley)

A

Lashley stelde daarom 2 principes voor over het zenuwstelsel:
- Equipotentialiteit → alle delen van de cortex dragen in gelijke mate bij tot complex gedrag zoals leren, en elk deel van de cortex kan elk ander vervangen;
- Mass action → de cortex werkt als geheel, en meer cortex is beter;
Onderzoekers ontdekten dat Lashley’s conclusies op onnodige aannames berustten:
A) Dat de hersenschors de beste of enige plek is om naar een engram te zoeken;
B) Dat het bestuderen van een voorbeeld van leren net zo goed is als het bestuderen van een ander.

19
Q

Paden van leren (thompson) LIP

A

Thompson’s onderzoek identificeerde een kern van het cerebellum, de laterale interpositus nucleus (LIP), als essentieel voor leren. Aan het begin van de training vertoonden die cellen weinig respons op de stimulus, maar naarmate het leren vorderde, nam hun respons toe. Bij onderdrukking van LIP → geen respons op presentatie stimuli. Het onderdrukken van de rode nucleus (een motorgebied in van de middenhersenen dat input ontvangt van het cerebellum) verhinderde tijdelijk een reactie op de stimulus, maar verhinderde niet het leren. Leren vond dus plaats in het LIP.

20
Q

Geheugenverlies na schade aan de hippocampus

A

Schade aan hippocampus en omliggende structuren van de mediale temporale kwab:
- Intellectuele en taalvaardigheden bleven intact;
- Persoonlijkheid bleef hetzelfde, met uitzondering van emotionele kalmte;
- Anterograde amnesie = onvermogen om herinneringen te vormen aan gebeurtenissen die plaatsvonden na hersenbeschadiging.
- Retrograde amnesie = geheugenverlies van gebeurtenissen die plaatsvonden vóór de hersenschade;
o Ernstigst in tijd voorafgaand aan de schade;
- Intact korte termijn- / werkgeheugen, tenzij afleiding plaatsvindt;
- Beperkte opslag van het langetermijngeheugen;
- Vorming van een paar nieuwe zwakke semantische herinneringen, d.w.z. aan feitelijke informatie;
- Ernstige verlies van episodische herinneringen = herinneringen aan persoonlijke gebeurtenissen (wel feiten, maar geen ervaringen);
o De meeste zijn van vóór de schade.
- Bijna intact procedureel geheugen, implicerend dat het procedurele geheugen afhankelijk is van andere hersengebieden.

21
Q

delayed matching-to-sample task

A

De “delayed matching-to-sample task” is een procedure waarbij een dier een object ziet (de “sample”) en na een vertraging moet kiezen uit twee objecten, waarvan het het object moet kiezen dat overeenkomt met de “sample”. Het dier moet zich herinneren welk object tijdens deze gebeurtenis aanwezig was.

De hippocampus is belangrijk voor de “delayed matching-to-sample task” omdat hij cruciaal is voor declaratief geheugen, met name het episodische geheugen. Schade aan de hippocampus beïnvloedt in de meeste gevallen sterk de prestaties in deze taak.

22
Q

Theorieën over de functie van de hippocampus:

A

Een andere hypothese relateert de hippocampus aan geheugen voor context. Onderzoek toonde het belang van de hippocampus voor het episodisch geheugen aan. Vermoedelijk bevat het episodisch geheugen een context → bezienswaardigheden, geluiden, een of meer locaties en een reeks gebeurtenissen.

23
Q

procedurele kennis

A
  • Procedurele kennis verwijst naar informatie gebaseerd op vaardigheden. Het geleerde is ingebed in aangeleerde procedures en komt tot uiting in prestaties.
24
Q

delen van de hersenen koppelen aan geheugen: hippocampus, striatum, amygdala, motor cortext, cerebellum, parientale cortex, voorste temperale cortex

A

De hippocampus is belangrijk voor een snelle opslag van een gebeurtenis. decleratief geheugen

Het striatum (een deel van de basale ganglia) is belangrijk voor het geleidelijk ontwikkelen van gewoonten en voor het zien van complexe patronen die niet duidelijk zijn bij een enkele proef. (OCD) - gewoontegeheugen

Amygdala: emotionele gebeurtenissen

De motor cortex heeft neurale connecties met het cerebellum, welke ook bijdraagt aan het impliciete geheugen. Het cerebellum speelt een belangrijke rol in klassieke conditionering.

De pariëtale cortex is belangrijk voor het uitwerken van episodische herinneringen (= persoonlijke gebeurtenissen).

