Taak 4 Biological substrate and Panic & Anxiety Flashcards
Welke delen van de hersenen zijn betrokken bij angst?
De amygdala speelt een cruciale rol in het autonome conditioneringssysteem, dat hartslag, ademhaling, enz. controleert. Schade aan de subcorticale gebieden die verbonden zijn met de amygdala kan autonome conditionering voorkomen. De hippocampus is betrokken bij declaratief geheugen en de verbinding tussen de hippocampus en de laterale kern van de amygdala suggereert dat contextuele informatie emotionele betekenis kan krijgen.
Wat is het fearnetwork/angstnetwerk?
Het angstnetwerk bestaat uit de amygdala, de anterior cingulate cortex en de insula. Bij mensen met angststoornissen vertoont het angstnetwerk, met name de amygdala, verhoogde activiteit.
Wat is het Dual path model van Ledoux?
Het snelle pad gaat direct van de sensorische thalamus naar de amygdala. Dit pad is verantwoordelijk voor de onmiddellijke, automatische emotionele reacties die optreden wanneer we een mogelijk bedreigende prikkel tegenkomen.
Quick and dirty route: Sensorische stimulus –> thalamus –> amygdala
Het langzame pad gaat van de sensorische thalamus naar de cortex en vervolgens naar de amygdala. Dit pad is verantwoordelijk voor meer doordachte emotionele reacties die betrokken zijn bij bewuste verwerking van de emotionele prikkel.
Processed but slower: Sensorische stimulus –> thalamus –> sensorische cortex amygdala
Het Ledoux-model suggereert dat de amygdala een centrale rol speelt in het verwerken van emotionele informatie en verantwoordelijk is voor zowel het snelle als het langzame pad. Het stelt echter ook dat de cortex betrokken is bij het verwerken van emotionele informatie, wat zorgt voor complexere en genuanceerdere emotionele reacties.
Tentamenstof!! :
Relate to anxiety disorder
Overactive short pathway
Everyone takes the fast pathway first reappraisal(herzien) slow pathway
Mensen met een angststoornis hebben meer moeite met associatief leren. Hierdoor worden snel verkeerde interpretaties gemaakt, of sneller een negatieve interpretatie. Hierdoor sneller de korte route.
Sneller geneigd om emoties te gebruiken via amygdala ipv de cortex te gebruiken voor context.
Welke neurotransmitters zijn betrokken bij angst?
Noradrenaline, norepinefrine en serotonine spelen allemaal een rol bij angst. Medicijnen zoals benzodiazepines, selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) en tricyclische antidepressiva kunnen helpen bij de behandeling van angststoornissen.
Welke hersengebieden zijn betrokken bij emotieregulatie?
De amygdala, de dorsolaterale prefrontale cortex en de ventromediale prefrontale cortex spelen allemaal een rol bij emotieregulatie. Deze gebieden werken samen om emotionele reacties te reguleren en te beheersen.
Amygdala
groep kernen gelegen in de mediale temporale kwab (betrokken bij verschillende processen met betrekking tot angst en emotie, zoals angstconditionering, regulatie van de effecten van stress op geheugen, beloningsleren en de verwerking van emotioneel en sociaal relevante informatie + codeert belangrijkheid, relevantie of waarde);
De amygdala is betrokken bij processen zoals het aanleren van angst, het reguleren van de effecten van stress op het geheugen, het leren van beloningen en het verwerken van emotioneel en sociaal relevante informatie.
Insula
centrale structuur voor emotieverwerking, subjectieve gevoelens en interoceptieve bewustwording;
Anterior cingulate cortex(ACC)
speelt een belangrijke rol in benadering en vermijding en angstleren;
Hersengebieden koppelen aan verschillende angststoornissen
Specifieke fobie
* Hyperreactiviteit amygdala, insula en dorsal ACC.
Sociale angststoornis
* Hyperactiviteit amygdala en insula
* Dysfunctie tussen de amygdala/insula en PFC
Gegeneraliseerde angststoornis
* Dysfunctie amygdala en insula
* Hypoactiviteit ACC en medial PFC
* Dysfunctie in automatische modulatie van emoties –> vandaar ongecontroleerd worryen
Paniekstoornis
* Hyperactiviteit amygdala, ACC en hersenstam
* Hypoactiviteit medial PFC
PTSD
* Hyperactiviteit amygdala en insula
* Hypoactiviteit dorsal ACC en medial PFC
* Verlaagde activiteit van de hippocampus (geheugenproces)
OCD
* Totaal anders dan de andere angststoornissen
* Hyperactiviteit orbitofrontale cortex (obesessions) en ACC
Bij posttraumatische stressstoornis (PTSS) is de amygdala overactief, terwijl andere delen van de hersenen die angst reguleren onderactief zijn.
Bij obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is de nucleus striatum (een deel van de hersenen dat betrokken is bij beweging) disfunctioneel, wat leidt tot overactiviteit in de orbitofrontale en anterieure cingulaire cortex. Deze overactiviteit kan leiden tot angst en opdringerige gedachten. Er is beperkt bewijs voor de rol van de amygdala bij OCS en angstsymptomen, maar het kan een weerspiegeling zijn van algemene emotionele hyperarousal.
Over het algemeen wordt gedacht dat angstsymptomen het gevolg zijn van een overactieve amygdala en een gebrek aan top-down regulatie door frontale hersengebieden.
Conclusies Delgado
- De amygdala’s hyperactiviteit kan het beste worden verlaagd als de dlPFC en vmPFC (beide delen van de PFC) worden gestimuleerd in activiteit (dus top-down controle).
