Taak 1 Flashcards

1
Q

Uit welke twee soorten cellen bestaat het zenuwstelsel?

A

Neuronen en Glia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opbouw van neuronen

A

Neuronen zijn een type cel die bestaat uit een soma (cellichaam), dendrieten, een axon en presynaptische terminals. Sommige neuronen missen axonen en/of goed gedefinieerde dendrieten. De celmembraan beschermt de binnenkant van de cel tegen het buitenmilieu, met eiwitkanalen die het transport van belangrijke stoffen mogelijk maken. In neuronen zijn ook mitochondriën aanwezig die energie leveren, ribosomen die verantwoordelijk zijn voor de productie van nieuwe eiwitmoleculen en endoplasmatisch reticulum, een netwerk van dunne buisjes die de nieuw gesynthetiseerde eiwitten naar andere delen van de cel vervoeren. Als een cel veel ribosomen bevat, kan dit leiden tot snellere energieverbranding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

motorneuronen en sensorische neuronen

A

Motorneuronen ontvangen prikkels door hun dendrieten en verzenden impulsen via hun axon naar spieren(efferent). Sensorische neuronen zijn gespecialiseerd in het detecteren van specifieke stimuli en leiden informatie van receptoren naar het ruggenmerg(afferent).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dendrieten

A

Takachtige vezels die naar het uiteinde toe smaller worden. Aan de oppervlakte van de dendriet zijn specifieke receptoren aanwezig, waarmee deze informatie van andere neuronen ontvangt. Hoe groter het oppervlak van de dendriet is, hoe meer informatie deze kan verwerken. Veel dendrieten hebben korte uitlopers, genaamd dendritische stekels(spines), welke de oppervlakte voor synapsen vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cellichaam(soma)

A

bevat de celkern, ribosomen en mitochondria. Hier vindt het grootste deel van de metabole activiteiten van een neuron plaats. Bij veel neuronen is ook het cellichaam bedekt met synapsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Axon

A

dunne vezel met constante diameter, die impulsen naar andere neuronen, organen of spieren vervoert. Axonen kunnen zeer lang zijn. Veel axonen zijn bedekt met een isolatiemateriaal, de myelineschede, met onderbrekingen bekend als knooppunten van Ranvier. Ongewervelde axonen hebben geen myelineschede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

presynaptische terminal

A

Een neuron kan veel dendrieten hebben, maar slechts één axon, welke zich kan vertakken. Aan het uiteinde van elke tak bevindt zich een uitstulping genaamd presynaptische terminal, waar chemicaliën worden vrijgegeven in de synapsspleet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afferent, efferent en intrinsiek (neuron)

A

Een afferent(admit) axon brengt informatie naar binnen in een structuur, terwijl een efferent(exit) axon informatie wegvoert vanuit een structuur.
Elke sensorische neuron is afferent voor de rest van het zenuwstelsel, en elke motorische neuron is efferent voor het zenuwstelsel.
Binnen het zenuwstelsel is een bepaalde neuron efferent voor één structuur en afferent voor een andere structuur. Als de dendrieten en het axon van een cel geheel binnen één structuur liggen, is de cel een interneuron of intrinsieke neuron van die structuur. (bijv. binnen thalamus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Glia

A

Het woord “glia” komt van een Grieks woord dat “lijm” betekent en weerspiegelt de vroege gedachte dat glia als lijm dienen om neuronen aan elkaar te binden. Hoewel dit concept nu verouderd is, wordt de term nog steeds gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschillende soorten glia

A
  • Astrocyten zijn stervormige cellen die rond de synapsen van functioneel verwante axonen zijn gewikkeld en die - beschermen tegen chemische stoffen die in de omgeving circuleren. - neurale support en communicatie supporten en reguleren. - schade herstellen. - Voortzetten van BBB
  • Microglia fungeren als onderdeel van het immuunsysteem en verwijderen virussen en schimmels uit de hersenen.
  • Oligodendrocyten in de hersenen en ruggenmerg en Schwann/cellen in de periferiee van het lichaam bouwen de myelineschedes die bepaalde gewervelde axonen omringen en isoleren. Voorzien axonen van voedingsstoffen voor een goede werking.
  • Radiale glia leiden de migratie van neuronen en hun axonen en dendrieten tijdens de embryonale ontwikkeling. Aan het einde van de embryonale ontwikkeling veranderen de meeste radiale glia in neuronen en een kleiner aantal in astrocyten en oligodendrocyten.
  • Ependym cells begrenzing tussen hersenkamers, hersenvocht en hersenweefsel. Ependym cellen zijn de grenzen/scheidingslijnen vormen tussen de kamers.