De voorste temporale cortex dient als een hub voor semantische herinneringen (=feitenkennis).

geheugen van feiten en evenementen: mediale temporale kwab, thalamus en hypothalamus

25
Q

Dual pathways

A
  • The perforant pad: verbindt de hippocampus met de posterior neocortex
  • The fimbria fornix: verbindt de hippocampus met de thalamus en de frontale cortex, de basale ganglia en de hypothalamus.

Door deze twee wegen heeft de hippocampus de functie gekregen van doorgeefstation tussen de
posterior neocortex en de frontale cortex, de basale ganglia en de hersenstam

26
Q

geheugengebieden betrokken bij impliciet geheugen

A

Belangrijke gebieden voor het impliciete geheugen zijn de neocortex en de basale ganglia (de caudate
nucleus en de putamen). Sensorische en motorische informatie wordt naar de neocortex gestuurd.
Vanuit daar wordt de informatie naar de basale ganglia geprojecteerd. De substantia nigra heeft ook
een werking op de basale ganglia door de afgifte van dopamine cellen. Vanuit de basale ganglia
worden de projecties door de globus pallidus en de ventrale thalamus gezonden, waarna het uitkomt
in de premotor cortex. De motor cortex heeft neurale connecties met het cerebellum, welke ook
bijdraagt aan het impliciete geheugen. Het cerebellum speelt een belangrijke rol in klassieke
conditionering.

27
Q

geheugengebieden betrokken bij expliciet geheugen

A

Het circuit van het expliciet geheugen toont verbindingen tussen de temporaalkwab, sensorische en motorische systemen en andere gebieden van de cortex, de cortex en de thalamus. Verder krijgt het expliciete geheugen input van de cortex en de hersenstam waarbij acetylcholine, serotonine en noradrenalinesystemen een belangrijke rol spelen.

28
Q

geheugen gebieden kortetermijngeheugen

A

Het kortetermijngeheugen voor ruimtelijke locaties bevindt zich in het parietaal-frontaal-spatieelsysteem (dorsale stroom). Het kortetermijngeheugen voor objecten bevindt zich in de inferior-temporaal-dorsolateraal-frontaalsysteem (ventrale stroom). Schade aan de prefrontale cortex lijdt tot problemen in het kortetermijngeheugen.

29
Q

Alzheimer

A

De ziekte van Alzheimer is een progressief syndroom, waarbij cellen geleidelijk sterven. Daarnaast ontwikkelen zich in de associatieve cortex allerlei abnormaliteiten. Eerst ontstaat er anterograde amnesie en daarna retrograde amnesie. Uit hersenstudies blijkt dat beschadiging van de mediaal temporale cortex gerelateerd is aan anterograde amnesie, terwijl beschadiging van de andere temporale associaties en frontaal corticale gebieden gerelateerd is aan retrograde amnesie

30
Q

Anterograde- en retrograde amnesie

A

Anterograde amnesie = onvermogen om herinneringen te vormen aan gebeurtenissen die plaatsvonden na hersenbeschadiging.
- Retrograde amnesie = geheugenverlies van gebeurtenissen die plaatsvonden vóór de hersenschade;
o Ernstigst in tijd voorafgaand aan de schade

31
Q

Korsakov

A

Langdurig alcoholisme in combinatie met slecht eten heeft slechte effecten op het geheugen.
Er zijn zes symptomen:
- Anterograde amnesie
- Retrograde amnesie
- Confabuleren: gaten in het geheugen die de patiënt invult met een fantasieverhaal (een verhaal dat weliswaar gebaseerd is op een echte gebeurtenis).
- Spreken met weinig inhoud
- Verliezen van inzicht
- Apathische symptomen
Het syndroom van Korsakov wordt veroorzaakt door een vitamine B-gebrek. Ook zijn de mediale thalamus en de mammilliare lichamen van de hypothalamus beschadigd.

32
Q

Childhood (infantile) amnesia

A

Childhood (infantile) amnesia wordt gekenmerkt door het onvermogen om momenten uit de jeugd te
herinneren.

De meest plausibele verklaring voor geheugenverlies bij kinderen tot nu toe is dat het snelle leren in de vroege kinderjaren de herinneringen die tijdens de babytijd zijn gevormd, verdringt (nieuwe neuronen worden gevormd, die oude verbindingen verstoren → geen toegang meer tot informatie).

33
Q

4 verschillende dementia syndromen:

A
  • Alzheimer (AD) is de meest voorkomende 50-60%
  • Vasculaire dementie (VaD)
  • Dementie met Lewy Body (DLB)
  • Frontotemporale dementie (FTD)

zie tabel en stuvia

34
Q

oorzaak dementie

A

Dementie wordt veroorzaakt door schade aan hersencellen. Deze schade belemmert het vermogen
van hersencellen om met elkaar te communiceren.