- De beste behandeling zou dus de dlPFC en de vmPFC stimuleren.
o Stimulatie vmPFC: extinction.
o Stimulatie dlPFC: emotieregulatie strategieën gebruiken
Emotieregulatie strategiën
- Herwaardering van de bedreigende cue. Bijv. spin is niet zo gevaarlijk.
- Afleiding. Bijv. iets anders gaan doen.
- Onderdrukken van gedachten. Bijv. ik zou niet over spinnen na moeten denken
Central Nucleus
Een deel van de amygdala, betrokken bij de verwerking van angst en angstgerelateerd gedrag.
De centrale kern staat in verbinding met de hersenstam en veroorzaakt fysiologische veranderingen.
Hippocampus
Een belangrijk deel van het limbisch systeem, essentieel voor het vormen van nieuwe herinneringen, leren, ruimtelijke navigatie en het reguleren van emotionele reacties.
Lateral nucleus
Een deel van de amygdala, verantwoordelijk voor het verwerken van emotionele prikkels en het vormen van associaties tussen stimuli en emotionele reacties.
De laterale nucleus ontvangt input van sensorische gebieden in de hersenen en stuurt deze signalen door naar de basolaterale, de accessoire basale en de centrale kernen.
wat is het verschil tussen emotioneel leren en declaratief leren
Emotioneel leren is geen declaratief leren.
Emotioneel leren: De amygdala speelt een essentiële rol bij het reguleren van de opslag en sterkte van herinneringen.
Declaratief leren/geheugen: hippocampus (en cortex)
Emoties zijn bewuste producten van onbewuste processen, en bewustzijn is een voorwaarde voor subjectieve emotionele stress. Emotionele ervaringen zijn het resultaat van het activeren van systemen van gedragsaanpassing die door evolutie behouden zijn gebleven.
Wat wordt er bedoeld met een hyperactieve amygdala bij angststoornissen?
Bij angststoornissen is er vaak sprake van verhoogde activiteit in de amygdala, wat kan leiden tot symptomen van angst.
Welke neurotransmitters zijn betrokken bij angst?
Corticotropin-releasing factor (CRF), noradrenaline, epinefrine, gamma-aminoboterzuur (GABA) en serotonine zijn neurotransmitters die een rol spelen bij angst.
Corticotropin-releasing factor reguleert de reactie op stress en de afgifte van stresshormonen.
Noradrenaline verhoogt emotioneel geheugen en arousal, en wordt vrijgegeven door de Locus Coeruleus, wat zorgt voor verhoogde alertheid en aandacht voor relevante stimuli.
GABA, serotonine en stimulatie van alpha2-adrenerge autoreceptoren remmen de activiteit van de Locus Coeruleus.
Serotonine heeft anxiolytische effecten en wordt beïnvloed door omgevingsgebeurtenissen en stress tijdens de vroege ontwikkeling.
Welke medicijnen kunnen angst verminderen?
Benzodiazepines, tricyclische antidepressiva (TCA’s), monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers) en selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) kunnen de activiteit van de Locus Coeruleus verminderen en angst verminderen.
Benzodiazepines en barbituraten versterken de werking van GABA, wat resulteert in sedatie, verminderde angst en anticonvulsieve effecten.
MAO-remmers en TCA’s kunnen effectief zijn bij de behandeling van bepaalde angststoornissen, maar kunnen bijwerkingen hebben.
SSRI’s versterken de functie van serotonine en zijn effectief gebleken bij de behandeling van angststoornissen, hoewel het effect enkele weken kan duren.
Wat zijn enkele neurotransmitters die betrokken zijn bij de ontwikkeling van angststoornissen?
Noradrenaline, serotonine en GABA spelen allemaal een rol bij de ontwikkeling van angststoornissen.
Noradrenaline en serotonine kunnen de emotionele reactie beïnvloeden en veranderingen in hun functie tijdens pre- of vroege postnatale ontwikkeling kunnen bijdragen aan het ontstaan van angststoornissen later in het leven.
GABA is een belangrijke remmende neurotransmitter die een rol speelt in het reguleren van angst.
Veranderingen in de functie van deze neurotransmitters kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van angststoornissen.
Welke hersengebieden vertonen veranderingen in activiteit en morfologie bij angststoornissen?
De amygdala en de prefrontale cortex zijn twee hersengebieden die betrokken zijn bij angst en die veranderingen vertonen in activiteit en morfologie bij angststoornissen. Serotonine speelt een rol in de ontwikkeling van deze hersengebieden en polymorfisme van het SERT-gen kan emotionele reacties en angst versterken. Deze veranderingen kunnen bijdragen aan de emotionele symptomen die worden waargenomen bij angststoornissen.
Wat is een consistente bevinding in functionele neuroimaging-studies naar angststoornissen?
Hyperactiviteit van de amygdala tijdens symptoomopwekking, gerelateerd aan ervaren angstsymptomen.
Wat zijn de bevindingen van imaging studies bij PTSS?
Hyperactiviteit van de amygdala en hypoactiviteit in de mediale prefrontale cortex en de anterior cingulate cortex, samen met verminderde activiteit in de hippocampus.
De amygdala vertoont hyperactiviteit en resulteert in aanhoudende verhoogde angstreacties.
Hypoactiviteit in frontale regio’s beperkt het vermogen om angst te reguleren en angstuitdoving te bewerkstelligen.
Verminderde hippocampale activiteit wordt geassocieerd met moeilijkheden bij het identificeren van veilige situaties.