https://www.youtube.com/watch?v=AwES6R1_9PM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zijn er meer glia of neuronen?

A

Glia zijn in aantal groter dan neuronen in de hersencortex, maar in sommige andere gebieden van de hersenen, zoals de cerebellum, zijn er meer neuronen dan glia. Over het algemeen zijn de hoeveelheden ongeveer gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke termen worden gebruikt om bepaalde posities/uitsneden van de hersenen aan te duiden?

A

Coronale → beste representatie → meest gebruikt. Het coronale vlak verdeelt de hersenen in een anterieur (voorste) en posterieur (achterste) deel.

Horizontale richting → 2 (losse) hersenhelften langs elkaar → aanzicht van de bovenkant. Het horizontale vlak verdeelt de hersenen in een dorsaal (boven) en ventraal (onder) gedeelte.

Mediale/sagittale richting
Het sagittale vlak verdeelt de hersenen in een linker- en rechterdeel (je scheidt de 2 hersenhelften van elkaar). Om de positie op dit vlak aan te duiden maakt men gebruik van de volgende termen:
- Lateraal → met betrekking tot de zijkant, zijdelings;
- Mediaal → naar het midden toe;
- Mediaan → op/in het midden liggend / op de middenlijn liggend.

https://www.youtube.com/watch?v=WdOzB60wej4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat het menselijk zenuwstelsel?

A
  • Het centrale zenuwstelsel (CNS) is de hersenen en de ruggengraat.
  • Het peripherale zenuwstelsel (PNS) verbindt de hersenen en ruggengraat met de rest van het lichaam.

o Een deel van het PNS is het somatische zenuwstelsel, dat bestaat uit de zenuweinden die boodschappen vervoeren van de zintuigen naar het CNS en van het CNS naar de spieren(bewuste bewegingen en gevoel)
o Een ander deel van het PNS is het autonome zenuwstelsel, dat het hart, de darmen en andere organen controleert.
 Het autonome zenuwstelsel heeft sommige van zijn celkernen binnen de hersenen of ruggengraat en sommige in groepen langs de zijkanten van de ruggengraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ruggenmerg

A

Deel van het centrale zenuwstelsel binnen de werverkolom. Het ruggenmerg communiceert met alle zintuigen en spieren, behalve die van het hoofd. Het is een segmenteerde structuur en elk segment heeft aan beide zijden een zenuw voor sensatie en een zenuw voor beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Grijze stof ruggenmerg

A

bij ruggenmerg in het midden, dicht opeengepakt met cellichamen en dendrieten. Veel neuronen uit de grijze stof van het ruggenmerg sturen axonen naar de hersenen of naar andere delen van het ruggenmerg door de witte stof, die bestaat uit gemyeliniseerde axonen. Elk segment van het ruggenmerg stuurt sensorische informatie naar de hersenen en ontvangt motorische commando’s van de hersenen. Al die informatie verplaatst over stukken axonen in het ruggenmerg. Als het ruggenmerg bij een bepaald segment wordt doorgesneden, verliezen de hersenen het gevoel van dat segment en daaronder. De hersenen verliezen ook motorische controle over alle delen van het lichaam die door dat segment en de lagere delen worden bediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het Autonome zenuwstelsel (macroniveau)

A

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit zenuwcellen die informatie ontvangen van en opdrachten geven aan het hart, darmen en andere organen. Het bestaat uit twee delen: het sympathische en parasympathische zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het sympathische zenuwstelsel