35
Q

Risicofactoren dementie

A
  • Leeftijd
  • Vasculaire schade
  • Genetische
  • Verschillende ziektes (down, parkinson)
  • Geschiedenis met depressie
  • Herhaalde hersenletsel
36
Q

De behandeling van dementie is gerelateerd aan de specifieke vorm:

A
  • Vasculaire dementie
    Vasculaire dementie wordt over het algemeen preventief behandeld, waarbij de focus ligt op het bestrijden van hart- en vaatziekten (stoppen met roken, etc.)
  • Fronto-temporaal dementie
    Fronto-temporaal dementie behoeft geen specifieke behandeling, maar er worden wel gedragsinterventies toegepast.
  • De ziekte van Alzheimer
    In vroege stadia van alzheimer kan men nog medicatie toedienen die het vormen van plak wat vertraagd. Wanneer een patiënt de huisarts bezoekt en de diagnose wordt gesteld is dit echter meestal al te laat. Voor het bestrijden van de symptomen van Alzheimer worden benzodiazepinen toegediend, om het slaap waak ritme wat natuurlijker te laten verlopen. Er is nog geen middel ontwikkeld dat de ziekte van Alzheimer kan stoppen of genezen.
37
Q

De behandeling van dementie is gerelateerd aan de specifieke vorm:

A
  • Vasculaire dementie
    Vasculaire dementie wordt over het algemeen preventief behandeld, waarbij de focus ligt op het bestrijden van hart- en vaatziekten (stoppen met roken, etc.)
  • Fronto-temporaal dementie
    Fronto-temporaal dementie behoeft geen specifieke behandeling, maar er worden wel gedragsinterventies toegepast.
  • De ziekte van Alzheimer
    In vroege stadia van alzheimer kan men nog medicatie toedienen die het vormen van plak wat vertraagd. Wanneer een patiënt de huisarts bezoekt en de diagnose wordt gesteld is dit echter meestal al te laat. Voor het bestrijden van de symptomen van Alzheimer worden benzodiazepinen toegediend, om het slaap waak ritme wat natuurlijker te laten verlopen. Er is nog geen middel ontwikkeld dat de ziekte van Alzheimer kan stoppen of genezen.
38
Q

Oorzaak Alzheimer

A

De ziekte van Alzheimer wordt beheerst door genen die het eiwit amyloïde-β verhogen en veroorzaken dat het zich ophoopt binnen en buiten neuronen en zich verspreidt, beschadigend axonen en dendrieten en verminderend de plasticiteit. Plaques veroorzaken beschadiging in de hersenschors, hippocampus, etc. Amyloïde-β alleen verklaart echter niet de ziekte van Alzheimer.
Een andere hypothese is dat hoge niveaus van amyloïde-β fosfaatgroepen aan tau-eiwitten hechten, waardoor de veranderde Tau zich verspreidt en tangles vormt, die beter correleren met celbeschadiging in de hersenen dan met amyloïde-β-niveaus. Er is momenteel geen zeer effectief medicijn voor Alzheimer.

39
Q

impliciet en expliciet geheugen bij mensen met geheugenverlies door schade aan de hippocampus

A
  • Studies met fMRI laten zien dat het beschrijven van gebeurtenissen uit het verleden en het voorstellen van toekomstige gebeurtenissen grotendeels dezelfde gebieden activeert, inclusief de hippocampus. Mensen met geheugenverlies zijn net zo slecht in het verbeelden van de toekomst als in het beschrijven van het verleden, hoewel ze geen moeite hebben om het heden te beschrijven.
  • Bijna alle patiënten met geheugenverlies vertonen een beter impliciet dan expliciet geheugen.
  • Expliciet geheugen is het opzettelijk terugroepen van informatie die men herkent als een geheugen, ook wel declaratief geheugen genoemd. Een expliciete herinnering kun je in woorden uitdrukken, tekenen of op een andere manier aantonen dat je weet dat je het onthoudt.
  • Impliciet geheugen is een invloed van ervaring op gedrag, ook als je die invloed niet herkent (vertrouwd gevoel bij bepaalde personen).
  • Procedureel geheugen = de ontwikkeling van motorische vaardigheden en gewoonten (→ is een speciaal soort impliciet geheugen). Net als bij andere voorbeelden van impliciet geheugen, ben je misschien niet in staat om een motorische vaardigheid of gewoonte in woorden te beschrijven, en misschien herken je het niet eens als een herinnering. Voorbeeld met Tetris spel, geen herinnering, vaardigheden verbeteren wel naarmate geoefend wordt.