A

(bewust)/kost energie. Een netwerk van zenuwen dat de organen voorbereidt op een uitbarsting van levendige activiteit, bestaat uit ketens van ganglia direct links en rechts van de centrale regio’s van de ruggengraat (de thoracale en lumbale gebieden). Deze ganglia hebben verbindingen met de ruggengraat. Sympathische zenuweinden bereiden de organen voor op “vechten of vluchten”, door bijvoorbeeld de ademhaling en hartslag te verhogen en de spijsvertering te verminderen. Omdat de sympathische ganglia nauw met elkaar zijn verbonden, werken ze vaak als een enkel systeem “in sympathie” met elkaar, hoewel bepaalde gebeurtenissen sommige delen meer activeren dan andere. De zweetklieren, bijnierschors, bloedvatverkleinende spieren en huidhaarspieren hebben sympathische invloed maar geen parasympathische invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Het parasympathische zenuwstelsel

A

(onbewust)/bespaard energie. Ook wel het “rust- en herstel systeem” genoemd, ondersteunt vegetatieve, niet-noodzakelijke reacties. De term para betekent “naast” of “gerelateerd aan” en parasympathische activiteiten zijn gerelateerd aan en meestal het tegenovergestelde van sympathische activiteiten. Bijvoorbeeld, het sympathische zenuwstelsel verhoogt de hartslag en het parasympathische zenuwstelsel verlaagt deze. Het parasympathische zenuwstelsel verhoogt de spijsverteringsactiviteit terwijl het sympathische zenuwstelsel dit vermindert. Het parasympathische systeem bevordert ook seksuele opwinding, waaronder erectie bij mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

drie hoofdgebieden van de hersenen

A

achterhersenen: medulla, pons en cerebellum

middenhersenen: Onder de corpus callosum bevinden zich de thalamus, hypothalamus en sub thalamus, die samen het diencephalon (tussenhersenen) vormen.

voorhersenen: De cerebrale hemisferen en het diencephalon vormen samen de voorhersenen (forebrain).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Achterhersenen

A
  • medulla
  • Pons
  • Cerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Middenhersenen

A

o De middenhersenen laten de achterste en voorste hersenen aan elkaar sluiten. De goede werking ervan is een voorwaarde voor de bewuste ervaring. Het dak van de middenhersenen heet het tectum. De zwellingen aan weerszijden van de tectum zijn de colliculus superior en de colliculus inferior. Beiden zijn belangrijk voor sensorische verwerking – de inferieure colliculus voor het horen en de superieure colliculus voor het zien. Onder het tectum ligt het tegmentum, het tussenliggende niveau van de middenhersenen.
o Een andere structuur van de middenhersenen, de substantia nigra, geeft aanleiding tot een dopamine-bevattende route die de bereidheid voor beweging vergemakkelijkt.
o Schade aan de middenhersenen is verantwoordelijk voor enkele bewegingsproblemen, zoals tremoren, stijfheid, vreemde bewegingen, etc

22
Q

Voorhersenen

A

Het meest prominente deel van de hersenen van zoogdieren, bestaan uit 2 hersenhelften, één links en één rechts. Elke hemisfeer is georganiseerd om sensorische informatie te ontvangen, meestal van de contralaterale (tegenoverliggende) kant van het lichaam. Het controleert spieren, meestal aan de contralaterale zijde, via axonen naar het ruggenmerg en de hersenzenuwen. Het buitenste gedeelte is de hersenschors. Onder de hersenschors bevinden zich andere structuren, waaronder de thalamus en de basale ganglia. Verschillende onderling verbonden structuren, bekend als het limbisch systeem, vormen een grens rond de hersenstam. Het limbisch systeem omvat de bulbus olfactorius, hypothalamus, hippocampus, amygdala en cingulate gyrus van de hersenschors.

23
Q

medulla

A

of medulla oblongata, kan beschouwd worden als een vergrote uitbreiding van de ruggengraat. Net zoals de onderdelen van het lichaam aan de ruggengraat verbonden zijn via zintuiglijke en motorische zenuwen, verbinden de hoofd en organen zich met de medulla en aangrenzende gebieden via 12 paar craniale zenuwen (één van elk paar aan de rechterkant en één aan de linkerkant), zoals weergegeven in Tabel 3.4 en Figuur 3.9. De craniale zenuwen die ontstaan in de medulla controleren vitale reflexen zoals ademhaling, hartslag, braken, speekselproductie, hoesten en niezen. Omdat er veel opioïdereceptoren, die activiteit onderdrukken, aanwezig zijn in de medulla, kunnen opioïden een gevaarlijke afname van de ademhaling en hartslag veroorzaken.

24
Q

de pons

A

De pons ligt voor en ventraal van de medulla. Net als de medulla bevat het nuclei voor verschillende craniale zenuwen. De term pons is afkomstig van het Latijn en betekent “brug”, wat weerspiegelt dat in de pons axonen van elke helft van de hersenen naar de tegenovergestelde kant van de ruggengraat gaan, zodat de linkerhersenhelft de spieren van de rechterkant van het lichaam controleert en de rechterhersenhelft de linkerkant.

25
Q

Het cerebellum

A

Het cerebellum is een grote hindbrain structuur met vele diepe plooien. Het wordt al langer gekend voor zijn bijdrage aan de controle van beweging en vele oudere boeken beschrijven het cerebellum als belangrijk voor “evenwicht en coördinatie”. Dit klopt wel dat personen met cerebellaire schade onhandig zijn en hun evenwicht verliezen, maar de functies van het cerebellum strekken zich verder uit dan evenwicht en coördinatie alleen. Personen met schade aan het cerebellum hebben moeite met het verplaatsen van hun aandacht tussen auditieve en visuele stimuli. Ze hebben moeite met het meten van tijd, zoals het beoordelen of een ritme sneller is dan een ander. Het cerebellum is ook cruciaal voor bepaalde soorten leren en conditionering.

26
Q

Hypothalamus

A

De hypothalamus is essentieel voor het beheersen van eten, drinken, temperatuurregeling en voortplantingsgedrag.

o De hypothalamus, een klein gebied nabij de basis van de hersenen (ventraal naar de thalamus), heeft uitgebreide verbindingen met de rest van de hersenen. De hypothalamus bevat verschillende kernen, die we onderzoeken in de hoofdstukken over motivatie en emotie. Gedeeltelijk door zenuwen en gedeeltelijk door hormonen af te geven, brengt de hypothalamus boodschappen over aan de hypofyse, waardoor de afgifte van hormonen verandert. Schade aan een hypothalamuskern leidt tot afwijkingen in gemotiveerd gedrag, zoals eten, drinken, temperatuurregeling, seksueel gedrag, vechten of activiteitenniveau.

27
Q

Amygdala

A

De amygdala maakt deel uit van het circuit dat het meest centraal staat voor het evalueren van emotionele informatie, vooral met betrekking tot angst. De amygdala is een kernstructuur in de expressie van emotie, emotioneel geheugen en basisdriften.

28
Q

diencephalon

A

Onder de corpus callosum bevinden zich de thalamus, hypothalamus en sub thalamus, die samen het diencephalon (tussenhersenen) vormen.

De thalamus en hypothalamus vormen het diencephalon, een doorsnede die verschilt van het telencephalon, de rest van de voorhersenen. De thalamus is een paar structuren (links en rechts) in het midden van de voorhersenen. De meeste sensorische informatie gaat eerst naar de thalamus, die deze verwerkt en output naar de hersenschors (cortex) stuurt. Een uitzondering op deze regel is olfactorische informatie, die van de reukreceptoren naar de reukbollen gaat en vervolgens rechtstreeks naar de hersenschors.

29
Q

hypofyse

A

De hypofyse is een endocriene (hormoonproducerende) klier die aan de basis van de hypothalamus is bevestigd. Als reactie op een boodschap van de hypothalamus, synthetiseert de hypofyse hormonen die het bloed naar organen door het hele lichaam transporteert.

30
Q

Basale ganglia

A

o Basale ganglia is een groep corticale structuren lateraal van de thalamus, omvat 3 hoofdstructuren:
 De nucleus caudatus;
 Het putamen;
 De globus pallidus.
De basale ganglia integreren motiverend en emotioneel gedrag om de kracht van geselecteerde acties te vergroten. De rol van de basale ganglia reikt echter verder dan beweging, ze zijn cruciaal voor aangeleerde vaardigheden en gewoonten, en voor andere soorten leren die zich geleidelijk ontwikkelen met uitgebreide ervaring.

Een reeks van parallelle circuits regelt verschillende aspecten van gedrag.
- Een circuit is betrokken bij de integratie van motorvermogen (beweging);
- Een tweede circuit speelt een grote rol bij leren en cognitie;
- Een derde circuit regelt de emotionele aspecten van gedrag.

31
Q

nucleus basalis

A

Ontvangt input van de hypothalamus en basale ganglia en stuurt axonen die acetylcholine afgeven naar wijdverspreide gebieden in de hersenschors. De nucleus basalis is een belangrijk onderdeel van het hersensysteem voor opwinding, waakzaamheid en aandacht.

32
Q

De hippocampus

A

De hippocampus is een grote structuur tussen de thalamus en de hersenschors, meestal naar de achterkant van de voorhersenen. De hippocampus is van cruciaal belang voor bepaalde soorten herinneringen (opslaan nieuwe herinneringen), vooral herinneringen voor individuele gebeurtenissen. Het is ook essentieel om te controleren waar je bent en waar je heen gaat

33
Q

Dorsaal
Ventraal
Anterieur
Posterieur
Superieur
Inferieur
Lateraal
Mediaal
Proximaal
Distaal
Ipsilateraal
Contralateraal
Coronaal vlak (frontaal)
Sagittaal vlak
Horizontaal vlak (axiaal, transversaal)

A

Dorsaal - Richting de rug, weg van de ventrale (buik)zijde. De bovenkant van het menselijk brein wordt als dorsaal beschouwd (dieren 4 poten).
Ventraal - Richting de buik, weg van de dorsale (rug)kant
Anterieur - Naar de voorkant (rostraal)
Posterieur - Naar de achterkant (caudaal)
Superieur - Boven een ander deel
Inferieur - Onder een ander deel
Lateraal - Richting de zijkant, weg van de middenlijn
Mediaal - Richting de middenlijn, weg van de zijkant
Proximaal - Dichtbij het punt van oorsprong of hechting gelegen
Distaal - Ver weg van het punt van oorsprong of hechting gelegen
Ipsilateraal - Aan de zelfde kant van het lichaam (bijv. 2 delen aan de linkerkant)
Contralateraal - Aan de tegengestelde kant van het lichaam (een rechts en een links)
Coronaal - vlak (frontaal) Een vlak dat van voren de hersenstructuren laat zien(vooraanzicht)
Sagittaal vlak - Een vlak dat breinstructuren van de zijkant laat zien (zijaanzicht) –lengtedoorsnede brein
Horizontaal vlak (axiaal, transversaal) - Een vlak dat breinstructuren van de bovenkant laat zien (bovenaanzicht)

34
Q

thermen CZS
Lamina
Column
Tract
Nerve
Nucleus
Ganglion
Gyrus
Sulcus
Fissure

A

Lamina - Een rij of laag van cellichamen die gescheiden wordt van andere
cellichamen door een laag (lamina = dun laagje).
Column - Een reeks cellen loodrecht op het oppervlak van de cortex, met
vergelijkbare eigenschappen.
Tract - Een tractus is een verzameling axonen in het CZS, ook wel een
projectie genoemd. Als axonen zich uitstrekken van cellichamen
in structuur A naar synapsen op B, zeggen we dat de vezels
‘projecteren’ van A naar B.
Nerve - Een set axonen in de periferie, ofwel van het CZS naar een spier
of klier, of van een sensorisch orgaan naar het CZS.
Nucleus - Een cluster van neuroncellichamen in het CZS.
Ganglion - Een cluster van neuroncellichamen, meestal buiten het CZS
(zoals in het sympathische zenuwstelsel).
Gyrus- Een uitsteeksel op het oppervlak van de hersenen (windingen).
Sulcus - Een vouw of groeve die de ene gyrus van de andere scheidt.
Fissure - Een lange, diepe sulcus (groeve).

35
Q

hersenkwabben met functies kort

A

Frontaalkwab: denken
Occipitaalkwab: visueel, zicht
Temporaalkwab: auditief, horen
Parietaalkwab: bewegingscontrole, waarneming

36
Q

Ventrikels

A

Functie: voeding, hormonen, bescherming impact schokken, afvoer van afvalstoffen. Diep in de hersenen bevinden zich holtes waarin geen weefsel voorkomt, maar wel hersenvocht, cerebrospinale vloeistof of CSF. Dit worden ventrikels genoemd. Deze ventrikels zijn verbonden met het ruggenmerg en met elkaar.

37
Q

Soorten ventrikels en functie

A

Laterale ventrikels(ventrikel 1 en 2), 3e ventrikel, 4e ventrikel en centrale kanaal. Zie afbeelding voor plaatsing.

Ventrikels 1, 2 en 3 produceren cerebrospinale vloeistof. CSF vult de holtes en stroomt van de laterale ventrikels naar de 3e en 4e ventrikels (en vormen het 4e ventrikel). Vanuit het 4e ventrikel stroomt een deel ervan in het centrale kanaal, maar meer gaat naar de nauwe ruimtes tussen de hersenen en de dunne hersenvliezen (meninges), membranen die de hersenen en het ruggenmerg omringen. De vloeistof biedt de hersenen stevigheid en stabiliteit. De hersenen zweven in deze vloeistof en dit zorgt ervoor dat de druk op de hersenen gelijkmatig verdeeld wordt. Het hersenvocht fungeert als een beschermlaagje tussen de hersenen en de schedel en doet dienst als stootkussen. De CSF helpt ook het evenwicht van de hersenen te ondersteunen. Het biedt ook een reservoit van hormonen en voeding voor de hersenen en het ruggenmerg.

38
Q

Uit welke onderdelen kan de hersenstam opgedeeld worden?

A

Hersenstam (brainstem) is caudaal van het diencephalon en kan worden opgedeeld in 3 onderdelen.
- De middenhersenen (midbrain) → caudaal van de thalamus, bevat grote vezelbundels met cerebrale pedunkels → die de voorhersenen met alle caudale structuren verbindt;
- Pons → caudaal van de middenhersenen, de pons is verbonden met het cerebellum (kleine hersenen) door cerebellaire pedunkels;
- Verlengde merg (medulla) → het meest caudale stuk van de hersenstam, het loopt door in de ruggenmerg wanneer de medulla het foramen magnum (achterhoofdsgat) van de schedel verlaat.

39
Q

occipitale kwab

A

visuele informatie
Posterieure pool bestaat uit de primaire visuele cortex of gestreepte cortex wegens de strepen bij een dwarsdoorsnede

40
Q

Pariëntale kwab

A

ligging tussen de occipitale kwab en de centrala sulcus(een diepe groef).

monitort alle informatie over oog-, hoofd- en lichaamshoudingen en geeft deze door aan hersengebieden die de beweging sturen. De pariëtale kwab is niet alleen essentieel voor ruimtelijke informatie, maar ook voor numerieke informatie.

41
Q

welke groeve zijn er?

A

De centrale groeve (sulcus centralis) scheidt de frontale kwab van de pariëtale kwab. De laterale groeve (lateral fissure) scheidt de temporale kwab van beide de frontale en pariëtale kwab. De occipitale kwab is gescheiden van de pariëtale kwab door de pariëtale-occipitale groeve.

42
Q

frontale kwab

A

De frontale kwab die de primaire motorische cortex en de prefrontale cortex bevat, strekt zich uit van de centrale sulcus tot aan het anterieure limiet van de hersenen. Het posterieure deel van de frontale kwab, de precentrale gyrus, is gespecialiseerd voor de controle van fijne motoriek. Het meest anterieure gedeelte van de frontale kwab is de prefrontale cortex. Over het algemeen besteden soorten met een grotere hersenschors een groter percentage daarvan aan de prefrontale cortex. Mensen met schade aan de prefrontale cortex hebben moeite met de delay-response-taak, waarbij ze iets zien of horen en daar dan met vertraging op moeten reageren.

Broca

43
Q

Prefrontal lobotomy

A

Prefrontal lobotomy → chirurgische ontkoppeling van de prefrontale cortex van de rest van de hersenen.

44
Q

De prefrontale cortex heeft 3 hoofdregio’s

A

De prefrontale cortex heeft 3 hoofdregio’s:
- Het posterieure (achterste) gedeelte wordt voornamelijk geassocieerd met beweging;
- De middelste regio heeft betrekking op werkgeheugen, cognitieve controle en emotionele reacties;
- Werkgeheugen = het vermogen om recente gebeurtenissen te onthouden;

Het anterieure (voorste) gedeelte is belangrijk voor het nemen van beslissingen, waarbij wordt geëvalueerd welke van de verschillende acties waarschijnlijk het beste resultaat oplevert. Als je besluit om iets te doen, denk je na over de moeilijkheid van de handeling, de kansen op succes en mislukking, en hoe waardevol de mogelijke beloning voor jou zou zijn. Mensen met schade nemen vaak beslissingen die impulsief lijken, omdat ze niet alle waarschijnlijke voor- en nadelen hebben afgewogen.

45
Q

Temporale kwab

A

De temporale kwab, is het laterale deel van elk halfrond, nabij de slapen. Het is het primaire corticale doelwit voor auditieve informatie. In veel gevallen is de linker temporale kwab essentieel voor het begrijpen van gesproken taal. De temporale kwab draagt ook bij aan complexe aspecten van het gezichtsvermogen, waaronder waarneming van beweging en herkenning van gezichten. Een tumor in de temporale kwab kan aanleiding geven tot uitgebreide auditieve of visuele hallucinaties, terwijl een tumor in de occipitale kwab gewoonlijk alleen eenvoudige gewaarwordingen zoals lichtflitsen oproept. De temporale kwabben zijn ook belangrijk voor emotioneel en motiverend gedrag.

Wernicke

46
Q

Limbische kwab

A

Libische kwab: parietal, temporal en frontaal.

De limbische kwab heeft een nauwe relatie met het limbische systeem. Het limbisch systeem is opgebouwd uit verschillende structuren, waaronder de amygdala, de thalamus, de hypothalamus, de hippocampus, het corpus callosum, etc. Het limbisch systeem beheert fysiologische reacties op emotionele stimuli. Het is gerelateerd aan geheugen, aandacht, emoties, seksuele instincten, persoonlijkheid en gedrag.

47
Q

Witte en grijze stof in de hersenen

A

Witte stof bevat gemyeliniseerde axonen (lange uitlopers van de zenuwcellen) die door het CNS (centrale zenuwstelsel) lopen. Grijze stof bestaat uit de cellichamen van zenuwcellen. Grijze stof bevindt zich vooral aan de buitenkant van de hersenen, waar het de cortex cerebri, de schors van de grote hersenen, en de cortex cerebelli, de schors van de kleine hersenen, vormt. In het ruggenmerg bevindt de grijze stof zich juist aan de binnenkant.
De grijze stof heeft als functie het verwerken van informatie, terwijl de witte stof de communicatie tussen zenuwcellen verzorgt.
Behalve aan de buitenkant van de hersenen bevindt grijze stof zich ook in diepe kernen van de voorhersenen en omvat de basale ganglia en limbische structuren.

48
Q

manieren om hersenstructuren e bestuderen:

A

Hersenstructuur:
- CT-scan (CAT-scan) = Computerised Axial Tomography
gebruikt röntgenfoto’s om een beeld van de hersenen te vormen.
Injecteren van bepaalde kleurvloeistof in het bloed. Hierdoor kan men informatie krijgen over het hebben van een tumor, een abnormale zwelling of bloeding.

  • MRI = Magnetic Resonance Imaging
    gebruikt radiogolven om een beeld te vormen van de hersenen. Het hoofd wordt hierbij in een machine geplaatst, waar het wordt blootgesteld aan een sterk magnetisch veld. Dit magnetisch veld zorgt ervoor dat atomen in de hersenen op één lijn komen te staan, uitlijnen in een bepaalde richting. Nadat dit is opgezet, wordt een radiogolf aan dat magnetische veld toegevoegd die de oriëntatie van de atomen verstoort. En terwijl de atomen zich terug bewegen om uit te lijnen met het originele
    magnetische veld, zenden ze een signaal uit. Verschillende soorten atomen zenden verschillende signalen uit en dit maakt het mogelijk om een gedetailleerd beeld van de hersenen te creëren
49
Q

manieren om hersenfuncties te bestuderen:

A
  • EEG = elektro-encefalografische opname
    meet elektrische activiteit die wordt opgewekt door neuronen in de hersenen. Dit gebeurd door een kap met elektroden met geleidende gel op het hoofd te plaatsen, niet invasief, dus op de hoofdhuid. Dit maakt dat er enkel een som van totale elektrische velden worde gegenereerd, af te lezen in golvende lijnen. Zegt niet over de specifieke functie of plaatsen in de hersenen. Gebruikt voor vaststellen van epilepsie, slaapstoornissen en activiteiten tijdens studeren en houden van aandacht.
  • MEG = Magneto-encephalography
    registreert de magnetische velden die worden geproduceerd door de
    elektrische stromen in de hersenen. Deze techniek heeft een betere resolutie dan EEG, maar is ook een stuk zeldzamer, in ieder geval binnen de sociale wetenschappen. –> vanwege grote machine en speciale afscherming in de ruimte. EEG is toegankelijker.
50
Q

methodes waarbij hersenstructuur en functie worden gecombineerd

A
  • fMRI = functional magnetic resonance imagin
    MRI+ zien welke structuren actief zijn. Het idee is dat neuronen die erg
    actief zijn op een bepaald moment, meer zuurstof nodig hebben dan neuronen die niet echt actief zijn. Dus door de relatieve hoeveelheden zuurstofrijk tot zuurstofarm bloed in de hersenen te meten, kunnen we een idee krijgen van welke delen van de hersenen actief zijn en van welke delen van de hersenen we gebruiken om een bepaalde taak uit te voeren.
    FMRI is heel traag.
  • PET-scans = Positron Emission Tomography
    Meet radioactieve(glucose) elementen in de hersenen die via de bloedbaan zijn geïnjecteerd. Actieve cellen verbruiken meer glucose om energie aan te vullen dan minder actieve cellen. laagste tijdresolutie
    + Meet verandering in glucose en zuurstof, niet gevaarlijk, kan honderden radiochemicaliën meten → brede range veranderingen in
    hersenen weergeven.
    • Invasief, lage temporale resolutie.
51
Q

TMS = Transcranial Magnetic Stimulation

A

TMS is een behandeling voor depressie(ook voor angst, ptss, ocd, middelen, ontwikkelingsstoornissen zoals autisme).

Bij TMS wordt een magneetspoel over het hoofd geplaatst. Deze gebruikt een elektromagnetisch veld, wat zorgt voor voldoende energie om neuronen aan het breinoppervlak een actiepotentiaal te laten bereiken. Hierdoor worden de neuronen dus ook wel ‘aan gezet’. Deze neuronen zenden een signaal uit, waardoor andere neuronen worden geactiveerd, waardoor andere neuronen worden aangezet, etc. Deze weg van neuronen bereikt diepe delen van de hersenen, specifiek gezegd; het
limbisch systeem.

Een typisch verloop van TMS duurt ongeveer 30 sessies en stimuleert positieve paden tussen de 100-150 000 keer. Hoe meer je hersenen deze positieve paden beoefenen, hoe meer je hersenen expert worden in het voelen van blijdschap, geluk en hoe minder hersenen expert worden in het depressief voelen.

Spatial resolution = techniek die gebruikt wordt in welk gebied activiteit optreedt.
Temporal resolution = techniek verteld wanneer activiteit optreedt.